Bijbelstudies
- Maar eerst de kaper uit de cockp...
- Bruggenhoofd
- Blijdschap kwijt
- Kijk met Kerstmis verder dan de ...
- Het leven van Abraham
- Het huis van God
- De Tabernakel - De gemeenschap m...
- Openbaringen uit de Openbaring...
- ADVENT
- REVOLTE - Een studie over 1 Samu...
- 10 Redenen waarom wij bidden...
- De tijdperken en gebeurtenissen ...
- Een koningin gezocht
- 10 Redenen waarom God mens werd...
- Een allernieuwst testament...
- De betekenis van kerstmis...
- Het Wonder Van Het Pinkstergebeu...
- Het Wonder Van Het Pinkstergebeu...
- Verkondigt alle landen
- Leven uit de rechtvaardigmaking...
- Leviticus
- Een vreemd antwoord
- Is dat nu een God van liefde...
- MATTHEUS
- JOHANNES 3:16
- De feesten des HEREN
- Goddelijke geheimen uit Galaten...
- De gouden keten
- Getuige worden van Zijn opstandi...
- Pasen - en dan
- Hij is het
- Consequenties van het grote kers...
- Flakkerende kaarsjes of een vlam...
- KERSTFEEST - maar nu eens een ke...
- Is het geen waanzin om te zingen...
- Kerstfeest: Oorlogfeest! (1968)...
- ADVENT - In het licht van het ni...
- Voor die engelen was het maar ge...
- ADVENT - En het geheim van een a...
- Opwekkingen in de bijbel Hizkia...
- Ezra - opwekkingen in de bijbel...
- Hemelvaart - Het machtige feest ...
- Pinksteren en de gemeenschap van...
- Pinksteren en de gemeenschap van...
- Redding of Roeping
- Hemelvaart - De grootste der chr...
- Hemelvaart - Christus leeft in m...
- Hemelvaart - Een mens op Gods Tr...
- Hemelvaart - De verheerlijkte He...
- De Beker
- De Tabernakel
- De toekomst begint vandaag!...
- Judas en ik...
- Mozes, een teleurgesteld man...
- Kerstfeest en onze frustraties!...
- Het geloof van Herodes!...
Bijbelstudie: Ezra - opwekkingen in de bijbel
Hoofdstuk I
Een onoverkomelijke hinderpaal?
Weinig boeken in de Bijbel hebben zo'n verrassend begin als het boek Ezra.
In het eerste jaar van Kores, de koning van Perzië, wekte de Here, opdat het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzië op...
We kunnen ons de gesprekken van de mensen in die tijd wel voorstellen: 'Heb je die geruchten ook al gehoord?'. 'Welke geruchten?'. 'Dat enkele van de oudere mensen beweren dat de tijd gekomen is dat God ons gaat bevrijden uit Perzië hier, om ons terug te brengen naar Judea!'. 'Och wat, hoe komen ze erbij?'. 'Ja, de een of andere profeet, Jeremia meen ik dat het was, zou het hebben voorspeld. Volgens hen zou hij het volgende gezegd hebben:
Want zo zegt de Here: Nee, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en Mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen. Jeremia 29:10.
'Laat die ouwe sufferds toch kletsen! Die Jeremia kan me nog meer vertellen. Vroeger had ik er misschien nog wel aandacht aan geschonken, maar die jaren onder Nebukadnezar hebben me danig ontnuchterd - ze hoeven bij mij heus niet meer aan te komen met: Dit of dat heeft de Here gesproken! Trouwens, hoe zou God ons moeten bevrijden? Zelfs al zou Hij de huidige koning een staatsbegrafenis bezorgen, dan kwam er toch maar weer een ander in zijn plaats die geen haar beter zou zijn. Dat is bij de dood van Nebukadnezar toch ook zo gegaan'. 'En als God dit Perzische rijk eens door een ander liet verslaan?'. 'Ach jij, hebben we ook al niet meegemaakt dat het Babylonische rijk ten onder ging door de Meden en de Perzen? En leefde toen niet bij velen de hoop dat dit onze bevrijding zou kunnen betekenen? Maar wat is ervan terechtgekomen? De Meden en Perzen hebben de hele zaak overgenomen, met ons als slaven incluis. Zet maar gerust uit je hoofd dat ze ons ooit weer vrij zullen laten - zelfs al zou het duizend keer door God zijn beloofd. Nee, we kunnen beter met beide benen op de grond blijven, de werkelijkheid onder ogen zien en er van maken wat we er van maken kunnen. En als die ouwe mensen er hun troost in vinden om met hun hoofd in de wolken te lopen, laat ze dan maar!'.
Opdat het woord des Heren...
Wat een geluk dat God Zich niets aantrekt van de meningen van mensen - toen niet en nu nog niet! Of Zijn woord nu in twijfel getrokken wordt door atheïsten of door christelijken, door openlijke vijanden of door ongelovige theologen, Gods woord blijft Gods woord! En God doet Zijn woord gestand! In het allereerste vers van Ezra staat: ...opdat het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken... En al zou de vijand duizend keer zo sterk zijn geweest, als God iets zegt, dan gebeurt het!
Een merkwaardig wonder
En wat God deed was wel één van de merkwaardigste wonderen van de hele Bijbel! Hij wekte de geest van Kores op! God had Kores weg kunnen nemen, Hij had hem kunnen doden - maar wat de Heer deed was zo oneindig veel mooier. Hij veranderde hem vanbinnen.
Saulus - Paulus
Worden we hierbij ook niet aan Saulus - Paulus herinnerd? En welke mogelijkheden die oudere mensen ook overwogen mogen hebben, aan deze mogelijkheid - of moeten we zeggen onmogelijkheid - heeft zeker niemand gedacht.
Gods ingrijpen
God heeft soeverein ingegrepen en niet slechts de grootste hinderpaal, de heidense koning, veranderd in een instrument om Zijn voornemen ten uitvoer te brengen! We moeten nooit vragen hoe groot de moeilijkheden zijn, maar hoe groot God is en wat Zijn woord zegt.
Gods soevereiniteit en ons gebed
Het is dan toch wel bijzonder merkwaardig dat deze grote opwekking lijkt te beginnen bij een heidense koning en niet bij gelovige mensen. Bij een vijand en niet bij Zijn eigen volk Pas nadat de geest van Kores is opgewekt komt er ook en opwekking bij de leiders van Gods volk:
Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed, allen wier geest God had gewekt om op te trekken ten einde het huis van de Here, die in Jeruzalem woont, te bouwen.
Wat is het geweldig als we God zo soeverein zien ingrijpen en wel om Zijn eigen woord in vervulling te doen gaan! Soeverein zeggen we? Stond de mens er dan helemaal buiten? Heeft geen enkel mens er dan een aandeel aan gehad? Of misschien toch wel? In het boek Ezra staat er niets van, maar bij nader inzien blijkt er wel degelijk iemand geweest te zijn die achter de schermen deze grote opwekking heeft helpen voorbereiden.
Daniël
Het was Daniël! Inderdaad lag achter heel dit machtige, soevereine ingrijpen van God een grote gebedsworsteling. Dit lezen we in Daniël 9: In het eerste jaar van Darius...lette ik, Daniël, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des Heren tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen. En ik richtte mijn aangezicht tot de Here God om te bidden en te smeken, in vasten en in zak en as. En ik bad tot de Here, mijn God, en deed schuldbelijdenis...
Hier zien we dan de achtergrond van het soevereine ingrijpen van God, zowel bij Kores als bij de oversten van het volk.
Wat een geluk toch dat Daniël, ondanks zijn buitengewoon verantwoordelijke en drukke positie aan het hof van de machtigste vorst op aarde, toch de tijd heeft gevonden om zijn Bijbel te lezen en ook om te bidden. Wat zou het daarentegen een ramp geweest zijn als hij dat niet had gedaan. We merken op dat Daniël, na de belofte in Jeremia te hebben gelezen, niet gezegd heeft: 'God heeft het beloofd, dus dan komt alles zonder meer wel in orde!' Nee, hij heeft zich ernstig in het gebed begeven.
Gebed van Daniël
Het is zeer de moeite waard dit gebed van Daniël in het negende hoofdstuk van zijn boek ernstig te bestuderen. De volgende punten komen er duidelijk naar voren:
- Verootmoediging: vasten, zak en as
- Ernstige, grondige schuldbelijdenis
- Solidariteit: wij hebben gezondigd
- Pleiten op de belangen van God zelf.
Ook in moderne tijden zijn er opwekkingen geweest die schijnbaar zo uit de lucht kwamen vallen. Bij nader onderzoek echter is altijd is altijd weer gebleken dat er ergens, in het verborgene, mensen zijn geweest die ervoor geworsteld hebben in het gebed.
Meer merkwaardigheden
De profeet Jesaja stierf nog voor de Babylonische ballingschap - toch heeft hij over Kores geprofeteerd en zelfs zijn naam genoemd, lang voordat deze geboren werd!
Zo zegt de Here, uw Verlosser...Ik ben de Here... die het woord van mijn knecht gestand doe en de aankondiging mijner boden volvoer; die tot Jeruzalem zeg: Het worde bewoond; ... die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest. Jesaja 44:24, 26-28.
We hebben nog een dergelijk geval in de Bijbel. In 1 Koningen 13:2 wordt de naam van Josia genoemd, en wel 300 jaar voor zijn geboorte!
Verlossing ... Einddoel in zichzelf?
Toen Israël destijds uit Egypte werd verlost, was die verlossing nooit een einddoel in zichzelf. De boodschap die Mozes aan de Farao moest brengen, was: Laat mijn volk gaan om Mij te dienen!
Hetzelfde zien we hier weer bij de terugkeer uit de Babylonische ballingschap. Nergens wordt er gezegd dat de Joden naar hun land terug mochten keren, alleen maar om vrij te zijn. Nee, de hele nadruk komt hierop te liggen: hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de Here... Ezra 1:3. Toen maakten... zich gereed, allen wier geest God had opgewekt, om op te trekken ten einde het Huis van de Here ... te bouwen. Ezra 1:5
Maar al te vaak wordt er bij de prediking van het Evangelie alleen maar de nadruk gelegd op de vele voordelen voor ons. Het resultaat is dat miljoenen 'gelovige' mensen een volkomen zelfzuchtig bestaan voeren en weinig of niets doen voor het Rijk van God.
Eerst de tempel
Dan is het frappant te zien hoe bij de terugkeer uit ballingschap, eerst de tempel werd herbouwd en pas later - in Nehemia - de stad. Wij zouden misschien hebben geredeneerd: Er zijn veel vijanden die trachten zullen het werk aan de tempel van God te verstoren, laten we daarom beginnen met de muur te herbouwen en onze eigen huizen. Dan zullen we beter in staat zijn Gods Huis te bouwen. Wellicht waren ze dan nooit toegekomen aan de bouw van de tempel.
Gods volgorde
Nee, Gods volgorde was: Eerst de tempel - dan de stad.
God moet de eerste zijn in alles.
Het altaar als bescherming
Maar had men dan geen bescherming nodig bij het bouwen van de tempel? Zeer zeker wel! Lees maar eens in Ezra 3:3 Zij richtten het altaar op zijn fundamenten op, want vrees voor de volken der landen was over hen gekomen... Het altaar, de plaats van het offer, dat heenwijst naar het kruis, dat was hun bescherming! Of, iets juister gezegd: God Zelf was hun bescherming toen ze die zochten in de gemeenschap met Hem! Een muur kan - misschien - de vijand buiten houden maar een altaar haalt God binnen!
Samenvatting
We kunnen zeggen:
a. God heeft, door Jesaja, gesproken van de terugkeer uit ballingschap en zelfs Kores genoemd.
b. God heeft, door Jeremia, opnieuw over de terugkeer gesproken, een terugkeer na 70 jaar.
c. God heeft Daniël in het hart gegeven om in het boek van Jeremia te lezen en ernstig te bidden.
d. God heeft Daniëls gebed gehoord en Zijn woord gestand gedaan ondanks de ergste hinderpaal.
e. God heeft de hinderpaal Kores veranderd in een instrument, door zijn geest op te wekken.
f. God heeft de geest van de leiders van Juda opgewekt zodat zij optrokken naar Jeruzalem.
g. God heeft de Joden bevrijd, maar om een machtige opdracht te vervullen: Zijn huis te bouwen!
h. God heeft hen beschermd toen zij die bescherming zochten bij het altaar en het offer.
Verbanden
Het is een grote hulp wanneer we het verband zien tussen verschillende Bijbelboeken: Jesaja, Jeremia, Daniël, Ezra, Nehemia. Later zullen we ook het verband zien met Haggaï en Zacharia.
Lezen over opwekking zonder zijn eigen geest te laten opwekken, is te vergelijken met het volgen van een schriftelijke cursus in drenkelingen redden, zonder dat men zelf kan zwemmen!
Hoofdstuk II
Het moet wel een ongelooflijke opwinding en drukte zijn geweest. Na 70 jaar lang in Babylon te hebben gezeten, zo maar eensklaps het nieuws te krijgen: Je mag terug naar huis, naar Juda en Jeruzalem! Ongelooflijke verwarring: een nerveus redeneren, gesticuleren, juichen, lachen, huilen, rennen, draven, inpakken, kindervragen beantwoorden...
We gaan het nu hebben over:
Opwekking leidt tot een optrekken.
Opwekking en registratie van werkers.
Opwekking gaat aan sommigen voorbij.
Opwekking en toch enigen uitgesloten!
Opwekking en bekeerde portemonnees.
Opwekking leidt tot een optrekken.
Wat moet het, toen de grote dag aanbrak, een interessante stoet geweest zijn: zo'n 50.000 man die optrokken uit Perzië om in Jeruzalem het huis van God te bouwen. En de bagage die meeging!
We hebben al gezien dat de allergrootste hinderpaal, de heidense koning, voor God helemaal geen hinderpaal was. De Here wekte de geest van Kores, de koning van Perzië op, zodat hij hen niet alleen liet gaan, maar er zelfs het bevel toe gaf. Wie nu onder u tot enig deel van Zijn volk behoort - zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem...1:3. En alsof dit wonder al niet groot genoeg was, gaf Kores hun daarenboven nog alle materiële steun. En ieder die overgebleven is, van welke plaats ook, waar hij als vreemdeling vertoeft, die moeten zijn plaatsgenoten ondersteunen met zilver en goud... 1:4.
Wat een feest! Vrij zijn - en nog wel met de volle medewerking en ondersteuning van niet minder dan de machtigste vorst van de wereld! En toch ..., zoals we ook eerder gezien hebben, men trok niet op alleen maar om vrij te zijn. Trouwens het hele woord 'vrij' wordt geen enkele maal genoemd! Nee, deze opwekking had ten doel Gods huis te bouwen!
En tegenwoordig? Voor de meesten is heel het begrip 'opwekking' volkomen vreemd. Aan de andere kant zijn er die alle opwekkingssamenkomsten aflopen, alleen maar om een zegen te ontvangen, te genieten en zalige opwekkingsliederen uit te galmen, maar die er nooit toe komen om daadwerkelijk 'op te trekken' en 'mee te bouwen'. Goddank, er zijn er ook die werkelijk 'optrekken'.
Opwekking en registratie van werkers.
Waarom moeten al die lange, vervelende lijsten van namen in de Bijbel staan zoals in hoofdstuk 2? Tja, maar als onze eigen naam erbij stond, zouden we dan zo'n lijst ook nog zo vervelend vinden? En is het niet een troost te weten dat de Heer zo nauwkeurig boek houdt van de aantallen mensen die meewerken aan Zijn zaak? Van de mensen die niet meededen, worden geen getallen gegeven. Alleen van hen die wel meedoen. Tevens wordt er vermeld welke categorieën mensen meedoen aan de bouw van Zijn huis.
De eersten die hier specifiek genoemd worden zijn de priesters, Ezra 2:36. Daarna komen de Levieten en vervolgens de zangers, de poortwachters, de tempelhorigen en de nakomelingen van Salomo's knechten. Maar, zoals gezegd, de priesters worden het eerst genoemd en dat is belangrijk. Deze priesters hebben niet gezegd: Laten anderen maar eerst gaan bouwen en als zij klaar zijn met de tempel, dan komen wij wel het priesterwerk doen. Nee, op de lijst staan de priesters voorop! Zij waren, om zo te zeggen, de gebedsmensen bij uitstek en al Gods werk moet in de eerste plaats door het gebed worden gedragen. In het Nieuwe Testament lezen we van de apostelen als een bepaalde categorie, ook van profeten en evangelisten en herders en leraars - Efeze 4:11 - maar nergens in het Nieuwe Testament is er sprake van priesters als een aparte categorie! In deze tijd dient elk kind van God priester te zijn! Een apostel, missionaris of zendeling, moet tegelijkertijd priester zijn, een man van gebed, anders deugt hij niet voor zijn taak. Hetzelfde is ook van toepassing op profeten, evangelisten, herders en leraars. We kennen de uitdrukking wel: het algemeen priesterschap der gelovigen. Wat hiervan in de praktijk terechtkomt...?
Opwekking gaat aan sommigen voorbij.
Uit Ezra 2:1 blijkt dat niet alle Joden opgetrokken zijn om Gods huis te bouwen. Dit zijn nu de bewoners van het gewest, die optrokken uit het midden van de in ballingschap weggevoerden... Deze woorden uit het midden houden in dat er anderen zijn achtergebleven! Wat kan daarvan wel de oorzaak zijn geweest? Hadden sommigen misschien een goed plekje gevonden in het land van de ballingschap? Hadden ze andere interesses dan het huis Gods? In Ezra 1:5 staat: ...allen wier geest God had gewekt... Waren sommigen zo ver van de Heer afgedwaald dat ze voor de opwekking onbereikbaar waren? Hebben ze zich er misschien achter verscholen dat ze niet uitverkoren waren en dat God daarom hun geest niet had opgewekt? We kunnen hierover speculeren, maar we weten het niet. Wat we wel weten is waarom zovelen in onze tijd niet optrekken om te werken aan Gods huis. Wat is het slechts een heel klein percentage dat tegenwoordig alles eraan geeft om Zijn huis, Zijn gemeente te bouwen!
Behoren we zelf wel tot hen die optrokken uit het midden...?
Opwekking en toch enigen uitgesloten!
Opmerkelijk is dat er ook mensen zijn geweest die wel optrokken, maar die niet aan het priesterschap deel mochten hebben! En dit zijn degenen die optrokken uit Tel-Melah, Tel Harsa, Kerub, Addan en Immer - zij konden echter niet aantonen, of hun familie en nakomelingschap tot Israël behoorden. Dezen zochten naar het schriftelijk bewijs, dat zij ingeschreven waren in het register, maar daar zij er niet in te vinden waren, werden zij van het priesterschap uitgesloten... Ezra 2:59,62. Misschien reageert iemand hierop: Maar alle hulp moet toch welkom zijn! Hoe meer hulp hoe beter! Waarom zou men mensen weren die mee willen doen?
Het woord van God is echter onverbiddelijk op dit punt. Men behoort tot Gods volk of men behoort er niet toe. En wie niet Gods eigendom is, kan onmogelijk het priesterambt voor Hem bekleden! Waarbij wij in aanmerking nemen dat het priesterambt de basis is van alles!
En in onze tijd? Wanneer men niet is overgegaan uit de dood in het leven, Johannes 5:24, is men geestelijk nog dood. En al is zo iemand nog zo goedwillend, een geestelijk dode is toch geen instrument om de levende God te dienen of om anderen tot het leven te brengen. De eerste vraag is dan niet of men goedwillend is en of men zijn krachten wil geven aan de zaak van de Heer, maar of men wel Gods kracht heeft ontvangen. Gods werk kan alleen in Gods kracht gebeuren! Nu behoorden deze mensen uit Ezra 2 misschien echt wel tot Israël - ze konden het alleen niet bewijzen. En ook in onze tijd zijn er zeer velen zo. Door gebrek aan Bijbelkennis kunnen ze het schriftelijk bewijs niet vinden, terwijl toch de Bijbel zo heel duidelijk laat zien dat we de zekerheid van het geloof kunnen bezitten. En als men zelf deze geloofszekerheid niet bezit, hoe zal men dan ooit een ander daarin kunnen helpen?
De tactiek van de vijand
Hier komt nog dit bij dat het een geliefde tactiek van de vijand is om zijn aanhangers te infiltreren in God leger! In het boek Ezra zien we al hoe de vijand dit toentertijd geprobeerd heeft. In hoofdstuk 4 zien we niet minder dan 6 pogingen van de vijand om het werk aan Gods huis te verhinderen. De allereerste was deze: Toen de tegenstanders van Juda en Benjamin hoorden, dat zij die in ballingschap waren geweest, een tempel voor de Here, de God van Israël bouwden, kwamen zij tot Zerubbabel en de familiehoofden en zeiden tot hen: Laat ons met u bouwen, want wij zoeken uw God evengoed als gij... Ezra 4:1,2. De tegenstanders... zeiden... Laat ons met u bouwen! Zij werden echter danig van repliek gediend door de leiders: Maar Zerubbabel, Jesua en de overige familiehoofden van Israël zeiden tot hen: Het gaat niet aan, dat gij met ons een huis voor onze God bouwt, want wij alleen willen voor de Here, de God van Israël, bouwen...4:3. Het niet begrijpen van dit principe heeft in de kerkgeschiedenis tot de ergste tragediën geleid. Wat de duivel niet kon bereiken door de woede van een Nero, heeft hij bereikt door de medewerking van een Constantijn de Grote!
De ontzettende ontkerstening van tegenwoordig is ook grotendeels hieraan te wijten dat men volslagen onbekeerde, niet wedergeboren mensen toelaat tot het ambt in de kerk! Soms zijn die mensen wel goedwillend, maar dood is dood! En zelfs de meest goedwillende Nicodemus kan, zonder wedergeboorte, het koninkrijk Gods niet zien!
Opwekking en bekeerde portemonnees.
Er zijn maar al te veel mensen die alles voor God zaak willen doen - als het maar niets kost! In Ezra 1:4 lezen we dit: Ieder die overgebleven is, van welke plaats ook, waar hij als vreemdeling vertoeft, die moeten de plaatsgenoten ondersteunen met zilver en goud, met have en vee... Dat was de ene kant. Let op het woord moeten. Er was echter ook een andere kant en bovenstaand vers gaat dan als volgt verder: behalve de vrijwillige gave voor het huis van de God die in Jeruzalem woont. Misschien waren er ook mensen - bijvoorbeeld ouden van dagen - die graag meegegaan waren, maar dit niet konden. Hoe het ook zij, er waren er die inderdaad meer deden dan ze moesten. En allen die rondom hen woonden, hielpen hen met zilveren voorwerpen, met goud, have en vee, en met kostbaarheden, behalve alles wat men vrijwillig gaf. 1:6. Als een zaak ons hart heeft, dan is er geen dwang nodig om onze portemonnee open te krijgen. Maar wie getuigt een nieuw hart te hebben gekregen en toch zijn portemonnee dichthoudt...
Het is dan ook verfrissend om te zien hoe sommigen reageerden bij hun aankomst in de stad Jeruzalem: Enige van de familiehoofden schonken, toen zij bij het huis de Heren, dat te Jeruzalem is, aankwamen, vrijwillige gaven voor het huis Gods, om het weer op te richten op zijn plaats; naar hun vermogen droegen zij bij...Ezra 2: 68,69.
Er wordt zo veel gebedeld, is een klacht die men dikwijls hoort - en niet altijd ten onrechte. Maar wordt er ook zo over geklaagd dat christenen hun geld, pardon Gods geld, oppotten voor zichzelf? Wat een schrik als men straks voor Gods troon ontdekt hoe men God heeft bestolen! Moeten we nu echt bij zo'n machtig onderwerp als opwekking over geld gaan praten? Is dit hier wel op zijn plaats? Krijgen we zo geen anticlimax? En de rijke jongeling dan? Hij kwam toch met een geestelijke vraag over het eeuwige leven! Had Jezus er niet beter aan gedaan het gesprek op een geestelijk niveau te houden...? Wat heeft die arme rijke jongeling toch enorm veel verspeeld, alleen door dat geld dat hij toch later achter moest laten! En waar was hij toen de grote opwekking van de Handelingen losbarstte?
Om mee te kunnen doen aan een opwekking is het nodig dat onze geest, en niet alleen de ziel, wordt opgewekt; is het nodig dat we optrekken; is het nodig dat we weten dat onze namen zijn geschreven in het boek des levens en is het ook nodig dat onze tijd en ons geld, nogmaals: pardon, Gods geld, tot Zijn beschikking staat!
Is het niet machtig zo te mogen leven?
Hoofdstuk III
In Ezra werd de tempel herbouwd en in Nehemia de muur van de stad. We hebben al gezien hoe opmerkelijk het is dat men met Gods huis begon en men niet eerst zijn eigen bescherming zocht achter stevige vestingwallen!
God eerst
Dit principe van God eerst vinden we echter door de hele Bijbel heen, ook in Ezra 3, wat we nu gaan bespreken. Het vergeten van dit principe is wel de hoofdoorzaak van het mislukken van zoveel geestelijk werk in deze tijd!
Laten we dit principe eens bekijken in de volgende punten:
Opwekking en het altaar
Opwekking en brandoffers
Opwekking en feestvieren
Opwekking en lofprijzing
Opwekking en het altaar
Ezra 3 doet ons denken aan de Pinksterdag: eerst eenheid en dan Gods huis.
Toen nu de zevende maand aanbrak...verzamelde het volk zich als één man te Jeruzalem. Ezra 3:1. Als die eenheid er is, dan gaat men aan het werk. En Jesua, de zoon van Jozadak, met zijn broeders, de priesters, en ook Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, met zijn broeders, maakten zich op en bouwden... En wat bouwden ze? Nu ja, waren ze niet gekomen om de tempel van God te bouwen? Wat is dan meer logisch dan om dadelijk daarmee te beginnen?
Maar nee, zij bouwden...een altaar! Was dit niet erg onpraktisch? Hadden ze niet veel beter kunnen zeggen: We zijn hier gekomen om Gods huis te herbouwen - laten we dan niet onnodig tijd verspillen met kleine onderdelen, laten we liever hard aan het werk gaan met de hoofdzaak!
Integendeel! In het bouwen van dat altaar gaven ze God de eerste plaats: het geheim van alle werk!
Hebben ze dat altaar gebouwd - dat door de offers heenwijst naar het kruis - voor de vergeving van hun zonden? Ja zeker, maar dat was niet het voornaamste.
Hebben ze dat altaar gebouwd om tot uitdrukking te brengen dat zij zelf, in eigen kracht, tot niets in staat waren? In nieuwtestamentische taal: Ik ben met Christus gekruisigd... Misschien wel, maar dat was niet het voornaamste!
Hebben ze dan het altaar gebouwd om bescherming te zoeken van God? Nieuwtestamentisch gezegd: Hebben ze hun bescherming gezocht bij het kruis? Ja, in vers 3 staat duidelijk: Zij richtten het altaar op zijn fundamenten op, want vrees voor de volken der landen was over hen gekomen... Maar ook dit was niet het voornaamste!
Nee, het allervoornaamste was dat zij het altaar bouwden om Gods brandoffers te brengen en Hem daardoor de eerste plaats te geven. Bij de bespreking van opwekking en brandoffers wordt dit duidelijk.
Wij, zo praktisch ingestelde mensen van deze tijd, wij redeneren zo gauw: Laten we toch aan het werk gaan! Laten we toch opschieten! Laten we toch geen tijd verknoeien! En had men in Ezra niet beter eerst die tempel klaar kunnen maken en daarna, als alles gereed was, in alle rust net zoveel offers brengen als men maar wilde! Wij zouden gezegd hebben: Als ze die tempel voor zichzelf hadden gebouwd of als ze hun eigen huizen hadden gebouwd, dan zou het natuurlijk goed zijn geweest God een offer te brengen. Maar nu deden ze toch alles voor God! Het werk aan de tempel was toch allemaal werk voor de Heer. Ja, zo denken wij, praktisch ingestelde mensen! Maar God denkt anders. Zelfs in het doen van het werk voor de Heer, moeten we aan de Heer de allereerste plaats geven. Hebben we nooit gemerkt hoe gemakkelijk het is om in het werk voor de Heer allereerst zelf voldoening te vinden? Hoe nodig is het om hierbij heel dicht bij het kruis te blijven!
Nee, in Ezra heeft men niet gewacht totdat Gods huis klaar was om Hem eer te geven. Als men niet was begonnen op basis van 'God eerst', dan was het huis zeer zeker nooit klaar gekomen!
Opwekking en brandoffers
Toen het altaar op zijn fundamenten was opgericht, begon men te offeren: ...en zij offerden daarop brandoffers voor de Here...3:3. Er staat niet dat zij zondoffers brachten voor zichzelf, maar brandoffers voor de Here en dat is iets volkomen anders!
Dit onderwerp van de 5 Levitische offers:
Brandoffer
Spijsoffer,
Vrede- of dankoffer,
Zondoffer,
Schuldoffer,
is een van de machtigste onderwerpen van de hele Bijbel. Hier hebben we 5 schitterende voorafschaduwingen of als men wil foto's van het ene offer van Jezus.
Zondoffers of schuldoffers werden gebracht als er sprake was van zonde of schuld die vergeven moest worden. Brandoffers hadden niets met de zonde te maken - zij waren een geschenk aan God, een erkenning van Hem en Zijn rechten!
Als zondoffer heeft Jezus Zichzelf gegeven voor onze zonden. Als brandoffer heeft Hij al Gods wil volbracht, heeft Hij Gods rechten erkend en heeft Hij Zich volkomen aan de Vader overgegeven. Is dit geen machtige gedachte? Door de zonde heeft de eerste mens God tekort gedaan. Hij heeft Gods rechten niet erkend. Hij heeft God beroofd van dat wat Hem rechtens toekwam. Maar Jezus heeft als brandoffer aan al Gods eisen en wensen voldaan, Hij heeft al Gods rechten erkend, Hij heeft Hem alles teruggegeven waarvan de eerste mens, Adam, Hem had beroofd.
Zonder er nu dieper op in te gaan, kunnen we zeggen dat het brengen van brandoffers betekent: God de eerste plaats geven! In het rijtje van de 5 offers staat dan ook het brandoffer voorop! Het offer dat spreekt van 'God eerst', krijgt ook de eerste plaats.
Als er in onze tijd over het offer van Jezus wordt gesproken, dan is het bijna altijd alleen over het aspect van zondoffer- of schuldoffer. Men is bekend met de gedachte dat Christus voor onze zonde is gestorven - veel minder is men bekend met de gedachte: Ik ben met Christus gekruisigd. Maar het allerbelangrijkste aspect van Jezus' dood, het brandofferaspect, lijkt vrijwel onbekend.
Zie dan eens welk een nadruk er komt te liggen in Ezra juist op dat brandoffer. ...zij offerden daarop brandoffers voor de Here, brandoffers voor de morgen en voor de avond. ...en brachten dag aan dag brandoffers in het vereiste aantal, dagelijks het voor die dag vastgestelde; en van toen af ook het dagelijks brandoffer, en dat voor de nieuwe maanden en voor al de heilige feesten des Heren, en voor ieder die de Here een vrijwillig offer bracht. Van de eerste dag der zevende maand af begonnen zij de Here brandoffers te offeren; het fundament van de tempel des Heren was echter nog niet gelegd. Ezra 3:3-6.
Opwekking en feestvieren
Feestvieren doen de meeste mensen wel graag. En in Ezra 3 wordt er ook feest gevierd. Ook vierden zij het Loofhuttenfeest, zoals voorgeschreven is... Ezra 3:4.
Weer zo'n krankzinnig iets, zou je zeggen! Om daar zo veel tijd aan te verspillen. Het Loofhuttenfeest duurde een hele week - betekende dat niet: weer een week verloren? Was het niet vroeg genoeg om met feestvieren te beginnen als de tempel klaar was? Ja, en om dit feest te vieren, moest iedereen een hut bouwen van takken van loofbomen. Dat bracht uiteraard nogal wat werk mee. Eerst naar het woud gaan om takken te halen - vervolgens daar een hut van bouwen. En al die tijd kon er met het eigenlijke werk nog geen begin worden gemaakt.
Dit lijkt inderdaad zo, maar let op die woorden: Zoals voorgeschreven is! Het was Gods bevel geweest, om op die tijd in de zevende maand dit feest te vieren. - en deze mensen hielden zich aan het woord van God, in plaats van met hun zogenaamd gezond verstand te werk te gaan. Maar er zit hier meer aan vast. Als wij het woord feest gebruiken, denken we aan een samenzijn met goed eten en veel gezelligheid. De nadruk komt dan te liggen op wat wij eraan hebben, hoe wij ervan genieten. Maar bij de feesten die door God waren voorgeschreven, lag dit anders.
Het was natuurlijk destijds een geweldig feest geweest voor Israël om uit de slavernij in Egypte te worden verlost. Toch had Mozes, in naam van God, tegen Farao moeten zeggen: Laat mijn volk gaan, om te mijner ere in de woestijn een feest te vieren. Exodus 5:1.
Van het paasfeest wordt er in Exodus dit gezegd: ...het is een Pascha voor de Here. Exodus 12:11. Zie ook Exodus 12:14,27.
En als in Leviticus 23 een opsomming van 7 feesten wordt gegeven, dan lezen we dit: De feesttijden des Heren, die gij zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn mijn feesttijden. Leviticus 23:2. In dit ene hoofdstuk staan zo'n 20 of meer keer uitdrukkingen als voor de Here, de Here, voor het aangezicht des Heren, enzovoorts.
Nee, in de Bijbel zijn feesten in de eerste plaats voor God en pas in de tweede plaats voor de mens. Hoe tragisch dan dat bijvoorbeeld het Pascha voor de Here, in het Nieuwe Testament is geworden: het Pascha, het feest der Joden. Johannes 6:4.
En wat in Ezra een enorme stommiteit leek: feest vieren terwijl het werk aan de tempel nog moest beginnen, was niets anders dan God de eerste plaats toekennen. Men stelde God Zelf boven Zijn werk!
Nog even dit. De 7 feesten des Heren liepen van het Pascha, het feest der verlossing, tot het Loofhuttenfeest, het feest der voleinding. En zo had men in Ezra de moed de voleinding te vieren, voordat er een steen was gelegd!
Opwekking en lofprijzing
Er lijkt haast geen einde te komen aan dergelijke 'stommiteiten' in Ezra 3. Toen nu de bouwlieden het fundament van de tempel des Heren legden, stelden zij de priesters op, gekleed in ambtsgewaad, met trompetten, en de Levieten...met cimbalen, om de Here te loven, naar de aanwijzing van David... Zij zongen beurtzangen van lof en prijs aan de Here: want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid over Israël. En al het volk juichte met groot gejuich en loofde de Here, omdat het fundament van het huis des Heren gelegd was. ... het volk juichte met groot gejuich, zodat het geluid tot in de verte werd gehoord. Ezra 3:10, 11, 13.
Blijven wij niet liever een beetje aan de veilige kant door te bidden als het werk begint en dan pas te danken - of dit helemaal te vergeten - als het werk helemaal af is?
- In Ezra gaf men God de eerste plaats, door eerst de tempel te bouwen en niet de stad!
- Men gaf God de eerste plaats door het bouwen van het altaar.
- Men gaf Hem de eerste plaats door het brengen van brandoffers.
- Men gaf Hem de eerste plaats door een feest voor Hem te houden.
- Men gaf Hem de eerste plaats door Hem te loven en te prijzen met muziek en met zang!
Waaraan zou het toch liggen dat er in onze tijd zoveel geestelijk werk mislukt?
Hoofdstuk IV
Hoe komt het toch dat het vuur van een opwekking veelal zo spoedig weer uitdooft? Dit is een vraag die dikwijls wordt gesteld. Het boek Ezra geeft er in elk geval gedeeltelijk een antwoord op. Laten we de volgende punten eens bekijken.
1. De tegenstander - hoe hij in actie komt.
2. De tegenstander - een mislukte aanval.
3. De tegenstander - een geslaagde aanval.
4. De tegenstander - en zijn invalspoort.
1. De tegenstander - hoe hij in actie komt.
Het eerste punt laat ons zien hoe er moeilijkheden ontstonden.
Ezra 3 is een machtig mooi hoofdstuk - zoals we de vorige keer al zagen.
Het is een hoofdstuk waarin men de Heer de eerste plaats geeft door te beginnen met de bouw van Zijn huis en niet met het zoeken van het eigen belang.
Het is een hoofdstuk waarin men de Heer de eerste plaats geeft door het bouwen van het altaar en ook door het brengen van brandoffers.
Het is een hoofdstuk waarin men de Heer de eerste plaats geeft door Hem te eren met een feest en ook door Hem te loven en te prijzen met muziek en zang.
Het is dan ook begrijpelijk dat het hoofdstuk eindigt met een machtig gejubel: ...het volk juichte met een groot gejuich, zodat het geluid tot in de verte werd gehoord. 3:13.
Hoofdstuk 4 echter begint met: Toen de tegenstanders ... hoorden... 4:1. Hoe verbijsterend is het dan om aan het einde van dit hoofdstuk te lezen: Zo werd de arbeid aan het huis Gods gestaakt en bleef stil liggen...4:24.
Wat kan er toch gebeurd zijn? Kan een werk worden stopgezet dat zo oprecht, met zoveel overgave en met zoveel enthousiasme is begonnen? Laat God dit toe? Telkens en telkens weer vind je in de Bijbel ditzelfde terug - en heus niet alleen daar. Als Gods volk een opwekking beleeft, dan ontstaat er ook in het rijk van de hel een beroering. Alleen als Gods volk slaapt, is er niets aan de hand. Op een kerkhof is het immers ook rustig! En als de hel zich over een of andere zaak niet ongerust maakt, is dat een heel veeg teken!
In dit hoofdstuk zien we dan hoe het de hel gelukt om het werk van de Heer - tijdelijk - lam te leggen. De eerste aanval mislukt weliswaar, maar de vijand heeft verschillende pijlen op zijn boog en bij de tweede aanval heeft hij wel succes!
2. De tegenstander - een mislukte aanval.
Is het niet bijzonder merkwaardig hoe deze eerste aanval wordt gelanceerd: ...de tegenstanders ... zeiden ... Laat ons met u bouwen... 4:1,2.
Het was een uiterst gemeen plan! Ze wilden infiltreren in het werk van God, een soort vijfde colonne stichten, om zodoende het werk uit elkaar te kunnen slaan. En de vijand is nooit gevaarlijker dan wanneer hij zijn medewerking aanbiedt! Ze gaan zelfs zover dat ze er ook nog bij zeggen: ...want wij zoeken uw God evengoed als gij. 4:2. Gelukkig waren de leiders van Juda waakzaam en hun antwoord in dit geval was: Het gaat niet aan, dat gij met ons een huis voor onze God bouwt...4:3.
Er mocht geen vermenging plaats vinden - zij die werkelijk van de Heer waren, begrepen dat er helemaal geen samenwerking mogelijk was met hen die alleen maar in schijn God dienden. Is dit echter niet het punt waarop de vijand in onze tijd zijn grootste triomfen boekt?
Er zijn groeperingen die alles buiten hun eigen kring beschouwen als 'Babylon'. Dat is dwaasheid. In de meeste kerken en kringen vindt men oprechte kinderen van God. Maar ... het is minstens een even grote dwaasheid om de mensen in onze christenheid allemaal als christenen te beschouwen! Jezus' discipelen zullen, voordat zij Jezus ontmoetten, hun overpriesters, de schriftgeleerden en de farizeeën als werkelijk gelovige mensen hebben beschouwd. Pas toen Jezus als het Licht der wereld kwam, werd de duisternis openbaar en bleek dat de meerderheid van deze mensen handlangers waren van de hel! Hetgeen ze ook duidelijk hebben doen blijken, door Hem te vermoorden!
Hebben we er wel eens bij stil gestaan dat de taak van Jezus niet alleen bestond in het redden van de mensen, maar tevens in het openbaar maken van deze geest van de hel? Dit was geen toevallige bijkomstigheid, het was een deel van Zijn opdracht. Hij heeft dan ook nooit getracht om met zulke mensen 'aan te pappen'.
En tegenwoordig? Men praat over oecumene, over intercommunie, over samenwerking van kerken en dit alles zonder er rekening mee te houden dat een zeer groot deel van onze christenheid uit absoluut onwedergeboren mensen bestaat! In plaats van te gaan praten over samenwerking, moest men deze mensen radicaal het evangelie gaan verkondigen. Is het dan een wonder dat we zo'n grote ontkerstening beleven?
3. De tegenstander - een geslaagde aanval.
Toen hun medewerking geweigerd werd, ontpopte de vijand zich al heel gauw in zijn ware gedaante. Toen ontmoedigde de bevolking des lands het volk van Juda en schrikte hen af van het bouwen. Zelfs kochten zij raadslieden tegen hen om, teneinde hun plan te verijdelen ... 4:4,5. Ontmoediging is altijd een machtig wapen van de vijand geweest. In oorlogstijd poogt men immers om het moreel van de tegenstander te ondergraven! Bedenk hoe na de bevrijding van Israël uit de slavernij van Egypte, een hele generatie is omgekomen in de woestijn, alleen maar omdat het de vijand gelukte hen te ontmoedigen!
In Ezra gingen de vijanden zover, dat zij bij de koning een schriftelijke aanklacht indienden tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem. Het is interessant deze brief te lezen in Ezra 4. En zij bereikten hun doel: de koning, nu niet Kores, maar diens opvolger Ahasveros, gaf bevel de bouw te staken. Maar, zouden we zeggen, als God toch de geest van Kores had opgewekt om het bevel tot de bouw van de tempel te geven, waarom heeft Hij dan niet verhinderd dat Ahasveros dit werk weer stopzette? Wilde de Heer Zijn volk beproeven? Wilde Hij zien of zij Hem bleven vertrouwen? Wilde Hij bereiken dat zij meer op de knieën gingen, in ernstig gebed voor Zijn zaak?
Hoe het ook zij, we krijgen de indruk dat de Joden zich vrij gemakkelijk hebben neergelegd bij deze nieuwe situatie. We lezen tenminste nergens dat er ernstig over gebeden werd, we lezen nergens dat er een verootmoediging plaats vond en een zoeken naar de oorzaak van de tegenslag.
Wanneer we alleen maar Ezra lezen, blijft alles een beetje duister. De Bijbel geeft echter wel een duidelijke verklaring van het geheel. Deze vinden we in het boek Haggaï. In Ezra 5:1 wordt gesproken over zijn profeteren - samen met Zacharia - en over de positieve gevolgen ervan.
Een ding lijkt echter wel duidelijk: de vijand had bij Gods volk een invalspoort gevonden en dat is een bijzonder lelijk iets!
4. De tegenstander - en zijn invalspoort.
In Haggaï 1:2 vinden we de reactie van de Joden op het bevel van Ahasveros om het bouwen te staken! Dit volk zegt: de tijd is nog niet gekomen, de tijd, dat des Heren huis herbouwd worde. Als iets tegenloopt, is het altijd heel erg gemakkelijk om te zeggen dat het nog wel niet de tijd van de Heer is! Dat klinkt enorm vroom! Veronderstel dat men God vooruit zou lopen - nee, dat mag natuurlijk niet. En zo kun je de hele verantwoordelijkheid van een mislukking afschuiven op de Heer!
De Heer ziet echter door dit excuus heen! Er was een diepere oorzaak. Wel was men vol ijver aan het werk gegaan om Gods huis te bouwen en in die eerste golf van enthousiasme had men aan niets anders gedacht. Maar toen de tegenslagen kwamen en ook de ontmoediging, had het eigen belang kans gezien om de kop op te steken. Moest men per slot van rekening toch ook niet een klein beetje aan zichzelf en aan het eigen gezin denken? Zo kon de gedachte gemakkelijk post vatten: de tijd is nog niet gekomen, de tijd dat des Heren huis herbouwd worde!
Het schrijnende antwoord van de Heer daarop is dan: Is het voor u de tijd om in uw weldoortimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt? Haggaï 1:3. Verderop staat er nog zo'n schrijnende opmerking: ... gij draaft, ieder voor zijn eigen huis. Haggaï 1:9.
Dit was voor de vijand de invalspoort geweest! En hierdoor had hij de opwekking kunnen stoppen! Want alleen wanneer hij zo'n invalspoort heeft, kan de vijand iets beginnen.
En dan vertelt de Heer het een en ander wat we in Ezra niet vinden en wel: ... bedenkt wat u wedervaren is. Gij hebt veel gezaaid, maar weinig binnengehaald; gij hebt gegeten, maar zonder dat gij verzadigd werdt; gij hebt gedronken, maar zonder dat gij voldaan werdt; gij hebt u gekleed, maar zonder dat gij warm werdt; en wie zich voor loon verhuurde, ontving zijn loon in een doorboorde buidel. Haggaï 1:5,6.
Juist door het eigen belang te zoeken had men zichzelf benadeeld. Uiteraard kunnen wij hetzelfde doen en kunnen we het materiële boven het geestelijke stellen, met alle ellendige gevolgen van dien. Maar we kunnen ook in het geestelijke meer onszelf zoeken dan de Heer. We kunnen allerlei weekends en andere samenkomsten bezoeken om het er zelf fijn te hebben en niet om te bouwen aan Gods huis! Met als gevolg dat we wel veel zaaien en toch maar weinig binnenhalen; wel geestelijk veel eten, maar zonder te worden verzadigd!
In Haggaï 1 zegt de Heer ook: Gij hebt op veel gerekend, maar zie, het liep op weinig uit, en toen gij het binnengehaald hadt, blies Ik erin! Waarom dat? luidt het woord van de Here der heerscharen. Om mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl gij draaft, ieder voor zijn eigen huis. Daarom heeft de hemel over u de dauw ingehouden en de aarde haar opbrengst. Ook riep Ik een droogte over het land en de bergen, over het koren, de most, de olie en wat de aardbodem voortbrengt, over mens en dier en alle arbeid der handen. Haggaï 1:9-11.
Opvallend is dat God niet zegt: Ik onthield Mijn zegen, maar Ik blies erin. Hij had daadwerkelijk tegengewerkt! En ook in vers 9: Ik riep een droogte.
Maar God geeft ook de oplossing voor deze situatie: Zo zegt de Here der heerscharen: Bedenkt wat u wedervaren is! Beklimt het gebergte, haalt hout en herbouwt dit huis; dan zal Ik er welgevallen aan hebben en verheerlijkt worden, zegt de Here. Haggaï 1:7.
Gelukkig zijn de leiders van het volk toen niet verder gegaan met redeneren of het Gods tijd wel was. Nee, ze hebben gehoorzaamd! Toen hoorden Zerubbabel ... en Jozua ... en al het overblijfsel des volks naar de stem van de Here, hun God, en naar de woorden waarmee de Here hun God, de profeet Haggaï gezonden had, en het volk vreesde voor het aangezicht des Heren. Haggaï 1:12.
Toen kon de opwekking doorgaan.! En de Here wekte de geest op van Zerubbabel ... en de geest van Jozua ... en de geest van al het overblijfsel des volks ...Haggaï 1:14.
Dat wat aan het begin gebeurd was, herhaalt zich nu hier! De opwekking is weer in volle gang! De invalspoort voor de vijand is weer gesloten en de deur staat weer open voor de Heer en Zijn woord!
Sidney S. Wilson (mei 1973)
« vorige bijbelstudie — volgende bijbelstudie »