Bijbelstudies
- Maar eerst de kaper uit de cockp...
- Bruggenhoofd
- Blijdschap kwijt
- Kijk met Kerstmis verder dan de ...
- Het leven van Abraham
- Het huis van God
- De Tabernakel - De gemeenschap m...
- Openbaringen uit de Openbaring...
- ADVENT
- REVOLTE - Een studie over 1 Samu...
- 10 Redenen waarom wij bidden...
- De tijdperken en gebeurtenissen ...
- Een koningin gezocht
- 10 Redenen waarom God mens werd...
- Een allernieuwst testament...
- De betekenis van kerstmis...
- Het Wonder Van Het Pinkstergebeu...
- Het Wonder Van Het Pinkstergebeu...
- Verkondigt alle landen
- Leven uit de rechtvaardigmaking...
- Leviticus
- Een vreemd antwoord
- Is dat nu een God van liefde...
- MATTHEUS
- JOHANNES 3:16
- De feesten des HEREN
- Goddelijke geheimen uit Galaten...
- De gouden keten
- Getuige worden van Zijn opstandi...
- Pasen - en dan
- Hij is het
- Consequenties van het grote kers...
- Flakkerende kaarsjes of een vlam...
- KERSTFEEST - maar nu eens een ke...
- Is het geen waanzin om te zingen...
- Kerstfeest: Oorlogfeest! (1968)...
- ADVENT - In het licht van het ni...
- Voor die engelen was het maar ge...
- ADVENT - En het geheim van een a...
- Opwekkingen in de bijbel Hizkia...
- Ezra - opwekkingen in de bijbel...
- Hemelvaart - Het machtige feest ...
- Pinksteren en de gemeenschap van...
- Pinksteren en de gemeenschap van...
- Redding of Roeping
- Hemelvaart - De grootste der chr...
- Hemelvaart - Christus leeft in m...
- Hemelvaart - Een mens op Gods Tr...
- Hemelvaart - De verheerlijkte He...
- De Beker
- De Tabernakel
- De toekomst begint vandaag!...
- Judas en ik...
- Mozes, een teleurgesteld man...
- Kerstfeest en onze frustraties!...
- Het geloof van Herodes!...
Bijbelstudie: De Tabernakel
We gaan het met elkaar hebben over...nee, nee, dat op die plaat is geen atoomexplosie, het is iets veel geweldigers!
Meer dan 3000 jaar geleden stond er ergens in het Midden-Oosten, om precies te zijn in de Sinaïwoestijn, het merkwaardigste gebouwtje, dat de wereld ooit had gezien. We noemen het de Tabernakel.
Uiterlijk was het helemaal niet zo opvallend. Feitelijk was het niet veel meer dan een grote tent en het stond op een vlakte in de woestijn, aan de voet van een berg, temidden van wat uit de verte wel
leek op een enorm bedoeïenenkamp. En toch was dit gebouwtje veel merkwaardiger dan al de sfinxen en piramiden van het machtige Egypte! Het was heel eenvoudig geconstrueerd, maar het heeft meer invloed gehad op de wereldgeschiedenis dan al de zeven wereldwonderen bij elkaar!
Waarom het zo merkwaardig was?
Het bouwplan.
In de eerste plaats omdat het niet door een mens was ontworpen, het bouwplan ervoor kwam van buiten onze planeet! God zelf was de architect.
In de tweede plaats heeft zich daarin de meest verbijsterende gebeurtenis sinds mensenheugenis voltrokken: er hebben zich krachten uit een andere wereld in gemanifesteerd. Gods heerlijkheid daalde erin neer.
In de derde plaats kunnen we zeggen dat een nauwkeurige beschrijving van dit gebouwtje, door de eeuwen heen, door miljoenen mensen zorgvuldig in hun huiskamer is bewaard!
En nu, na meer dan 3000 jaar, zijn er tientallen, zo niet honderden miljoenen mensen over alle werelddelen verspreid, die deze beschrijving in hun bezit hebben. U waarschijnlijk ook! En van welk ander gebouwtje ter wereld kan ooit zoiets gezegd worden?
Maar het allerbelangrijkste is wel, dat de levens van ontelbaar vele mensen ten goede zijn beïnvloed door het bestuderen van die beschrijving. Sommige levens zijn er zelfs radicaal door veranderd! Dat komt doordat alles in en aan dat gebouwtje een uitbeelding is van het evangelie van Jezus Christus, waarschijnlijk de mooiste, rijkste en duidelijkste uitbeelding die er in heel de Bijbel te vinden is.
Nu is er wel eens gezegd: als je een onderwerp gaat behandelen, doe dan drie dingen.
Ten eerste: vertel wat je gaat zeggen.
Ten tweede: zeg het.
Ten derde: vertel wat je gezegd hebt.
Akkoord, zullen we dan maar beginnen met te vertellen wat we gaan zeggen?
Laten we eerst naar die afbeeldingen kijken. God had het volk Israël na een langdurige en gruwelijke slavernij in Egypte, uit de macht van de Farao gered.
Dit volk was in de paasnacht opgebroken en het was door de Schelfzee gegaan, de woestijn in, om op te trekken naar het beloofde land Kanaän. Onderweg in de Sinaï woestijn, gaf God het bevel de Tabernakel te bouwen. Deze werd Zijn Tempel temidden van Zijn verloste volk. God zelf kwam in hun midden wonen. En Hij kwam tot hen, opat zij tot Hem zouden kunnen komen.
De omheining en de Poort.
Als we naar de algemene afbeeldingen van de Tabernakel kijken, zien we het eigenlijke gebouw, met er omheen een soort omheining van wit linnen, opgehangen aan pilaren. Aan het ene einde, dat is aan de oostkant, is er een Poort, die uit een vierkleurig gordijn bestaat. Door die Poort komt men in de zogenaamde Voorhof. En in die Voorhof staat een groot Altaar en een Wasbekken.
Als een Israëliet tot God wilde naderen, moest hij door de Poort naar binnen gaan. Daarbij overschreed hij feitelijk een grenslijn, want die omheining vormde de grenslijn tussen 'buiten' en 'binnen'.
Voor ons, in deze tijd, zijn er geestelijk gezien ook twee mogelijkheden: we zijn 'binnen' of we zijn 'buiten', we zijn een kind van God of we zijn het niet.
Voor ons bestaat de Poort echter niet uit een stoffelijk gordijn, maar Jezus heeft gezegd:
Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden. Johannes 10:9.
Door Jezus als 'de Deur' doen wij de stap van 'buiten' naar 'binnen', Zo overschrijden wij de grenslijn en komen wij in het Koninkrijk Gods en dit betekent, dat wij Zijn heerschappij over ons leven aanvaarden, dat wij heel ons leven in Zijn handen leggen.
Dan zijn wij dus 'binnen', dan zijn wij gered, behouden of hoe men dat noemen wil. Dan behoren wij Christus toe. Dit staat tegenover het 'buiten' staan, het verloren zijn, het Christus niet toebehoren.
De allerbelangrijkste vraag in een mensenleven is dan ook: Ben ik 'binnen' of sta ik nog 'buiten'.
Wie de stap doet en door Christus als de Deur, de Poort, binnengaat, heeft daarmee echter het einddoel niet bereikt. Het is nog maar de eerste stap en daar moeten nog vele op volgen. Maar hij is dan toch in elk geval 'binnen', hij is nu het eigendom van de Heer.
Als we nu vooraf vertellen wat we gaan zeggen, dan is het eerste waar we het over hebben willen: de geestelijke betekenis van de Poort voor ons, tegenwoordig en hoe we door die Poort binnen moeten gaan.
Maar er is nog veel meer. De Israëliet, die door de Poort naar binnen stapte, zag daar allereerst het Grote Altaar. Dat was de plaats waar hij zijn offer moest brengen, de plaats voor de verzoening met God.
Dat altaar spreekt ons van het kruis. Het kruis is immers de plaats van Christus' offer voor ons, de plaats waar wij de verzoening vinden, de plaats waar wij in het reine komen met God.
Want bij het doorgaan van de Poort hebben wij wel ja gezegd tegen God, hebben wij wel Christus' heerschappij aanvaard, maar alleen als het zondenvraagstuk is opgelost kan Hij werkelijk Koning van ons leven zijn.
Na de Poort en het Altaar komen we aan het Wasvat. Dit is het derde waar we iets van willen zeggen. Het heeft te maken met de praktische reiniging van ons leven.
Maar zelfs als we dit allemaal hebben gehad, staan we alleen nog maar in de Voorhof. De Tabernakel heeft namelijk drie afdelingen:
Ten eerste de Voorhof,
ten tweede de Heilige plaats en
ten derde het Heilige der Heiligen.
Het is dan ook helemaal niet de bedoeling dat we in de eerste afdeling blijven staan. De bedoeling is dat we doorgaan naar de Heilige plaats, ja, zelfs nog verder, tot in het Heilige der Heiligen. Want dat is het einddoel! Daar staat de Troon van God!
Wat we gaan zeggen is dan, in het kort samengevat, dat er een weg is van Poort tot Troon en we willen het hebben over de volgende zeven stappen op die weg:
In de Voorhof hebben we dus:
De eerste stap: zoals gezegd, door de Poort.
De tweede stap: tot het Altaar; voor ons: het kruis.
De derde stap: tot het Wasvat, de praktische reiniging.
Vervolgens hebben we in de Heilige plaats:
De vierde stap: tot de Kandelaar, geestelijke verlichting.
De vijfde stap: tot de Tafel, geestelijke voeding.
De zesde stap: tot het Gouden Altaar, het gebedsleven.
En ten slotte in het Heilige der Heiligen:
De zevende stap: tot de Troon.
Het komen tot de Troon betekent het komen tot een vollere beleving van Gods heerschappij: het koninkrijk Gods binnen in ons. Het betekent ook het komen tot een diepere, intiemere gemeenschap met de Heer.
En hiermee hebben we dan verteld wat we gaan zeggen!
Er is nog enorm veel meer dat we niet hebben genoemd, maar voor het moment is dit denkelijk wel voldoende.
Goed, laten we het dan maar gaan zeggen!
Stellen we ons eerst even de situatie in de woestijn voor, zoals die was eer de Tabernakel werd gebouwd. Stellen we ons de grote, dorre zandvlakte voor, de steile rotsachtige Sinaï berg en het grote uitgestrekte tentenkamp van Israël.
Laten we dan ook proberen ons enigszins een voorstelling te maken van het enorme gebeuren toen God Zich daar boven op de berg manifesteerde. In Exodus 19 wordt het ons in de verzen 16-18 als volgt beschreven:
En het geschiedde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er donderslagen en bliksemstralen en een zware wolk op de berg waren en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in de legerplaats was, beefde.
En de berg Sinaï stond geheel in rook, omdat de Here daarop nederdaalde in vuur; de rook daarvan steeg op als de rook van een oven, en de gehele berg beefde zeer.
In hoofdstuk 24:17 staat:
De verschijning van de heerlijkheid des Heren was als verterend vuur op de top van de berg...
Maar dan komt het meest verrassende. Na al die overweldigende en verbijsterende natuurtaferelen daar in de hoogte, klinkt de stem van God in Exodus 25:8:
En zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen.
Die God, die Zich in bliksem en donder, in vuur en rook en aardbeving op de berg had gemanifesteerd, wilde nu neerdalen - is het wel te geloven? - in het midden van de legerplaats!
Als later de Tabernakel gebouwd is, lezen we in Exodus 40:34:
En de wolk bedekte de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel, zodat Mozes de tent der samenkomst niet kon binnengaan, want de wolk rustte daarop, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel.
Laten we ons nu een Israëliet voorstellen die 's morgens ontwaakt, de ingang van zijn tent openmaakt en naar buiten kijkt. Daar ziet hij dat merkwaardige gezicht: de wolkkolom rust op de Tabernakel. Onmiddellijk wordt hij er aan herinnerd: God is neergedaald om temidden van Zijn verloste volk woning te maken. Die grote, heerlijke, almachtige en eeuwige God is tot ons gekomen. Wat een onvoorstelbaar iets! Zulk een wonder was nog nooit eerder voorgekomen.
Veronderstel dan dat deze Israëliet een verlangen in zich voelt om tot God te naderen. Immers, daar, zo dicht bij, enkele honderden meters van zijn tent vandaan, daar was Hij, de Eeuwige! En was Hij niet gekomen om gemeenschap te zoeken met Zijn volk? Waarom er dan niet naar toe gestapt.
Maar dan valt zijn oog op de reusachtige omheining die de Tabernakel geheel omsluit. Deze tien el hoge muur van fijn getweernd linnen, schitterend in het licht van de opgaande zon, roept hem als het ware een onverbiddelijk halt toe. En dan herinnert hij zich de bliksemen, de donder, de rokende berg en de aardbevingen, ja, tot zulk een heilige God kan men inderdaad niet zo maar naderen. God is wel gekomen, maar Hij heeft zich verborgen achter die blinkend witte muur, ja, dieper weg nog: in het Heilige der Heiligen.
Een ogenblik later echter klaart zijn gezicht op. Zijn oog is gevallen op de open Poort. De prachtige gordijnen daarvan in blauwpurper, roodpurper, scharlaken en wit roepen hem als het ware toe: Welkom, kom toch binnen. De grote witte omheining, symbool van de verterende heiligheid Gods mag de weg versperren, de veelkleurige open Poort, een uitdrukking van de liefde van God, biedt de vrije toegang aan elk die wil.
We hebben zoëven gezien dat de Poort voor ons is Christus. En je kunt de omheining en de Poort van de Tabernakel uitstekend gebruiken om het evangelie te illustreren, begrijpelijk zelfs voor jonge kinderen.
Laten we het nu ook even heel eenvoudig doen. Misschien zullen sommigen er op de zondagsschool of vereniging gebruik van kunnen maken. Het is op deze manier geschikt voor kinderen zo tussen de acht en de tachtig jaar.
Uiteraard heeft men een tekening nodig. Een flanelbord van de Tabernakel leent zich er het beste voor. Je kunt er dan figuren opplakken en weer afhalen.
In gedachten zetten we nu voor de Poort een flanelfiguurtje, dat een man of een jongen voorstelt, die in een hautaine houding de Poort voorbij loopt. Op heel zijn gezicht staat te lezen: mij niet gezien! Ik doe niet aan de godsdienst, ik heb God niet nodig, ik ben zo ook wel gelukkig!
Zo zijn er velen! Het is ontzaglijk jammer, want zij missen het hele doel van het mens zijn. Zij missen het hoogste voor tijd en eeuwigheid.
Dan is er een tweede. Hij heeft wel enige interesse, maar zijn verstand zit hem in de weg, er zijn zoveel dingen die hij niet begrijpt, hij heeft zoveel vragen:
'Waarom zou het christendom het enige ware zijn?'
'Waarom zijn de kerken zo verdeeld?'
'Is dat een God van liefde, die al die oorlogen toelaat?'
'Is de Bijbel niet door mensen geschreven?'
En ga zo maar door.
Als hij op alle vragen een antwoord heeft gekregen, wil hij wel naar binnen. Maar nu blijft hij buiten.
Een derde staat bij de omheining met een grote ladder. Hij wil graag naar binnen, maar hij ziet helemaal niet in waarom hij nu juist door die Poort moet. Er zijn toch zeker wel meer wegen dan juist die ene! Hij zoekt zich liever een eigen weg en besluit om er maar op zijn eigen manier overheen te klimmen.
In hetzelfde hoofdstuk, waar Jezus Zichzelf de Deur noemt, spreekt Hij ook van mensen die op een andere plaats inklimmen en Hij noemt ze dieven en moordenaars. Johannes 10:1.
Is het niet buitengewoon merkwaardig dat de mens altijd maar weer probeert om binnen te komen op een andere manier dan via de zo klare en duidelijke weg, die God ons in Jezus heeft aangewezen? We zouden hele rijen van zogenaamde 'christelijke' godsdiensten kunnen opnoemen, waarin mensen zoeken op hun eigen manier binnen te komen en pertinent weigeren om de weg te gaan, die Hij zelf hun wijst. Wat kan hiervan toch de oorzaak zijn?
Er is één antwoord: hoogmoed, de oerzonde! De mens is bereid om godsdienstig te zijn, hij wil voor God werken, hij wil bidden en duizend andere dingen doen, als zijn hoogmoed er maar door wordt gestreeld en hij het gevoel kan hebben zelf iets te kunnen presteren. Het gevoel dat er in hemzelf toch nog wel iets goeds zit. Hij wil zelfs nog wel toegeven dat hij ook verkeerde dingen heeft, als we er maar bij zeggen dat heel diep weg 'onder het stof' toch het goede leeft, dat naar boven gehaald moet worden.
Kom echter bij hem aan met de Bijbelse boodschap dat er niets goeds aan hem is, dat hij een hulpeloze, verloren zondaar is, die zichzelf niet kan redden, dat hij volkomen van Christus afhankelijk is, ja, dan komt alles in hem in opstand. Dat 'neemt hij niet'.
We komen tot de vierde. Zoals in vrijwel alle dingen vervalt de mens, ook wat het evangelie betreft, maar al te vaak in een van de twee uitersten. In plaats van over de omheining heen te klimmen, probeert nummer vier er onderdoor te tunnelen.
Geestelijk bestaan er veel van zulke mensen. Ze bezitten een valse nederigheid. Het zijn de mensen die alsmaar bezig zijn met hun eigen zwakheden en zonden en tekortkomingen. Ze denken dat als ze zich maar voldoende diep kunnen vernederen, als ze maar voldoende spijt hebben van hun zonden, als ze maar voldoende diep in het stof liggen, als ze zichzelf maar genoeg kastijden, God ze uiteindelijk wel genadig zal zijn. Zoals de vorige bezig was met eigen kracht, zo is deze bezig met eigen zwakheid. Maar of je nu bezig bent met eigen kracht of dat je bezig bent met eigen zwakheid, in beide gevallen ben je bezig met jezelf! Of je het nu verwacht van je eigen inspanning of dat je het verwacht van je schuldbelijden, je verootmoediging, in beide gevallen verwacht je het van jezelf en niet van de Heer! Of je er overheen probeert te klimmen of dat je er onderdoor probeert te tunnelen, in geen van beide gevallen ga je door de Poort.
Dan volgt de vijfde. Deze staat naar de Poort te staren en vraagt zich alsmaar af: Zou ik wel uitverkoren zijn? Volgens hem moest er eigenlijk een groot spandoek boven de Poort hangen met de woorden:
Komt allen gij uitverkorenen!
Maar Gods uitnodiging is nooit aan uitverkorenen gericht, Gods uitnodiging is aan hen, die vermoeid en belast zijn!
Wanneer iemand nu maar, zonder zich over die uitverkiezing druk te maken, door de Poort stapt in het geloof, ziet hij, bij wijze van spreke, aan de binnenkant een spandoek met de woorden: In Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld.
Nummer zes staat voor de Poort en bidt en bidt en smeekt, als maar door, of hij binnen mag. Hij krijgt natuurlijk geen antwoord en hij zal ook geen antwoord krijgen. God heeft de deur opengedaan en gezegd dat we binnen moeten komen. Als iemand dat niet doet, kan hij tot zijn laatste snik zo blijven bidden. Hij moet geloven dat God meent wat Hij zegt en dat als Jezus zegt: Kom tot Mij, hij ook inderdaad moet komen, dat hij de ene stap door de Poort moet doen.
Zo, dat was een heel rijtje:
de man die voorbij liep.
de man die zoveel vragen had,
hij die over de omheining wilde klimmen,
hij die er onderdoor wilde,
hij die niet wist of hij wel uitverkoren was en
hij die alsmaar stond te bidden om binnengelaten te worden.
Maar we zijn er nog niet!
Er is een zevende. We zullen maar zeggen dat het een vrouw is, want ze is heel druk bezig met naaien; ze naait ijverig de hele Poort dicht, zodat noch zijzelf, noch iemand anders er ooit door zal kunnen. Het is niet dat ze niet wil, integendeel! Het is iemand van 'Och, mocht het me nog eens...' Deze mensen houden de Poort krampachtig dicht en doen het voorkomen alsof God die zo heel af en toe, heel even open doet om iemand binnen te laten en dan weer zo gauw mogelijk sluit, alsof Hij bang is dat het Koninkrijk Gods overbevolkt zou raken.
Deze mensen leggen alle nadruk eenzijdig op de hoge witte omheining van Gods heiligheid, die zondige mensen buitensluit, maar een Poort is er bij hen nauwelijks of niet te vinden. Er zijn hele streken in Nederland, die berucht zijn geworden door deze goddeloze houding. Gelukkig bestonden ze op de eerste pinksterdag nog niet, want ze zouden nooit hebben toegestaan dat 3000 mensen op één dag door de Poort naar binnen gingen!
Al met al zien we hoe buitengewoon vindingrijk de mens is, hoe hij van alles en nog wat bedenkt om maar niet die ene stap door de Poort te hoeven doen. Wat een verademing is het om te weten dat het maar één stap is! We denken hierbij aan het bekende lied:
't Is maar één stap tot Jezus
waarom 't dan niet gedaan?
Kom en belijd uw zonden,
Uw Heiland neemt u aan.
't Is maar één stap. Dat is het inderdaad. En toch is het een grote stap, de allerbelangrijkste stap van heel ons leven! En we moeten er voor oppassen om deze ene stap niet in verkeerde zin goedkoop voor te stellen. Het is en blijft waar, dat het maar één stap is tot Jezus, maar die ene stap heeft dan toch maar tot gevolg dat alles in ons leven radicaal verandert. Want die ene stap is een stap uit het rijk van de hel naar heel het Koninkrijk van Christus!
Het is enorm gevaarlijk om de Poort, zoals gezegd, dicht te naaien, er bestaat echter ook een ander uiterste, dat misschien even gevaarlijk is. Er zijn namelijk groepen, vrij grote groepen zelfs, die de Poort willen opengooien, maar die tegelijkertijd de gehele witte linnen omheining volkomen afbreken!
Dit is de laatste groep waar we het nu over hebben willen.
Terwijl sommigen een enorme muur hebben zonder Poort, hebben anderen weer een enorme Poort, zonder muur.
Hoe dit mogelijk is?
Dat kun je doen door eens eenzijdig alle nadruk te leggen op de liefde van God en Zijn heiligheid te verdoezelen. Het mag erg oneerbiedig klinken, maar er is wel eens gezegd, dat God vaak niet wordt voorgesteld als onze hemelse Vader, maar veeleer als een gezapige oude grootvader.
Het kan gedaan worden door een zoutloos, zoetsappig evangelie te verkondigen. Hoe dikwijls bijvoorbeeld wordt er niet gezegd: Geloof nu maar dat Jezus voor je zonden gestorven is en je bent een kind van God!
Laten we dit even als volgt bekijken: het gaan door de Poort is voor ons een overschrijden van een grens. Want de omheining van wit linnen symboliseert de grens van het Koninkrijk Gods. Wanneer nu iemand bijvoorbeeld per auto naar België reist, dan merkt hij normaal weinig van de grens, hij heeft weinig oponthoud. Naar Duitsland ook niet. Vergeleken met jaren terug zijn de grenzen, om het zo te zeggen, heel erg afgebroken. Maar voor iemand die vanuit een dictatuurstaat naar de vrije wereld wil vluchten, ligt dat heel anders! Hij is wezenlijk een gevangene in eigen land en een vlucht daaruit is een hele onderneming. Als die vlucht gelukt, dan is hij feitelijk uit een slavernij ontkomen en in totaal andere levensomstandigheden terechtgekomen.
Denk nu aan die woorden in Colossenzen 1:13
Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben...
Dat is de betekenis van door de Poort gaan voor ons! Iedereen die door Christus wordt gered, maakt de enorme overgang mee van het slaaf van satan zijn, naar het kind van God zijn. Niet iedereen beleeft dit zo dramatisch, voor sommigen echter is het bewust een enorme overgang.
Zij dan, die het witte linnen slopen hebben geen idee hoe groot deze overgang is. Maar de praktijk leert dat er voor de bevrijding van sommige mensen een gruwelijke strijd geleverd moet worden.
Dat is de ene kant: het 'verlost zijn', het 'getrokken zijn' uit de macht der duisternis. Maar we willen het nu meer hebben over de andere kant: over het 'naar binnen gaan'. Dus niet zo zeer over het ergens 'uit' gehaald worden als wel over het gaan door de Poort.
Laten we nog even doorgaan op die grens. Elk land heeft een hoofdstad, een regeringszetel en ook een grens. Het Heilige der Heiligen, waar God in woonde, was om zo te zeggen Zijn Hoofdstad. De Ark des Verbonds was Zijn Troon, Zijn regeringszetel. En de grens? Deze is de omheining van wit linnen. Uiteraard is de Poort dan de grensovergang. Via die grensovergang komen we in het Koninkrijk binnen.
Laten we daar nog even goed de nadruk op leggen. Voor ons betekent het binnenkomen door de poort, het binnenkomen in het Koninkrijk Gods.
Jawel, maar wat betekent heel concreet het binnenkomen in het Koninkrijk Gods? Waar is het Koninkrijk Gods?
Het Koninkrijk Gods is overal waar God heerst!
En het binnenkomen in het Koninkrijk Gods betekent het je stellen onder Gods heerschappij, dus het accepteren van Gods wil voor heel je leven.
Om weer even terug te komen op het voorbeeld van een buitenlandse reis: als we de grens overschrijden, bijvoorbeeld naar Duitsland, dan stellen we ons bij die grensoverschrijding automatisch onder de Duitse wet. Dat doen we meestal onbewust. Er zullen weinig mensen zijn die, als ze met hun auto de slagboom passeren, bij zichzelf denken: Op dit moment stel ik me onder de Duitse wetgeving. Iemand echter die uit een dictatuurstaat naar de vrijheid vlucht, denkt er des te meer aan!
En geldt dit laatste niet, geestelijk gezien, voor ons? Bij het doen van die ene stap door de Poort, bij het overschrijden van de grens dus, zeggen we een radicaal 'nee' tegen het hele rijk van de hel en een in principe 'ja' tegen de Heer, tegen de Troon in het Heilige der Heiligen.
Met andere woorden dan: wie ingaat door 'Christus als de Deur' is niet 'alleen maar' bevrijd van het oude, maar hij aanvaardt daarbij in principe het nieuwe:
De volle heerschappij van Christus over héél zijn leven!
Al te vaak echter wordt het evangelie zo verkondigd, dat er eigenlijk van de grensoverschrijding geen sprake is. Velen aanvaarden Jezus 'alleen maar' als Heiland, ze komen dus tot het Altaar zonder de omheining te passeren. Dikwijls worden zulke mensen dan later meegesleept naar allerlei conferenties, weekends, bijzondere samenkomsten en dergelijke, in de hoop dat ze ook nog eens tot 'volle overgave' zullen komen. Maar zó werd het evangelie in het Nieuwe Testament niet verkondigd!
Trouwens, de doophandeling hield toen heel sterk de gedachte in van een radicale overgang. Het betekende een sterven aan heel het oude leven en een opstaan tot een totaal nieuw leven.
Zien we nu hoe funest het is als we de omheining gaan slopen, dat wil zeggen als we de grenzen verdoezelen! Doordat de mensen dan niet hebben geleerd om radicaal te breken met alles wat van de verkeerde kant is, gaan ze van twee walletjes eten. Ze aanvaarden wel de vergeving in Christus, maar ze proberen met één been in het Koninkrijk Gods te staan en met het andere been in het rijk van de hel. Ze blijven spelen met de zonde, met occultisme en met allerlei dat verderfelijk is. De tragische consequenties hiervan kunnen we overal in onze christenheid om ons heen zien!
Er lopen in Nederland hele volksstammen rond, die er met een zoet lijntje toe gebracht zijn om Jezus als Heiland te aanvaarden, maar die er nog nooit met één haar van hun hoofd aan gedacht hebben Hem werkelijk te gaan gehoorzamen! En als men toch wel een beetje gehoorzaamt, dan doet men dat precies in zoverre als men dat zelf wil. Maar als ik zelf uitmaak in hoever ik God gehoorzamen wil, wie is er dan de baas van mijn leven??
Opvallend is ook, dat als je mensen vraagt hoe het geestelijk met ze staat, ze vaak antwoorden: "U moet niet denken, dat ik een heiden ben, ik geloof heus wel!". Maar nooit en te nimmer zullen ze zeggen: "Ik gehoorzaam heus wel!".
Het zou een enorme zegen zijn als al die zoetsappige, lauwe, halfhartige zogenaamde 'christenen' eens met een geestelijke atoombom flink wakker geschud werden. En wie weet, misschien komt er ook nog heel gauw een letterlijke atoombom bij te pas. Beter zou het zijn wanneer dit niet nodig was en dat men zonder dat het evangelie eens wat meer ging prediken, zoals het in het Nieuwe Testament staat!
Maar, zegt iemand, wie kan er dan zalig worden? Als de Poort ingaan betekent honderd procent gehoorzaam zijn, wie kan dat opbrengen?
Dat hebben we helemaal niet gezegd! Jezus neemt de zondaars aan en niet honderd procent gehoorzame mensen. Wij worden ook niet gered door onze gehoorzaamheid, maar door de gehoorzaamheid van Christus. Wat wel van ons wordt gevraagd, is dat we ons van harte buigen voor de Koning en Hem in principe als Heer van ons leven aanvaarden.
Vanzelfsprekend kunnen we de Heer niet in eigen kracht gehoorzamen, daartoe hebben we de vervulling met de Heilige Geest nodig. Die vervulling kunnen we bij de Poort ontvangen.
De hoofdman Cornelius uit Handelingen 10, is hier een voorbeeld van. Bij het luisteren naar de boodschap van Petrus stapte hij door de Poort en zonder nog gedoopt te zijn, zonder nog iets van het Altaar van het kruis te hebben verstaan, ontving hij, dadelijk bij de Poort, een machtige vervulling met de Geest van God.
In de Tabernakel stelt de weg van Poort tot Troon dan ook de weg voor van de geestelijke ontwikkeling, de weg van het van harte 'ja' zeggen tot het van harte 'ja' kunnen doen.
Maar wanneer we tegen iemand zeggen: "Geloof nu maar dat Jezus voor je zonden gestorven is, dan ben je een kind van God", is dat dan niet een misdadige verdraaiing van het evangelie? Uiteraard ligt dat anders als we de blijde boodschap brengen aan een zwaar zieke of een stervende.
Zo is het dan een ramp wanneer mensen de Poort 'dichtnaaien', maar het is evenzeer een ramp wanneer men de omheining 'sloopt' en dan het Altaar 'ergens midden op het open veld neerzet'!
En als iemand nu vraagt: "Hoe moet ik dan door die Poort naar binnengaan?" is ons antwoord: "Ga op je knieën tot Christus, keer de vuilnisbak van je leven ondersteboven, dat wil zeggen: belijd elke bekende zonde, aanvaard Hem als Heer, als Koning van je leven, dank Hem voor de vergeving der zonden en ook daarvoor, dat je op datzelfde moment die ene stap hebt mogen doen en dat je nu binnen mag zijn". En wanneer iemand de boodschap van het Altaar, de boodschap van het kruis verstaat, laat hij dan ook nog met heel zijn hart er voor danken dat Jezus aan dat kruis voor zijn zonden is gestorven, en bovenal dat Hij is opgewekt en gezeten op de Troon van het heelal!
Het Grote Altaar.
We willen het nu hebben over het Grote Altaar.
We zijn nu zolang bij de omheining en de Poort blijven staan en het wordt de hoogste tijd om verder te gaan. Niet dat we deze twee onderwerpen uitgeput hebben, integendeel! Er valt nog veel te zeggen over de pilaren van de omheining, hun zilveren overtrekken, hun dwarsstangen, haken en koperen voeten, ook over de pilaren van de Poort en over de vier kleuren daarvan. Maar we willen op het moment de grote lijn vasthouden: de lijn van 'Poort tot Troon'.
We stappen dan in gedachten de Poort binnen en het eerste wat we zien is het Grote Altaar. Laten we dat even bekijken.
Het is wel het grootste voorwerp van de Tabernakel. Waarschijnlijk konden we alle andere voorwerpen er tegelijkertijd inleggen.
Het materiaal bestond uit acaciahout overtrokken met koper.
Waartoe diende dit Altaar nu eigenlijk?
Hier werden de offerdieren geslacht. Wanneer een Israëliet contact zocht met God, dan kwam hij met zijn offer naar dit Altaar. We kunnen nu niet stilstaan bij het verschil tussen brandoffers en spijsoffers en vredeoffers en zondoffers en schuldoffers, maar we kunnen wel zeggen dat ze alle een voorafschaduwing waren van het ene grote offer van onze Here Jezus Christus.
Wanneer we aan dat Altaar denken, zou de vraag wel eens bij ons kunnen oprijzen: was het brengen van al die offers nu wel noodzakelijk? Als God toch een God van liefde is, had Hij dan niet zonder dat Zijn schepselen vergeving kunnen schenken en hen kunnen aannemen? Had Hij de zonde niet een beetje door de vingers kunnen zien?
En wat ons tegenwoordig betreft: was het nu werkelijk noodzakelijk dat Jezus voor onze zonde moest lijden en sterven? Had God, als God van liefde, ons niet zonder dat Zijn vergeving kunnen schenken?
Dat zou inderdaad gekund hebben, als God alleen maar liefde was geweest en niet heilig! Maar Hij is beide. Zijn liefde moge oneindig zijn, Zijn heiligheid is het echter evenzeer!
God is zeker de liefdevolle Schepper van het heelal, doch Hij is ook de rechtvaardige en heilige Rechter.
Stellen we ons eens een aardse rechter voor, die uit persoonlijke sympathie en uit medelijden een schuldige vrijspreekt! Hij draagt de beklaagde een goed hart toe en straft hem dus maar niet! Zou hij niet al heel gauw 'rechter af' zijn?
En de grote Rechter van het ganse heelal dan?
Er is een bekend verhaal van een rechter die eens in een - dergelijke - heel moeilijke situatie kwam te verkeren. Hij moest recht spreken over een gewezen vriend. Jaren tevoren, in hun studententijd, hadden ze veel met elkaar opgetrokken, na die tijd hadden ze het contact met elkaar verloren. En nu opeens stonden ze weer oog in oog, de één als rechter, de ander als verdachte. Een hoogst pijnlijke situatie.
Wat moest de rechter doen? Als hij een lichte straf oplegde, zouden de mensen zeggen: "Hé, je kon wel merken dat het een vriendje van hem was!"Als de rechter daarentegen een zware eis stelde, zouden de mensen zeggen: "Nou, nou, van je vrienden moet je het maar hebben!"
Om kort te gaan, de rechter legde de hoogst mogelijke straf op, de allerhoogste geldboete, die de wet voor het onderhavige vergrijp toeliet, laten we zeggen een boete van duizend gulden. In de rechtzaal heerste verbazing.
Maar na de zitting stapte de rechter naar de veroordeelde toe, nam zijn portefeuille uit zijn zak en telde duizend gulden neer...
Wie kon hem toen nog bekritiseren? Had hij aan het recht van de wet voldaan? Voor de volle honderd procent. Hij had de hoogste boete geëist, hij kon niet verder gaan. Had hij ook aan zijn vriendschap voldaan...?
Zo heeft ook onze hemelse Vader de allerzwaarste straf geëist:
De ziel die zondigt, die zal sterven.
Maar hij heeft niet volstaan met - bij wijze van spreken - een portefeuille uit Zijn zak te nemen, nee, God heeft in Christus de ontzettende prijs van de dood betaald.
Voor de rechter was het brengen van een geldelijk offer de enige manier om zijn vriend van de gevangenis te redden. Voor Christus was het brengen van het offer van Zijn leven de enige manier om ons te redden van het Goddelijk oordeel. En het Altaar in de Voorhof, daar net even binnen de Poort, is een heenwijzing naar dat allergrootste offer aller tijden.
Maar nu komen we aan een uitermate belangrijke vraag: Wanneer wordt iemand het eigendom van Christus? Wanneer wordt hij een kind van God? Is dat als hij 'door de Poort stapt' of is het pas als hij bij 'het Altaar van het kruis' komt?
Het antwoord is: op het moment dat wij 'door de Poort' naar binnen stappen. Op dat ogenblik neemt God ons aan op grond van het offer van Christus, zelfs al begrijpen we nog niets van de betekenis van dat offer, dus van de betekenis van het kruis.
Maar de zekerheid en de blijdschap krijgen we als, en in de mate dat we 'het Altaar' leren verstaan.
In het eeuwenoude boek van Bunyan: 'Eens christenreize naar de eeuwigheid', een tijdlang het meest verkochte boek na de Bijbel, komt zijn figuur christen met een zwaar pak op zijn rug door een Poort. Een eind verderop komt hij bij het kruis en daar valt het zware pak van hem af. Nu hebben velen gedacht dat dat pak de zonde voorstelde, maar dat is niet waar. Dat zware pak stelt voor: het zondebewustzijn!
Op het moment dat hij door de Poort stapte, werd, van Gods kant gezien, de zonde van hem afgenomen. Maar pas toen hij de betekenis van het kruis begon te begrijpen, ja toen pas viel het enorme pak van het zondebewustzijn van hem af.
Nemen we een veel ouder voorbeeld: dat van de bekering van Saulus van Tarsen. Toen hij op de Damaskusweg de stem van Jezus hoorde en in hoogste ontsteltenis uitriep: Here, wat moet ik doen? Handelingen 22:10, stapte hij op dat moment door de Poort en aanvaardde hij in principe de Troon. Op dat moment van overgave werden hem, om Christus' wil, zijn zonden vergeven en werd hij aangenomen door de Heer. Maar als iemand hem op dat ogenblik had gevraagd: "Maar Saulus, gelooft u nu werkelijk in de vergeving door het bloed van Christus?" dan zou hij in de allerverste verte niet hebben geweten, waar men het over had. Bij die eerste stap door de Poort stond hij wel in de volle waarde en betekenis van het offer en het bloed van Christus, maar hij had nog niets van het Altaar gezien. Uiteraard is hij wel heel spoedig daarna tot het Altaar gekomen.
Waar wij zo sterk tegen protesteren is, dat zovelen in de verkondiging de Poort overslaan en dadelijk maar beginnen bij het Altaar van het kruis.
In de Handelingen der Apostelen zien we dan ook dat de eerste christenen steeds bij de Poort begonnen en niet bij het Altaar.
Laten we een enkel voorbeeld noemen.
Nergens in de Handelingen lees je dat men sprak over het offer van Christus voor ons, dus over het Altaar.
Nergens lees je dat men tegen ongelovigen zei: Jezus is voor onze zonden gestorven.
Nergens lees je dat er tegen onbekeerden werd gesproken over het bloed van Christus.
Niets van dat alles. Maar wij doen volkomen anders dan zij.
Wij verkondigen aan ongelovigen Jezus' dood en aan gelovigen - soms - Zijn opstanding. Zij verkondigden aan ongelovigen Jezus' opstanding en aan gelovigen de betekenis van Zijn dood.
Wij verkondigen aan onbekeerden Zijn kruis en aan bekeerden heel misschien Zijn verheerlijking. Zij verkondigden aan onbekeerden Zijn verheerlijking en aan bekeerden de betekenis van Zijn kruis.
Wij verkondigen aan buitenstaanders het offer van Christus en de dogmatiek van de verzoening, de boodschap van het Altaar dus. Zij verkondigden aan buitenstaanders niet de dogmatiek van de verzoening, maar de Persoon van de levende Heer, de boodschap dus van de Poort.
Wij verkondigen Jezus in de eerste plaats als Heiland, zij verkondigden Hem destijds in de eerste plaats als Heer!
Wij stellen het evangelie vaak als volgt voor: De mens is zondaar, Jezus is voor zondaren gestorven, geloof dat nu maar, dan word je een kind van God.
Maar nergens in de hele Bijbel vinden we er ook maar één enkel voorbeeld van, dat het evangelie ooit zo werd verkondigd.
Er wordt vaak gesproken van: zondaren brengen aan de voet van het kruis. We konden beter zeggen: zondaren brengen door de Poort.
Het is heel erg de moeite waard om de Handelingen eens biddend door te lezen en te zien hoe de boodschap toen werd verkondigd. Wie dat doet, krijgt er zeker een machtige zegen van!
Neem de pinksterboodschap van Petrus in Handelingen 2.
Wat een machtige verkondiging van de opstanding van de Here Jezus, van Zijn Hemelvaart, van Zijn troonsbestijging, van Zijn 'Here' zijn!
Neem zijn toespraak in Handelingen 3. Zie hoe hij zijn verkondiging begint met te zeggen dat God Zijn Knecht Jezus heeft verheerlijkt!
Een evangelisatiepreek uitgaande van Hemelvaart!
En zo ook verder in Handelingen. Altijd weer staat de Persoon van de levende en verheerlijkte Heer in het middelpunt!
Als wij ook eens eerst 'de Poort' gingen prediken en daarna pas 'het Altaar' zou dat niet een revolutie kunnen betekenen in onze verkondiging? Misschien ook wel een revolutie in de resultaten!
De vraag was dan:
Wanneer wordt iemand het eigendom van Christus, wanneer wordt hij een kind van God? Als hij door de Poort stapt of als hij bij het Altaar van het kruis komt?
Het antwoord was: Op het moment dat wij door de Poort naar binnen stappen en niet pas als wij het Altaar leren verstaan.
Laat nu niemand de indruk krijgen dat wij het Altaar van het kruis onbelangrijk vinden. Duizendmaal nee! Als we door de Poort gegaan zijn is het Altaar datgene wat ons het allereerst wordt getoond.
Het ingaan door de Poort betekent Christus aanvaarden als Koning van ons leven. Hoe echter zou Christus ooit in de praktijk Koning kunnen zijn over een mens in wiens leven zonde en onreinheid is?
Jesaja zegt: ...uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort. Jesaja 59:2.
Het Altaar van het kruis is absoluut noodzakelijk om al de obstakels op te ruimen, die Christus' heerschappij in ons leven in de weg zouden kunnen staan. Let wel, dat we niet in de eerste plaats zeggen dat het kruis noodzakelijk is om ons blij en gelukkig te maken. Dat komt op het tweede plan.
Het Altaar spreekt ons echter niet alleen over Christus' sterven voor ons, het spreekt ons evenzeer van ons medegekruisigd zijn met Hem. We dienen niet alleen de vergeving der zonden te hebben, maar heel de heerschappij van de 'oude mens' in ons dient te worden verbroken, wil Christus werkelijk in de praktijk de heerschappij over ons leven verkrijgen.
Er is wel eens opgemerkt: Als ik aan het kruis ben, is Christus op de troon, maar als ik op de troon ben, is Christus weer aan het kruis!
En nu iets over het Wasvat.
Naast het Altaar is het Wasvat het enige voorwerp in de Voorhof. Het is ook het enige voorwerp van de Tabernakel, waarvan we noch vorm noch maat weten. Wel weten we dat het een waterbassin was met een voet en dat het helemaal van koper was gemaakt. Verder weten we dat de priesters daarin handen en voeten moesten wassen als ze bij het Altaar dienden of als ze in de Heilige plaats ingingen
Om voor onszelf de betekenis ervan te begrijpen, willen we uitgaan van de volgende vraag - maar pas op, het is een beetje een strikvraag - het is deze: Wat is nu waar, moeten wij in ons geestelijk leven onszelf reinigen of worden wij gereinigd?
De meeste mensen zullen onmiddellijk antwoorden: We worden gereinigd. Er staat immers in 1 Johannes 1:7: Het bloed van Jezus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde.
Dat is inderdaad waar. Maar in deze zelfde 1ste Johannes brief, in hoofdstuk 3:2,3 lezen we: ...als Hij zal geopenbaard zijn, zullen wij Hem gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich...
Het is dus beide waar. Er is een zin waarin we gereinigd worden, dat is bij het Altaar, door het bloed. En er is ook een zin waarin we onszelf dienen te reinigen, dat is bij het Wasvat, met water.
Het verschil is het volgende. Bij het Altaar van het kruis vindt er een reiniging plaats van ons geweten door het bloed van Christus. Dat doet de Heer. Maar ook als onze zonden ons vergeven zijn, rust op ons nog de verantwoordelijkheid om ons leven praktisch te reinigen van het verkeerde, onze 'handen en voeten' te wassen van 'het stof van de woestijn'. Dit gebeurt bij het Wasvat.
Om een concreet voorbeeld te noemen: als iemand knielt bij het kruis van Christus voor de vergeving van zijn zonden, maar daarna toch nog doorgaat om zijn gedachteleven te besmeuren met vuile lectuur of andere vuile dingen, dan gaat het mis in zijn geestelijk leven. Dan verliest hij zijn vrede, zijn blijdschap, zijn kracht. Alleen wanneer hij zich aan het Wasvat reinigt door de kracht van het Woord en de Geest van God, zal hij weer de blijdschap en de kracht van het geloof kunnen ervaren.
In 2 Corinthiërs 7:1 zegt Paulus: Daar wij nu deze beloften bezitten geliefden, laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods.
Wanneer we nu deze twee aspecten van de reiniging vergelijken, dan zien we hoe de vrijzinnigheid veelal de nadruk gelegd heeft op het Wasvat, ten koste van het Altaar. Men houdt niet van al dat dogmatische, men ziet geen heil in die 'bloedtheologie'. Het 'goed mens zijn', het 'als goed mens leven', dat is het wat bij hen op de voorgrond staat.
Bij de orthodoxie ziet men echter maar al te dikwijls juist het andere uiterste. Men legt veelal de nadruk op het Altaar ten koste van het Wasvat. Men aanvaardt de vergeving der zonden, maar dan zegt men: Och, je blijft toch je hele leven maar zondaar! En dat is één van die halve waarheden die veel erger zijn dan de leugen!
Dat zijn dan weer twee uitersten waarin mensen vervallen. Maar de Bijbel toont ons ook hier weer een volmaakt evenwicht, het evenwicht tussen Altaar en Wasvat.
Wie het water van het Wasvat neemt en poogt zijn leven te reinigen zonder het bloed van het Altaar, wie dus poogt een goed mens te zijn, zonder innerlijk te zijn gereinigd door het bloed van Christus, kan in vele gevallen wel een aardig goede schijn ophouden, maar voor God is dit waardeloos. Want wat zonder het kruis gebeurt, gebeurt ook zonder Gods Geest. Zonder Pasen kan er geen Pinksteren zijn. En wat zonder Gods Geest gebeurt, gebeurt in eigen kracht. En wat in eigen kracht gebeurt, is alleen maar tot eer van de mens zelf en niet tot eer van God!
En omgekeerd, wie het bloed neemt zonder het water, dus wie de vergeving der zonden aanvaardt zonder de praktische reiniging van zijn leven door de Geest van God, dat is Pasen zonder Pinksteren, openbaart eveneens een leven, dat voor God waardeloos is. Dergelijke orthodoxen zijn er oorzaak van dat anderen uit reactie vrijzinnig worden.
Nu zegt het spreekwoord: De uitersten raken elkaar! En dat is hier ook zo, want ze hebben dit met elkaar gemeen, dat ze de kracht van de Heer niet kennen.
De Heilige plaats.
En nu wordt het de hoogste tijd om binnen te gaan in de Heilige plaats.
We hebben al gezien dat de tabernakel uit 3 afdelingen bestaat:
Voorhof
Heiligdom
Allerheiligste
Door een groot gordijn van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen, aan vijf pilaren gehangen, komen we in de Heilige plaats.
Het eigenlijke gebouw bestaat uit twee zijwanden en een achterwand van verticale planken met goud overdekt. Het geheel is 30 el lang, het Heiligdom 20 el en het Allerheiligste 10 el. Hoogte en breedte zijn ook 10 el. Een houten dak is er niet, maar over het geheel liggen vier lagen van gordijnen, tentkleden en dekkleden. In Exodus 26 kan men dat allemaal wel lezen.
In de voorste afdeling zien we weer 3 voorwerpen:
De Gouden Kandelaar
De Tafel der Toonbroden
Het Gouden Altaar
Wat is nu de algemene betekenis van de Heilige plaats?
Altaar en Wasvat in de voorhof dienden voor de reiniging, de voorwerpen in het Heiligdom dienen voor opbouw.
De Gouden Kandelaar spreekt ons van de verlichting van de Heilige Geest. Zonder dat licht kunnen we onmogelijk groeien.
De Tafel met Brood spreekt van de geestelijke voeding door het Woord van God.
Het Gouden Altaar.
Het Gouden Altaar symboliseert het gebedsleven. Zie maar eens in Openbaring 8:3: En er kwam een andere engel, die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan, en hem werd veel reukwerk geschonken om het te geven, met de gebeden van alle heiligen, op het gouden altaar voor de troon.
Hoewel er enorm veel meer van te vertellen valt, kan men van de voorwerpen in het Heilige dit zeggen: de Tafel van Gods Woord en het Gouden Altaar van het gebed staan beide in het licht van de Kandelaar, dat is: het licht van de Heilige Geest.
Het is dan duidelijk dat dit geheel is voor de geestelijke opbouw, in tegenstelling tot de voorwerpen in de Voorhof.
We kunnen zeggen: in de Voorhof komt de patiënt die aan de zonde lijdt onder het operatiemes; in het Heiligdom krijgt hij, na de operatie, versterkende middelen toegediend.
Als iemand een gevaarlijk gezwel heeft waaraan hij geopereerd moet worden en hij in plaats daarvan alleen maar versterkende middelen slikt, dan gaat hij dood. Omgekeerd, wanneer men alsmaar aan iemand blijft opereren, zonder toediening van versterkende middelen, gaat hij nog gauwer dood. Ook hier hebben we weer die twee uitersten, waarin men geestelijk zo dikwijls vervalt.
Nu zijn Kandelaar, Tafel en Gouden Altaar alle drie onmisbaar voor ons geestelijk leven.
Iemand kan bijvoorbeeld een 'heel goedgedekte tafel ' hebben, hij kan veel uit de Bijbel horen, het kan zelfs het allerbeste geestelijke brood zijn wat er maar te krijgen is, maar als hij geen gebruik maakt van het Gouden Altaar van het gebed, dan zal het hem allemaal weinig baten. Zo iemand wordt alleen maar een 'schriftgeleerde' van dat soort, waardoor Jezus werd vermoord!
Het is opvallend hoeveel mensen er zijn die veel uit de Bijbel weten, er zich ook werkelijk voor interesseren, er vol van zijn en toch..., en toch..., er gaat weinig of niets van hen uit. Het gebedsleven is het zwakke punt.
Het komt ook voor, zij het misschien minder, dat mensen veel bidden, maar zich weinig met Gods Woord voeden. Het resultaat is eveneens tragisch.
Wanneer iemand het allerbeste vaste voedsel eet, maar zonder te drinken, gaat hij dood.
En wanneer iemand het zuiverste, frisse water drinkt zonder zich te voeden, sterft hij eveneens. Uiteraard als dit lang genoeg volgehouden wordt.
Maar én Tafel én Gouden Altaar, beide moeten ze worden verlicht door het licht van de Kandelaar. Als we Gods Woord lezen zonder de verlichting van de Heilig Geest, dan is het dood voor ons. En als we bidden zonder de verlichting van de Heilige Geest, is het gebed saai en vervelend.
Nu bestaat er een wisselwerking tussen Kandelaar, Tafel en Gouden Altaar. Als het licht op de Tafel valt, wordt het Brood levend voor ons. Als het licht op het Gouden Altaar valt, wordt het gebed levend. Maar als Woord en gebed beide meer levend worden, gaat de Kandelaar ook helderder branden!
Na dit wel zeer summiere overzicht van de Heilige plaats, gaan we door naar:
Het Heilige der Heiligen.
Tussen het Heiligdom en het Allerheiligste hangt het voorhangsel. Het is een gordijn, in de bekende vier kleuren uitgevoerd, met cherubs daarop ingeweven en hangt aan vier pilaren. Het herinnert ons aan het voorhangsel in de tempel, dat van boven naar beneden scheurde toen Jezus aan het kruis de geest gaf.
Door dit voorhangsel treden we binnen in het Heiligste plekje op aarde. Deze ruimte is 10 el lang, 10 el breed en 10 el hoog, dus een volmaakte kubus. Er staat slechts één voorwerp in:
De Ark des Verbonds, de Troon van God.
Dit is de plaats waar Hij zelf woont. Hier zijn we in de directe tegenwoordigheid van de eeuwige en almachtige God. Hier mag de hogepriester eenmaal in het jaar binnenkomen, op de Grote Verzoendag. Hier in deze ruimte straalt de shekinah, het licht van de heerlijkheid Gods.
Buiten in de Voorhof was het natuurlijke licht van de zon.
In de Heilige plaats was het licht van de Kandelaar.
Hier in het Allerheiligste straalt er een licht uit een andere wereld, een licht van bovennatuurlijke oorsprong.
Wat moet het met een ontzaglijke ontroering zijn, dat de hogepriester op de tiende dag van de zevende maand hier binnentreedt in de speurbare tegenwoordigheid van een driemaal heilig God...
Als nu de Voorhof dient voor reiniging en de Heilige plaats voor opbouw, voor geestelijke groei, waartoe dient dan dit Heilige der Heiligen voor ons? Kan er nog meer zijn dat we nodig hebben dan reiniging en opbouw?
Ja, dat kan inderdaad! Want nu komt het allervoornaamste. Reiniging en opbouw zijn hiervoor de voorbereiding slechts!
Het Allerheiligste is de plaats van Gods Troon, het is ook de plaats van Zijn tegenwoordigheid.
Van de plaats van Zijn Troon kunnen we zeggen dat het ingaan hier betekent: een komen onder een veel vollere mate van Gods heerschappij. En dat was toch het doel vanaf de eerste stap door de Poort!
Van de plaats van Gods aanwezigheid kunnen we zeggen, dat het ingaan hier betekent: het ingaan tot een diepere en intiemere en meer persoonlijke gemeenschap met de Heer. En hiertoe heeft God ons mensen geschapen.
God is liefde! Ja, maar liefde moet zich kunnen geven en liefde wil ook beantwoord worden. Wederzijdse liefde is de hoogste vorm van gemeenschap. En tot deze gemeenschap met Hem nodigt het Heilige der Heiligen ons uit. Alles wat daar in Voorhof en Heiligdom aan voorafgaat, is alleen maar een voorbereiding om hiertoe te komen!
In de Bijbel hebben we de geschiedenissen van veel godsmannen. Ze zijn enorm verschillend, ze komen uit verschillend milieu, ze verschillen in karakter en temperament, ze verschillen in opvoeding en ontwikkeling, ze hebben geheel andere opdrachten in het leven te vervullen, ja ze verschillen op elk denkbaar gebied. Maar op één punt vertonen ze een merkwaardige overeenkomst:
Allen kennen ze de diepere gemeenschap met de Heer!
Van Genesis tot Openbaring loopt als een gouden draad door de gehele Bijbel heen de gedachte van 'de gemeenschap met God'.
Henoch en Noach wandelden met God, Abraham werd een vriend van God genaamd, Mozes sprak met God van aangezicht tot aangezicht, David was een man naar Gods hart en zo konden we doorgaan.
Eén van de meest voorkomende vragen is wel: Hoe kan ik de wil van God in mijn leven te weten komen? Wat is daartoe nodig?
Het antwoord is: Daartoe zijn nodig een Poort, een Altaar, een Wasvat, een Gouden Kandelaar, een Tafel der Toonbroden, een Gouden Altaar en een Troon.
Het is tevens het antwoord op de vraag: Hoe kan ik een diepere gemeenschap met de Heer beleven? Wat is daartoe nodig?
Blijven steken!
Wanneer iemand merkt dat zijn leven niet voldoende door de Heer wordt geleid of als hij merkt dat de gemeenschap met de Heer niet zo intens meer is, dan kan hij nagaan waar het aan ligt. Er zijn zeven mogelijkheden.
We hebben gezien dat zovele mensen buiten de Poort blijven steken.
Maar men kan ook in de Voorhof blijven steken.
Een zeker percentage gaat wel door de Poort. Zij komen bij het Altaar en misschien ook bij het Wasvat. Verreweg de meesten van hen blijven echter hier staan. Zij zijn ermee tevreden, dat hun zonden vergeven zijn en dat zij later in de hemel zullen komen. Aan een dieper geestelijk leven hebben zij geen behoefte, of ze weten eenvoudig niet hoe ze verder moeten komen. Ze blijven in de Voorhof steken.
Ja, en zelfs is het nog mogelijk om in de Heilige plaats te blijven steken!
Het is mogelijk het leven te kennen bij de Tafel, bij het Gouden Altaar en in meer of mindere mate in het licht van de Kandelaar. Men kan Gods Woord lezen, men kan bidden, men kan dat allebei doen in het licht van de Heilige Geest en toch niet werkelijk doorgaan tot een diepere, intiemere gemeenschap met de Heer!
Men kan buiten de Poort blijven steken.
Men kan in de Voorhof blijven steken.
Men kan in de Heilige plaats blijven steken!
Men kan blijven steken, inderdaad.
Maar...er is ook nog een andere mogelijkheid en die is: doorgaan!
Als God op de eerste bladzijde van de Bijbel zegt: Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, dan was dat noodzakelijk opdat de mens gemeenschap met Hem zou kunnen hebben.
Dat is de eerste bladzijde, maar op de laatste bladzijden van onze Bijbel zien we het uiteindelijke resultaat: het nieuwe Jeruzalem, de Bruid van Christus, de Gemeente naar Christus' beeld veranderd.
En wat wordt er bedoeld met de bruid, de vrouw des Lams? Openbaring 21:9.
Daarmee wordt bedoeld: mensen, die in dit leven gekomen zijn tot de aller-diepste, aller-intiemste liefdesgemeenschap met de Heer! En dat zijn de mensen die geweten hebben wat het betekent om in te gaan in het Heilige der Heiligen!
En nu moeten we eindigen. Dit is nog maar een zeer korte en zeer eenvoudige inleiding tot de Tabernakel. Er zou nog onnoemelijk veel meer van gezegd kunnen worden. Misschien is dit echter genoeg om ons bewust te maken dat de Heer ons roept tot een leven volkomen door Hemzelf beheerst, een leven in diepe, intieme gemeenschap met Hem.
Zullen we dan daaraan gehoor geven?
Door Gods genade is het mogelijk!
Amen.
S.S. Wilson
« vorige bijbelstudie — volgende bijbelstudie »