Bijbelstudies
- Maar eerst de kaper uit de cockp...
- Bruggenhoofd
- Blijdschap kwijt
- Kijk met Kerstmis verder dan de ...
- Het leven van Abraham
- Het huis van God
- De Tabernakel - De gemeenschap m...
- Openbaringen uit de Openbaring...
- ADVENT
- REVOLTE - Een studie over 1 Samu...
- 10 Redenen waarom wij bidden...
- De tijdperken en gebeurtenissen ...
- Een koningin gezocht
- 10 Redenen waarom God mens werd...
- Een allernieuwst testament...
- De betekenis van kerstmis...
- Het Wonder Van Het Pinkstergebeu...
- Het Wonder Van Het Pinkstergebeu...
- Verkondigt alle landen
- Leven uit de rechtvaardigmaking...
- Leviticus
- Een vreemd antwoord
- Is dat nu een God van liefde...
- MATTHEUS
- JOHANNES 3:16
- De feesten des HEREN
- Goddelijke geheimen uit Galaten...
- De gouden keten
- Getuige worden van Zijn opstandi...
- Pasen - en dan
- Hij is het
- Consequenties van het grote kers...
- Flakkerende kaarsjes of een vlam...
- KERSTFEEST - maar nu eens een ke...
- Is het geen waanzin om te zingen...
- Kerstfeest: Oorlogfeest! (1968)...
- ADVENT - In het licht van het ni...
- Voor die engelen was het maar ge...
- ADVENT - En het geheim van een a...
- Opwekkingen in de bijbel Hizkia...
- Ezra - opwekkingen in de bijbel...
- Hemelvaart - Het machtige feest ...
- Pinksteren en de gemeenschap van...
- Pinksteren en de gemeenschap van...
- Redding of Roeping
- Hemelvaart - De grootste der chr...
- Hemelvaart - Christus leeft in m...
- Hemelvaart - Een mens op Gods Tr...
- Hemelvaart - De verheerlijkte He...
- De Beker
- De Tabernakel
- De toekomst begint vandaag!...
- Judas en ik...
- Mozes, een teleurgesteld man...
- Kerstfeest en onze frustraties!...
- Het geloof van Herodes!...
Bijbelstudie: Het huis van God
Hulp bij Bijbellezen en stille tijd - een studie uit Israëls geschiedenis om te zoeken naar Gods volle doel met ons.
HOOFDSTUK 1
Een woord vooraf
Er is ooit iemand geweest die te berde bracht dat het raadzaam is om bij het bespreken van een onderwerp het volgende te doen:
- vertel eerst wat je gaat zeggen
- zeg het dan
- vertel wat je gezegd hebt!
Laten wij dat dan ook maar doen: vertellen wat we gaan zeggen! Met de tabernakel als voorbeeld willen we trachten een antwoord te geven op de vraag: hoe kunnen we meer vervuld worden met de Heilige Geest, meer de kracht, de blijdschap en de overwinning van Christus in ons leven leren kennen?
Toen we begonnen met de bespreking van de tabernakel hebben we gezegd:
- Eerst zullen we zien wat de tabernakel ons te zeggen heeft over de weg tot een vollere beleving van de gemeenschap met God, ingaan in Zijn heiligdom.
- Na enkele lessen zullen we de tabernakel vanuit een geheel andere gezichtshoek beschouwen, namelijk als een voorbeeld van hoe God Zijn huis wil hebben, ook nu!
Daar in de woestijn stond een klein gebouw, een tempel, niet meer dan dertig el lang en tien el hoog - maar in dat gebouwtje ... woonde God!
We hebben ons eens verplaatst in de Israëliet die inging door de poort en wiens verlangen het was om te naderen tot God, in Zijn heiligdom.
We hebben de weg gezien van poort tot troon. En we hebben ons beziggehouden met de vraag: wat zijn de voorwaarden om tot God te kunnen naderen, om te komen tot een diepere, vollere gemeenschap met Hem? Hoe kunnen wij naderen tot die troon?
We hebben ons daarbij God voorgesteld als buiten ons en ver boven ons. God was op Zijn troon in de hemel en wij moesten de weg vinden om tot die troon te naderen.
Nu gaan we het beeld veranderen. Nu zijn we niet langer de Israëliet, maar de tempel zelf! Een tempel van God. Immers, Paulus zegt ons in:
1 Corinthe 3:16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?
In plaats van God te zien als buiten en boven ons, voor Wiens troon we naderen, gaan we God nu zien als binnen in ons, in ons als Zijn tempel.
De overheersende vraag zal dus zijn:
Hoe kan God neerdalen tot Zijn troon in ons? In ons wonen?
We kunnen het ook zo zeggen: Hoe kan Zijn heerlijkheid Zijn tempel vervullen? Of met andere woorden: Hoe kunnen wij meer vervuld worden met Zijn Heilige Geest en Zijn kracht, blijdschap en overwinning kennen?
Evenals de Here dat materiële huis met Zijn heerlijkheid vervulde, zo wil Hij ook nu Zijn geestelijk huis vervullen! Een onuitsprekelijk machtig iets is dat: mensen vervuld met de Heilige Geest!
- - - - -
Een verrassende opdracht
Het was op een dag, toen hij als gewoonlijk overladen was met alle mogelijke werkzaamheden in de legerplaats, dat het bevel van God tot Mozes kwam om weer eens de berg Sinaï te beklimmen.
Vanuit het grote tentenkamp van Israël in de uitgestrekte, barre woestijn gelegen keek men tegen de steile hellingen van de Sinaï op en Mozes moest alles laten liggen en zich naar boven begeven. Hij kende de weg - het was niet de eerste keer dat hij deze klimpartij volbracht.
Waarschijnlijk heeft hij gedacht dat de Here hem nog meer wetten voor Zijn volk had te geven, zoals dat de vorige maal ook was gebeurd. Hoe weinig zal hij hebben vermoed dat hij deze keer voor een van de grootste, zo niet voor de allergrootste verrassingen van zijn leven zou komen te staan en dat er daarboven een geheel nieuwe wereld voor hem zou opengaan.
Mozes klom een lange en moeilijke weg. Eindelijk was de zware tocht volbracht en hij zette zich neer om de stem van God te vernemen.
Het eerste wat er gebeurde was dat er een donkere wolk kwam opzetten die de piek van de berg omhulde. In de wolk was er een gloed als van vuur zichtbaar.
Exodus 24:15-17 Daarop besteeg Mozes de berg en de wolk bedekte de berg. De heerlijkheid des Heren rustte op de berg Sinaï en de wolk bedekte hem zes dagen lang; ... De verschijning van de heerlijkheid des Heren was als verterend vuur op de top van de berg ...
Het is goed om hierbij te lezen: Exodus 24 en 25:1-10.
Vervuld met ontzag, in diepe eerbied voor God neergebogen, wachtte Mozes af. Uren verstreken en het werd nacht - hoewel ... de duisternis wél door de heerlijkheid van God verlicht werd. De nacht verstreek en het werd weer dag. En ook die dag ging voorbij en weer kwam de volgende nacht ...
Eindelijk, eindelijk, na zes lange dagen en nachten - of leek de tijd misschien juist heel kort bij het zien van de heerlijkheid Gods? - eindelijk dan was het grote moment aangebroken: God begon te spreken ... Maar hoe heel anders dan verwacht! Zeg tot de Israëlieten ... zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen. Exodus 25:1,8.
Ik zal in hun midden wonen??!!
Overrompeld, verbluft, had Mozes geluisterd. Moest God, dé God die de bergen had geschapen, de onmetelijke oceanen, ja de hele aarde en zoveel meer nog: zon, maan en sterren, het ganse, reusachtige heelal - moest die God in hun midden komen wonen?!
De God die Zich op zo’n geweldige manier aan de Egyptenaren had geopenbaard in de tien plagen en in de omverwerping van Farao en zijn leger in de Schelfzee - moest Hij onder hen een woonplaats hebben?!
De God die op de Sinaï verschenen was in bliksem en donder, in aardbevingen, vuur en rookwolken, angst en ontzetting onder Israël verspreidend, moest die God nu, in al Zijn heerlijkheid en majesteit, neerdalen tot hen in het midden van de legerplaats?!
Zouden zij dan niet met z’n allen in zo’n ogenblik volkomen worden verdelgd?!
En hoe zou dat heiligdom moeten worden? Bevatte de woestijn wel stenen genoeg, bevatten alle wouden der aarde wel hout genoeg, zou er onder alle volken wel genoeg zilver en goud worden gevonden om een dergelijk huis te bouwen? Zouden de honderdduizenden Israëlieten kracht genoeg kunnen opbrengen om een tempel te bouwen voor de Eeuwige, de Almachtige - een tempel die de grootste van de piramiden in de schaduw zou moeten stellen?!
Het was een ongelooflijk iets - hebben we er ooit wel echt bij stilgestaan wat het betekende: de Eeuwige en Almachtige God nam Zijn intrek in een gebouw door mensenhanden vervaardigd!!!
Nee, werkelijk begrijpen zullen we het nooit. Hoe meer we erover nadenken, des te verwonderlijker en onbegrijpelijker zal het ons worden.
Maar er is een ander wonder, nóg groter, nóg onbegrijpelijker ... Hebben wij er ooit in diepe aanbidding en ontroering bij stilgestaan dat, zoals de Here destijds Zijn intrek nam in een materieel gebouwtje, Hij nu in de tempel van mijn innerlijk leven verlangt te wonen?!
De onbewuste diepten van onze menselijke geest zijn de zalen die Hij met Zijn Geest wil vervullen en waarin Hij Zijn troon gevestigd wil zien.
In die diepten waarvan de zielkunde ons ooit leerde dat daar zoveel vunzigheid heerst, in die diepten wil Hij Zijn hemels licht laten stralen, die diepten wil Hij met Zijn heerlijkheid vervullen.
Gods openbaring in de eerste en tweede helft van Exodus
We willen hier even de aandacht vestigen op het grote verschil tussen Gods openbaring aan het begin en aan het einde van Exodus.
In de eerste helft van Exodus spreekt God vanuit de hemel en werkt Hij van daaruit voor Zijn volk op aarde. Hij zendt de tien plagen, leidt Israël uit slavernij en ellende, voedt hen met brood van boven ...
In de tweede helft van Exodus zien we iets geheel nieuws. God, die vanuit de hemel voor Zijn volk heeft gewerkt, daalt nu in hun midden neer om blijvend te midden van Zijn volk te komen wonen. En God daalt niet neer in oordeel, in allesvernietigende kracht, maar God komt tot Zijn volk in heerlijkheid. Waar God is, is heerlijkheid!
Exodus 40:34 En de wolk bedekte de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel ...
Genoemde twee kanten vinden we in het Nieuwe Testament weer terug: ze zijn:
- Christus voor ons
- Christus in ons
In Zijn lijden en sterven aan het kruis, in Zijn opstanding en troonsbestijging, heeft Christus een machtig groot werk voor ons volbracht. Pinksteren betekent echter, dat door het neerdalen van de Heilige Geest in Zijn tempel, de gemeente, Christus een groot werk in ons volbrengt.
We kennen het gezegde: Op één been kun je niet lopen! Ook het evangelie rust op een dubbel fundament, heeft twee kanten: Christus voor ons en Christus in ons. (Objectief en subjectief) In het Nieuwe Testament komt dit telkens weer naar voren.
Zo was de boodschap van:
Johannes de Doper:
- bekering (Mattheüs 3:2) en
- de Heilige Geest (Mattheüs 3:11)
Johannes:
- Johannes 1:29 Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
- Johannes 1:33 ... deze is het, die met de Heilige Geest doopt.
Petrus op de Pinksterdag:
- Handelingen 2:38 ... tot vergeving van uw zonden
- Handelingen 2:38 ... en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Deze twee kanten (vergeving en vervulling - God voor ons en God in ons) moeten altijd samen gaan. Het is de ondergang van ons christendom, dat het accent tegenwoordig uitsluitend op de vergeving wordt gelegd.
Maar gelukkig, meer en meer is te merken dat bij velen de vraag begint te leven: hoe kan ik meer met de Heilige Geest worden vervuld?
Daarom is een studie van de tabernakel zo belangrijk - een studie van Gods inwoning in het materiële huis zal voor ons veel licht kunnen werpen op deze, naast die van de wedergeboorte, allerbelangrijkste vraag van ons geestelijk leven.
Aan de hand van de tabernakel, het materiële gebouw waarin God woonde, willen we nagaan wat de voorwaarden zijn waarop de Here in ons, als Zijn geestelijk huis, wil wonen en ons met Zijn heerlijkheid wil vervullen.
Laten we er echter mee beginnen te zien, waarvan de tabernakel een afbeelding is.
De tabernakel als voorafschaduwing
De tabernakel wijst heen naar:
- Christus
- De gelovige
- De gemeente
- - - - -
1. Christus
Zoals God destijds tot Israël neerdaalde en Zijn intrek nam in een gebouwtje van hout en kleden, van zilver en goud, zo is 2000 jaar geleden God opnieuw in Jezus Christus tot ons neergedaald.
God was in Christus. Jezus was Gods tempel waarin God woonde. Jezus was vol van de heerlijkheid van God. Dit is een groot, maar waar mysterie met onpeilbare diepten. Moge de Heilige Geest ons geestesoog hiervoor verlichten.
Lees:
Johannes 2:13-22, vooral vers 21.
Johannes 10:38
Johannes 14:10,11
2. De gelovige
Zoals God door de Heilige Geest in Christus woonde, zo ook wil Hij in elke gelovige wonen. Dat Jezus en ook de eerste christenen vervuld waren met de Heilige Geest vinden wij gewoon - hoewel het wonder ervan langs ons heen gaat. Maar dat het Gods bedoeling zou zijn dat wij, doodgewone mensen van deze tijd, op precies dezelfde wijze vervuld zouden zijn ...
Lees:
Johannes 6:56
Johannes 14:20,23
Johannes 15:4
Johannes 17:26
1 Corinthiërs 6:19
2 Corinthiërs 13:5
Galaten 2:20
3. De gemeente
Dat wat geldt voor Christus en de individuele gelovige, geldt ook voor de gemeente, plaatselijk en universeel.
Het is een machtig iets dat zoals Jezus vol was van de Heilige Geest, zo ook de gelovige vervuld kan worden. Maar het is een nog veel groter en machtiger iets wanneer een hele gemeente een tempel is, vervuld met de heerlijkheid Gods. En God is met niets minder tevreden!
Lees:
2 Corinthiërs 6:16
Efeze 2:21
Hebreeën 3:6
1 Petrus 2:5
We spreken nu eerst over de gelovige persoonlijk, vervolgens over de plaatselijke gemeente, en ten slotte over de universele gemeente.
Op het moment is voor ons de vraag: wat zijn de voorwaarden waarop de heerlijkheid Gods neerdaalt in Zijn huis, dus in ons? Welk licht werpt de tabernakel daarop?
- - - - -
Voorwaarden voor vervulling
Het was jaren geleden, bij een Bijbelbespreking, dat door iemand de vraag werd gesteld: Wat was eigenlijk het heilige der heiligen?
Het antwoord luidde: Het heilige der heiligen was de plaats, waar de voorwaarden vervuld waren opdat de heerlijkheid Gods er kon wonen!
Deze éne zin deed een nieuwe wereld voor ons opengaan! Opeens zagen we het: in de tabernakel waren symbolisch de voorwaarden aangegeven, waarop iemand met de heerlijkheid van God vervuld zou kunnen worden
Als we werkelijk een diep verlangen bezitten naar Gods volheid dan zullen we alles op alles zetten om de voorwaarden te vervullen.
Wat die voorwaarden zijn?
Ze zijn:
- Een omheining van wit linnen
- Een poort
- Een koperen altaar
- Een wasvat
- Een kandelaar
- Een tafel
- Een gouden altaar
- Een troon
Misschien zegt ons dat weinig. Dan moeten we deze symbolen vertolken.
- Een omheining van wit linnen
Van buiten gezien was het eerste wat bij de tabernakel opviel: de hoge witte muur van smetteloos wit linnen.
Zo moet ook ons leven zijn. De indruk die anderen van ons krijgen moet er een zijn van smetteloze reinheid. Onze taak is de reinheid en heiligheid van Christus op te houden, voor de wereld zichtbaar te maken.
We kunnen deze omheining ook zien als een afscheiding. Er moet zo’n muur om ons leven zijn, een scherpe afscheiding van de zonde buiten. Een ieder moet ook aanvoelen dat hij niet met allerlei vuiligheid bij ons aan hoeft te komen. Een schip hoort in de zee, maar als de zee in het schip komt, is het mis. Wij bevinden ons in een zondige wereld en hebben hier een taak, maar er mag geen gaatje in de omheining zijn. Alleen als we afgesloten zijn voor de onreinheid van de wereld buiten, kan de heerlijkheid van de wereld boven neerdalen in ons leven.
Lees:
Mattheüs 5:16
2 Corinthiërs 8:21
Filippenzen 2:15
1 Petrus 2:12
Openbaring 3:4,5
Openbaring 7:14
Openbaring 19:8
- Een poort
In de tabernakel, gezien als de weg tot God - de weg van poort tot troon, is de poort een beeld van Christus die heeft gezegd: Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt ... De poort was niet slechts een opening - er hing een vierkleurig gordijn. En mogen we het niet zo zien dat de kleuren van dat gordijn de schoonheid tonen van Hem die de deur is?
Zo hebben wij niet alleen de taak om naar buiten toe het witte linnen op te houden waardoor zij die de zonde dienen, zich vanzelf op een afstand van ons houden. Maar we hebben ook de taak de poort open te houden, dat is zó Christus te laten zien, dat anderen tot Hem worden getrokken.
Er zijn mensen die het ook als christen helemaal niet zo nauw nemen. In de omheining van wit linnen zitten grote gaten waar van alles door kan. Maar we kunnen het ook heel erg nauw nemen zonder de schoonheid van Jezus te tonen: een ononderbroken omheining, zonder poort.
Maar wie de poort niet ophoudt, ontvangt ook nooit de heerlijkheid Gods!
Lees:
1 Corinthiërs 9:16
2 Corinthiërs 2:14,15
2 Corinthiërs 3:2,3
2 Corinthiërs 4:10,11
- Een altaar
Het eerste wat we zien als we door de poort naar binnen kijken is het altaar, de plaats van het offer, het kruis. Zo dienen de mensen die met ons in aanraking komen en een blik slaan in ons leven, allereerst te ontdekken dat het kruis daar is geplant.
Dat betekent aan de ene kant dat we de vergeving en rechtvaardigmaking kennen, dus wat Christus aan het kruis voor ons heeft gedaan.
Het betekent ook, dat we ons één weten met Hem in Zijn kruis: met Hem gekruisigd, begraven, verrezen en dat dan ook niet alleen theoretisch! Aan de buitenkant moeten de mensen het witte linnen en de kleurige poort zien zodra zij een blik naar binnen slaan in ons leven. Zij moeten weten met een gekruisigd iemand te maken te hebben. Wanneer we niet bereid zijn het hele oude leven door het kruis ter dood te brengen, hoe zullen we dan ooit met het nieuwe leven worden vervuld?!
Lees:
Lukas 9:23
Lucas 14:27
Romeinen 6:2-4
Galaten 2:20
Galaten 6:14
- Een wasvat
Wanneer het altaar voorstelt wat God voor onze reiniging doet: ... het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. 1 Johannes 1:7 - dan stelt het wasvat voor wat wij van onze kant voor onze reiniging moeten doen: ... die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich ... 1 Johannes 3:3.
Wie een blik in ons leven slaat, moet kunnen merken dat wij niet alleen ons vertrouwen op het werk van Christus hebben gesteld, maar ook dat we in ons praktische leven bij het wasvat stof en vuil van ons afspoelen.
Want ook al is ons getuigenis naar buiten toe een omheining van smetteloos wit linnen, er is niemand onder ons die niet nodig heeft zich telkens weer te ontdoen van stof en vuil. Door echter onmiddellijk van het water gebruik te maken zodra zich iets voordoet, blijven we rein.
En waar we onszelf reinigen, kan de heerlijkheid van God ons vervullen.
Lees:
Johannes 13:10
2 Corinthiërs 7:1
Hebreeën 10:22
- Een kandelaar
Aan de buitenkant van ons leven moeten het witte linnen en ook de kleurige poort zichtbaar zijn. Bij de eerste blik naar binnen: altaar en wasvat - maar de enkeling die wat dieper in ons innerlijk wezen een blik slaat, moet kunnen ontdekken dat daar in het heiligdom een kandelaar brandt!
Daarmee bedoelen we: de innerlijke verlichting van de Heilige Geest moet aanwezig zijn. In elk leven waar Hij de kans krijgt, zal de Geest van God steeds meer van Christus openbaren.
Wie zelf bij het licht van de kandelaar leeft, voelt al gauw bij de ander aan of datzelfde licht ook bij hem aanwezig is. Sommige mensen kunnen ontzaglijk mooi en enthousiast praten, kunnen heel veel over godsdienst weten en toch voelen we onmiddellijk aan dat het meeste verstandswerk is, dat het niet leeft, dat het geen licht is van God.
Alleen als in ons de kandelaar brandt, zal God Zijn tempel vervullen.
Lees:
Johannes 14:26
Johannes 15:26
Johannes 16:13,14
- Een tafel
De kracht van de christen staat of valt met zijn geestelijke voeding: het brood des levens. In het licht van de kandelaar gaat Gods Woord voor hem leven. Hij voedt zich met Christus - leeft helemaal uit Hem.
Dit voeden kan zijn door het persoonlijk lezen van de Schrift - het kan ook zijn in de gemeenschap met anderen. Een tafel is het symbool van gemeenschap en het is volkomen waar dat wij juist in de levende gemeenschap met anderen nóg veel meer ontvangen uit Gods Woord.
Zij die hun blik in ons leven wat dieper doen afdalen, moeten kunnen merken dat de hogere dingen spijs en drank voor ons zijn. Daar waar men zich voedt met aardse dingen kan men onmogelijk verwachten vervuld te zullen worden door een hemels leven!
Lees:
Johannes 6:27,35,48,53-58
Filippenzen 4:8
Colossenzen 3:1,2
1 Petrus 2:2
- Een gouden altaar
Het bekende symbool van het gebedsleven! Overbodig te zeggen, hoe belangrijk dit in ons leven wel is.
Maar nu zal bij hen die Christus nog niet zo lang kennen het gebed voor een overgroot deel bestaan uit het vragen aan God om datgene wat men van Hem verlangt - meestal voor zichzelf, soms ook voor anderen.
Het geestelijk rijper worden kenmerkt zich onder meer hierdoor dat andere aspecten van het gebed een grotere rol in het leven gaan spelen.
Zij die een blik naar binnen slaan in het heiligdom van ons leven, dienen daar, naast een diepe gebedsdrang voor anderen, óók een geest van waarachtige aanbidding te vinden: het reukwerk dat opstijgt tot God.
Wanneer er uit ons heiligdom niet dat reukwerk tot de Heer opstijgt, kunnen we onmogelijk van Hem verwachten dat de volheid van Zijn leven tot ons neerdaalt.
Lees:
Psalm 141:2
Lucas 1:8-10
Johannes 4:23,24
Hebreeën 13:15
Openbaring 5:8
Openbaring 8:3,4
- Een troon
De voorhof van ons leven mag voor allen toegankelijk zijn; sommigen mogen wellicht een blik in het heiligdom slaan, maar er is een heilige der heiligen in ons leven dat voor alle ogen verborgen ligt, voor een groot deel zelfs voor ons eigen oog!
En in dat allerheiligste, in de diepten van het onbewuste, staat de troon van ons hart, van waaruit al de uitingen van ons leven worden beheerst: dat wat gebeurt in het heiligdom en dat wat gebeurt in de voorhof.
Want op die troon zit Christus Zelf, of ... ons eigen ik.
Daar in de diepten van ons wezen wordt uiteindelijk heel ons levensgedrag bepaald.
Willen wij het huis vol hebben van de heerlijkheid van God, vol van de Heilige Geest, dan is de allerbelangrijkste voorwaarde wel deze dat daar in het heilige der heiligen God Zelf de plaats op de troon zal bekleden en geen ander!
Lees:
Mattheüs 3:2
Handelingen 2:36
Handelingen 9:5
Handelingen 10:36
Handelingen 17:7
Openbaring 4:1,2
Openbaring 11:19
- - - - -
En ... hoe vinden we dit onderwerp? Interessant? Iets om een inleiding over te houden?
Ja, maar ... is dat witte linnen bij ons wel in orde? Houden we werkelijk de poort omhoog? Zien de mensen altaar en wasvat in ons leven? Spelen kandelaar, tafel en reukofferaltaar wel voldoende rol in het heiligdom van ons innerlijk leven? En bovenal: wie zit er in het allerheiligste op de troon van ons hart???
Maar, zegt iemand, als ik dat allemaal in orde moet hebben, voordat ik vervuld kan worden met de Heilige Geest, dan kom ik er nooit aan toe!
Maak je daarover geen zorgen. Wanneer we een wedergeboorte hebben gekend en de Geest van God hebben ontvangen laten we dan beginnen met heel eenvoudig het allereerste te doen wat de Heer van ons vraagt.
Wanneer we handelen naar het licht dat we hebben en met de - zij het nog zo kleine - kracht die we van Hem hebben, dan zal Hij ons direct meer licht en kracht schenken. Hij verlangt ons met Zijn Geest te vervullen!
Wanneer we daarentegen zondigen tegen het minste licht dat we bezitten, wordt het licht weer minder en zijn we op een hellend vlak! Dan kunnen we wegzakken, dieper en dieper!
De enige weg is: onmiddellijk gehoorzamen aan elk ding, waarvan we weten, dat de Heer het van ons vraagt.
Is Hij op de troon?
HOOFDSTUK 2
Voorwaarden voor vervulling
We zijn bezig met de vraag: welke voorwaarden moeten we vervullen opdat God Zijn volle heerlijkheid in Zijn tempel kan openbaren?
Met andere woorden: hoe kunnen wij vervuld worden met de Heilige Geest?
Laten we hier beginnen met te vertellen hoe we zelf na eerst alleen maar: Christus voor ons te hebben gezien tot deze tweede grote kant van het evangelie kwamen: Christus in ons.
Aan het begin van ons geestelijk leven, toen we voor het eerst werkelijk belangstelling begonnen te krijgen voor het geloof, was onze aandacht helemaal gericht op het objectieve, op Christus voor mij.
In heel de Bijbel zagen we niets anders dan dat! In het Oude Testament zagen we overal voorbeelden van de verzoening:
- Het kleden van Adam en Eva met dierenvellen na hun val, wees heen naar Gods bekleden van ons met de gerechtigheid van Christus op grond van Zijn offer voor ons.
- Het offer van Abel wees eveneens heen naar het offer van Christus voor ons.
- De ark van Noach wees heen naar Christus als veilige schuilplaats voor ons als het oordeel zou losbreken.
- De altaren van Noach en Abram wezen weer heen naar Christus’ offer voor ons.
- Het paaslam wees heen naar Christus’ bloed, voor ons vergoten.
- De uittocht uit Egypte was een beeld van wat Christus doet voor ons als Hij ons verlost uit de macht der duisternis.
- Het manna in de woestijn en het water uit de steenrots lieten zien wat Christus voor ons deed om ons geestelijk te onderhouden.
- De verschillende offeranden in de tabernakeldienst (brandoffer, spijsoffer, vredeoffer, zondoffer en schuldoffer) toonden alle verschillende aspecten van het ene grote offer van Christus voor ons.
- De slang in de woestijn verhoogd, het scharlakenrode snoer van Rachab, de lossing in Ruth, waren allemaal voorafschaduwingen van het werk van Christus voor ons.
Dan waren er belangrijke hoofdstukken zoals Psalm 22 en Jesaja 53 die duidelijk spraken van het grote werk van Christus voor ons. En niet te vergeten de vele profetieën, die heenwezen naar Christus’ wederkomst en alles wat Hij daarbij zou doen voor ons en voor deze wereld.
En dan natuurlijk het Nieuwe Testament. Wáár we ook lazen, overal kwamen we het tegen:
- Het offer van Christus voor ons
- Zijn werk als hogepriester voor ons
- Zijn wederkomst voor ons.
Natuurlijk wisten we dat er ook andere dingen in de Bijbel stond zoals: Christus in ons. We wisten het, maar zagen het niet. Het zei ons evenmin iets als die lange geslachtsregisters in het Oude Testament. Van Genesis tot de Openbaring straalde ons op elke bladzijde dit éne tegen: Christus voor ons. Daar waren we vol van, daarover hebben we gedacht en gepraat en geschreven, dat was het thema van onze toespraken.
Toen gebeurde er iets!
Hoe het kwam, wat de directe aanleiding was, dat herinneren we ons niet meer. Dit éne weten we alleen: op een gegeven ogenblik was het alsof ons de schellen van de ogen vielen, een nieuwe wereld ging er voor ons open: Christus in mij!
Teksten waar we vroeger altijd overheen gelezen hadden, begonnen nu als het ware te sprankelen met een geheel nieuw licht; door het Oude en Nieuwe Testament heen, overal straalde het ons tegen: Christus in ons!
Teksten over de heerlijkheid Gods in tabernakel en tempel kregen een volslagen nieuwe betekenis voor ons. Zo ook teksten als de volgende:
Exodus 31:2,3 ... Ik heb... Bezaleël ... vervuld met Gods Geest ...
Richteren 6:34 Toen vervulde de Geest des Heren Gideon ...
1 Samuël 16:13 ... greep de Geest des Heren David aan.
Ezechiël 36:27 Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven ...
Daniël 5:11 ... een man ... in wie de geest der heilige goden woont ...
En dan in het Nieuwe Testament! Overal straalde het ons ook daar in lichtende letters tegen: Christus in mij:
Galaten 2:20 ... niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij.
Lees:
Johannes 6:56
Johannes 14:17
Johannes 15:4,5
Johannes 17:23,26
1 Johannes 3:24
1 Johannes 4:4,12,15
Colossenzen 1:27 wordt in verschillende anderstalige vertalingen als volgt weergegeven: Christus in u, de hoop der heerlijkheid.
Inderdaad, dit was een totaal nieuwe wereld, een wereld met ongekende perspectieven, een wereld die steeds verder en verder voor ons open ging.
Maar toen ontdekten we dat zeer vele, zelfs oudere christenen, altijd in die eerste wereld waren blijven staan en nooit hadden gezien: Hij in ons.
Gods tempel met Zijn heerlijkheid vervuld, kunnen we Nieuwtestamentisch op verschillende wijzen uitdrukken:
- We kunnen spreken over vervuld zijn met Christus, zoals in Efeze 1:23 ... vervuld met Hem ...
- We kunnen spreken over het vervuld zijn met de Heilige Geest: ... en zij werden allen vervuld met de heilige Geest ... Handelingen 2:4
- We kunnen spreken over Gods overvloeiend leven in ons: ... stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Johannes 7:38
- We kunnen ook spreken over die wondere volheid van God in ons: ... opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods. Efeze 3:19
Welke uitdrukking we ook bezigen, het gaat hier om een wondermachtige werkelijkheid: mensen, vervuld met de heerlijkheid Gods.
- - - -
Voor ons was het een openbaring, het niet alleen verstandelijk te weten, maar het ook echt te zien: Ik ben Gods tempel - Hij woont in mij!
Maar we gingen ook zien, dat er voorwaarden vervuld zouden moeten worden wanneer Christus werkelijk heel ons innerlijk wezen zou vervullen. We konden immers niet tegelijkertijd vol zijn van Hem en van alles wat er in deze wereld op ons af kwam.
In de tabernakel vonden we die voorwaarden! Omheining, poort, altaar en wasvat. Deze alle waren bestemd om dat wat onrein was buiten het heiligdom te houden, opdat de aanwezigheid van Zijn heerlijkheid niet zou worden belemmerd.
Zullen we daar nu wat nader op ingaan?
- De omheining
De omheining als bescherming
Wanneer Mozes ergens in de omheining een stuk van het witte linnen had weggelaten of als het ergens was gescheurd, gezakt en op de grond komen te liggen, zo, dat alles en iedereen maar naar binnen had kunnen lopen, zou God Zijn huis nooit met Zijn heerlijkheid hebben kunnen vervullen.
God kan niet wonen daar waar het onrein is, daar waar de zonde leeft!
God wil van bovenuit in Zijn huis neerdalen en het van binnenuit, vanuit het allerheiligste, geheel met Zijn heerlijkheid vervullen. Maar wanneer het de vijand lukt van buitenaf van alles wat onrein is bij ons binnen te laten dringen, dan wordt de heerlijkheid van God verdreven.
Zo is ons innerlijk leven het trefpunt van twee werelden: het slagveld waar de strijd tussen twee werelden uitgestreden wordt.
Beide werelden, de wereld van boven en de wereld van beneden, kunnen nimmer tegelijk het terrein beheersen. We kunnen nooit vol zijn van de geest van deze wereld en tegelijk vol van de Geest van God!
Let wel: we staan in deze wereld, we moeten hier leven, we moeten hier werken. Maar terwijl dit alles waar is, is het toch nog heel iets anders om vol te zijn van de geest van deze wereld. Jezus heeft ook in deze wereld geleefd en gewerkt, heeft hier omgang met de mensen gehad maar Hij is nooit vervuld geweest met haar geest. Zo moeten ook wij ons niet afsluiten voor de mensen, kloosterlingen en asceten worden, maar wel dienen we ons af te sluiten voor de geest die deze wereld beheerst en open te staan voor de Geest van boven.
Lees hier:
Johannes 15:18,19
Johannes 17:14,16
Galaten 1:4
Jacobus 4:4
1 Johannes 2:15
De omheining als getuigenis
En nu een andere kant. Wanneer we ervoor waken dat het witte linnen een ononderbroken omheining vormt, zonder vlekken, scheuren en gaten, dan is er ook een getuigenis naar buiten van de reinheid en heiligheid van Christus.
Een groots iets is dat: een getuigenis te zijn van Zijn smetteloze heiligheid en reinheid. En alleen wanneer dat getuigenis er is, zal de Heer Zijn tempel met Zijn Geest vervuld houden.
Dit kan ons als zo vanzelfsprekend voorkomen dat het overbodig schijnt er iets van te zeggen. Maar het is niet overbodig, helemaal niet!!!
Wanneer we in gesprek komen met buitenkerkelijken, wordt ons menigmaal voor de voeten gegooid: het is bij jullie christenen een grote bende! En hebben ze ongelijk??? Er zijn er zo velen die ‘s zondags heel vroom naar de kerk of samenkomst gaan en er in de week maar op los liegen en bedriegen. En zelfs onder de meest ernstige christenen hapert er soms zo hopeloos veel en lijdt het getuigenis naar buiten toe daaronder. Soms zijn we op een groot aantal punten heel precies. Hele stukken van het witte linnen staan keurig intact en stralend wit. Maar dan, op een bepaald punt, is er opeens een gat. En het merkwaardige is dat we zo heel gemakkelijk bij anderen die gaten zien en zo moeilijk bij onszelf. Dit hoeft helemaal niet te betekenen dat we farizeeërs en huichelaars zijn - het is zeer wel mogelijk om volkomen te goeder trouw te zijn en domweg bepaalde dingen in onszelf niet te zien terwijl anderen zich over onze blindheid verbazen.
Daarom is één van de belangrijkste dingen in het geestelijk leven dat we onszelf door anderen laten corrigeren. Heb eens de moed anderen te vragen je op fouten te wijzen die je zelf nog niet ziet!
- De poort
De poort als bescherming
De omheining van de voorhof was op één punt onderbroken bij de poort. Misschien is onderbroken niet helemaal het juiste woord, want in de poort hing een gordijn. De Bijbel spreekt van een gordijn van veelkleurig weefwerk.
En zoals het witte linnen een begrenzing was en verkeerde elementen een halt toeriep, zo ook de kleurige poort.
Wat is bij ons de poort? Bij de tabernakel was dat de plaats waar het verkeer in en uit Gods huis plaatsvond. Zo hebben ook wij verkeer met de mensen om ons heen - zowel door woorden als door daden. Hoe is ons contact met hen die om ons heen zijn? Wat zien zij in ons? Welke geest ontmoeten zij in ons? Wanneer zij met allerlei vuiligheid bij ons aan zouden komen, kunnen zij het dan aan ons kwijt? Of kunnen zij daarmee niet binnenkomen omdat zij stuiten op de reinheid en schoonheid van Christus? Merken zij dat de poort afgesloten is voor al wat onrein is? En voelen zij zich beschaamd? - tenminste, wanneer zij nog een geweten hebben! Alleen als de poort voor alle onreinheid gesloten is, zal de heerlijkheid Gods neerdalen in Zijn tempel.
Lees:
2 Corinthiërs 8:21
Filippenzen 2:15
Titus 2:7,8
1 Petrus 2:12
1 Petrus 3:1-4,16
De poort als getuigenis
Zoals het witte linnen een bescherming was tegen invloeden van buiten, maar tegelijk een getuigenis van reinheid en heiligheid, zo was ook de poort een getuigenis zowel als een bescherming.
Wat hebben we toch een heerlijke opdracht. Niet alleen aan de wereld het witte linnen van de heiligheid Gods te tonen waardoor zij op een afstand wordt gehouden, maar tegelijkertijd de kleurige poort van Zijn liefde, de zachtmoedigheid en het geduld waardoor wij tot Hem worden getrokken. Tonen wij een poort die spreekt van de liefde, de zachtmoedigheid, het geduld, de reinheid, de nederigheid van Jezus? Of hangt daar een vuil, grauw of zwart gordijn? Ontmoeten de mensen Christus of ... ons eigen ik, in alle liefdeloosheid, hardheid, ongeduld, onreinheid en hoogmoed?
We zagen dat de gaten in het witte linnen - de zondige levens van zovele christenen - ontzaglijk veel kwaad stichten naar buiten. Maar niet minder kwaad stichten zij die een soort wit linnen naar buiten ten toon spreiden, maar weinig of niets van de kleurige poort laten zien! We bedoelen hen die een heel streng en wettisch leven leiden, hard en koud, zonder de liefde van Christus en Zijn barmhartigheid te laten zien.
Hierdoor hebben zovelen de indruk gekregen dat het christenleven hard, koud en vreugdeloos is - en dat het hoofdzakelijk bestaat uit het nalaten van talloze verbodsbepalingen. Christen worden betekent voor hen alle mogelijke dingen moeten prijsgeven: dit mag niet en dat mag niet! - met als enige compensatie dat je het later in de hemel goed zult hebben. Waar het kleurige gordijn (in de Statenvertaling heette dit deksel) van de poort zich moest bevinden, hangen zij ook het witte linnen op. Zo sluiten zij zich helemaal in een ingebeelde gerechtigheid op.
- Het altaar
Het altaar als bescherming
Zoals de omheining van wit linnen en de kleurige poort beide de heilige plaats tegen invloeden van buiten beschermen, zo ook het koperen altaar.
Op de zelfde wijze staat het kruis bij de ingangen van ons leven. In een ogenblik dat onze waakzaamheid wat verslapt of misschien zelfs ondanks werkelijke waakzaamheid van onze kant, is er iets wat er niet hoort door de poort van ons leven naar binnen geglipt. Het kan zijn door iets wat we zagen of hoorden, een onreine prent of liefdeloze kritiek op anderen en onmiddellijk brengen we dit bij het kruis, waardoor de kracht ervan wordt gebroken.
Bij de ingang van de tabernakel, net binnen de poort, laaide het allesverterende vuur! Wanneer er iets door de poort naar binnen dringt wat onheilig, onrein is, wordt het in de vlammen van het altaar verteerd. Alleen dat wat bij het altaar gezuiverd is, kan in het heilige ingaan.
Wanneer we echter niet dadelijk elke verkeerde gedachte aan het kruis brengen, kan zoiets wel binnendringen in het heiligdom van ons innerlijk leven en dat bezoedelen, zodat de heerlijkheid ven God er niet wonen kan.
Elke val begint met het toelaten van één gedachte! We herinneren aan het bekende:
- Zaai een gedachte en je oogst een daad
- Zaai een daad en je oogst een gewoonte
- Zaai een gewoonte en je oogst een karakter
- Zaal een karakter en je oogst een levensbestemming
Alleen wanneer alles wat bij ons door de poort binnenkomt ook door het vuur van het altaar gaat, wordt de heerlijkheid Gods niet verhinderd.
Lees hier:
Romeinen 6:2
Galaten 6:14
Efeze 4:22
Colossenzen 3:13
Het altaar als getuigenis
We zagen hoe aan de buitenkant van ons leven het witte linnen en de kleurige poort, de heiligheid en de liefde van Christus, dadelijk in het oog moesten lopen.
Bij het slaan van een blik naar binnen in ons leven, moeten de mensen allereerst het altaar, het kruis, kunnen zien. Niet alleen moeten de mensen van ons weten, dat wij vergeving gevonden hebben bij dat kruis, zij moeten kunnen merken dat wij één zijn geworden met Christus aan dat kruis, dat wij gekruisigde mensen zijn.
Terwijl er aan de éne kant in vele kerkelijke kringen veel te weinig met vrijmoedigheid van Christus wordt getuigd, bestaat er in vele andere kringen een groot gevaar om altijd met de mond van Hem te getuigen terwijl het leven maar al te dikwijls daarmee in volkomen tegenspraak is. Zo kan men talloos vele mensen treffen die steeds de mond vol hebben van het kruis en het bloed van Christus, maar bij het minste of geringste zijn ze op de teentjes getrapt en bewijzen ze daarmee dat ze nog nooit werkelijk de betekenis van Christus’ kruis hebben verstaan.
Wat treft men onder hen die positief kunnen getuigen zich het eigendom van Christus te weten, ontzaglijk veel haat en nijd en afgunst en allerlei dat een lijnrechte verloochening is van het kruis.
We hebben erop gewezen wat een grote hulp het kan zijn wanneer we ons door anderen laten corrigeren. Maar al te velen dulden echter absoluut zo’n correctie niet. Als we het kruis aanvaarden, willen we ook luisteren! En laten we niet vergeten: God spreekt niet alleen door de Bijbel, maar ook door mensen!
- Het wasvat
Het wasvat als bescherming
Evenals omheining, poort en altaar is ook het wasvat een bescherming van het heiligdom tegen allerlei invloeden van buiten.
Bij het altaar beleed men zijn zonden en werd het offer gebracht. Men kwam daar als mens zonder meer. Bij het wasvat echter kwamen alleen de priesters die in zouden gaan in het heiligdom om daar te dienen.
Nu hebben wij geen priesterkaste, maar het algemeen priesterschap der gelovigen. (In theorie tenminste!) Elke gelovige dient in te gaan in Gods heiligdom en daar bijvoorbeeld voorbede te doen bij het gouden altaar.
Maar dit moet duidelijk zijn:
- Bij het altaar komt de gelovige als mens om de basis te vinden voor de gemeenschap met God.
- Bij het wasvat komt hij als priester, niet om de basis der gemeenschap te vinden, maar om te voldoen aan de voorwaarden om in het heilige in te gaan en te dienen.
Wat dit voor ons betekent? We nemen een concreet voorbeeld. We willen in het gebed gaan, ingaan in het heiligdom. We weten ons gereinigd door het bloed van Christus (koperen altaar!). Maar hoe worden we niet achtervolgd door allerlei gedachten over ons werk, onze studie en allerlei. Geen zondige gedachten (of ook wel?) maar toch dingen van deze wereld die aan ons blijven hangen en die ons hinderen in het heiligdom. Om daar werkelijk te kunnen dienen, moeten we eerst het stof en vuil van handen en voeten afspoelen bij het wasvat.
Gods tempel kan alleen dan vol zijn van Zijn heerlijkheid, wanneer het stof van deze wereld daar niet kan binnendringen.
Lees hier:
Johannes 13:10
2 Corinthiëers.7:1
2 Timotheüs 2:21
Hebreeën 10:22
Het wasvat als getuigenis
Zoals aan de buitenkant van ons leven het witte linnen en de poort gezien moeten worden en bij de eerste blik naar binnen het altaar, zo moeten zij, die nog iets dieper een blik in ons leven slaan, het wasvat kunnen ontdekken.
Zij moeten niet alleen merken dat wij de vergeving hebben, zij moeten kunnen zien, dat wij in de praktijk vrij zijn van de zonde en vrij van het aardse. We bedoelen hier niet dat iemand volkomen zondeloos zou kunnen leven. We bedoelen wel dat hij zo dicht bij Christus leeft dat elke zonde onmiddellijk wordt beleden én afgelegd, en dat hij ook steeds meer vrij wordt van allerlei dingen - ook goede!
Het is opmerkelijk dat buitenstaanders niet alleen naar ons kijken om te zien hoe wij tegenover de zonde staan, maar dat zij er bijvoorbeeld ook heel erg op letten of wij ons laten neerdrukken door de zorgen van het leven!
En medechristenen moeten ook kunnen merken, dat we niet zó door alles van het leven in beslag worden genomen dat we daardoor worden verhinderd in het heiligdom te gaan door bijvoorbeeld stille tijd te houden en te bidden!
- - - -
We hebben nu alleen gesproken over de invloeden van buiten die geweerd moeten worden door omheining, poort, altaar en wasvat als we er tenminste op uit zijn dat Gods heerlijkheid Zijn tempel zal vervullen, We hebben echter niet alleen te maken met invloeden van buiten, maar ook met invloeden van binnen! De vijand zit in de vesting! Dat maakt de zaak veel gecompliceerder!
Maar daarover meer in het volgende hoofdstuk.
HOOFDSTUK 3
De strijd om Gods tempel
We hebben in Exodus gezien hoe God in de wolkkolom neerdaalde en Zijn huis met Zijn heerlijkheid vervulde.
We hebben ook gezien dat die heerlijkheid alleen dan daar kon wonen, wanneer de onreinheid van deze wereld buiten werd gehouden.
Later in Israëls geschiedenis zien we hoe God Zijn heerlijkheid terug heeft moeten trekken. De volgende teksten maken duidelijk waarom:
Ezechiël 5:11 ... omdat gij mijn heiligdom verontreinigd hebt door al uw afschuwelijkheden en door al uw gruwelen, daarom zal Ik Mij onttrekken ...
Ezechiël 8:6 Mensenkind, ziet gij wat zij doen? de grote gruwelen die het huis Israëls hier bedrijft, zodat Ik ver van mijn heiligdom moet blijven?
Ezechiël 23:38 Bovendien hebben zij Mij dit aangedaan: verontreinigd hebben zij in die tijd mijn heiligdom ...
En dan de volgende teksten uit Kronieken:
2 Kronieken 29:5 ... brengt het onreine uit het heiligdom ...
2 Kronieken 33:7 Hij plaatste ook een stenen afgodsbeeld, dat hij gemaakt had, in het huis Gods ...
2 Kronieken 36:14 ... zij maakten het huis des Heren onrein ...
Zo kunnen ook wij niet tegelijkertijd vol zijn van de vuiligheid van de wereld en vol van de heerlijkheid van God.
De geest van deze wereld en de Geest van God kunnen niet tegelijk Gods tempel, de tempel van ons innerlijk leven, vervullen.
Lees hier ook:
Leviticus 15:31
Numeri 19:20
Ezechiël 28:18
We hebben ook gezien hoe omheining, poort, altaar en wasvat Gods tempel tegen deze invloeden moeten beschermen. Immers, we staan in deze wereld en worden van alle kanten door de geest van deze wereld belaagd.
Nu zou het vrij simpel zijn wanneer we alleen maar de poort hadden te sluiten tegen de zonde die binnen wil dringen. En het zou ook vrij eenvoudig zijn wanneer we alleen maar een eventuele zonde die toch binnen gedrongen was, bij altaar en wasvat hoefden te brengen. Maar de moeilijkheid is dat de zonde niet alleen van buiten op ons afkomt, de zonde is ook binnen, in ons eigen wezen!
De vijand staat niet alleen voor de poort - hij is in de vesting!
We hebben de strijd aan twee fronten!!
Wie is die vijand in eigen boezem?
We weten uit ervaring maar al te goed dat er iets in ons is dat ons tot zondigen verleidt. Iets dat hunkert naar het verkeerde.
Niet de invloeden van buiten zijn het gevaarlijkst, nee, die van binnen! Niet die welke door de poort binnenkomen, maar die welke in de tempel zelf huizen.
En ook wanneer wij verlossing en wedergeboorte hebben gekend en weten dat God in Zijn tempel woont, dan nóg zijn we ons diep bewust van die ontzettende neigingen tot zondigen in ons, zijn we ons bewust van dat andere dat ons tot zonde verleidt.
Het is de oude mens, de oude natuur, het vlees - we weten het wel.
We willen nu de volgende punten gaan bezien:
- Een vijand in Gods tempel
- God komt tot Zijn tempel
- Hevige strijd in Gods tempel
- Onreinheid in Gods tempel
- Trojaans paard in Gods tempel
- De reiniging van Gods tempel
- - - - -
1. Een vijand in Gods tempel
Voordat we gaan zien hoe we de tempel kunnen reinigen, moeten we eerst even zien hoe de toestand zo is geworden en wat zich afspeelt in ons. God schiep in het begin de mens als Zijn tempel. Het was Zijn bedoeling om in die tempel te wonen. Hij schiep die tempel rein - zij was voor Hem geschikt om in te wonen. En Hij wilde die reine tempel vervullen met Zijn heerlijkheid.
Maar ... de vijand stond voor de poort!
Satan wilde deze tempel voor zichzelf hebben en die vervullen met zonde en ellende! En zo deed de vijand op listige wijze een poging om toegang te krijgen tot de tempel die God voor Zichzelf had geschapen.
Toen hebben Adam en Eva de poort voor de vijand geopend. De vijand kwam binnen en de tempel, rein geschapen tot een woonplaats voor God, werd verduisterd en met zonde besmeurd. Ja, het hele innerlijke wezen van de mens, de natuur van de mens, werd zondig, kwam volkomen in de greep van de zonde:
Romeinen 7:14 ... ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde.
Romeinen 7:18 Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont.
In plaats van de reine, onschuldige natuur die God had geschapen, woonde er nu in de mens een totaal verdorven natuur, tot alle kwaad in staat.
Lees hier:
Genesis 6:5
Genesis 8:21
Jesaja 1:4-6
Romeinen 1:28-32
Romeinen 3:9-20
2. God komt tot zijn tempel
Nu komen verlossing en wedergeboorte.
God komt tóch in de mens, als Zijn tempel, woning maken. God komt nu niet tot een tempel die onbewoond is, rein en voor Hem gereed - nee, God komt tot een tempel die volkomen verdorven en vuil is en waarin de oude mens in al zijn afschuwelijkheid huist.
En in die tempel schept God een reine kamer, de nieuwe natuur, om daarin te wonen en van daaruit Zijn werk in ons te doen.
Maar dan ...?! Misschien hadden we eerst gedacht dat wanneer we eenmaal Christus hadden aanvaard en Hij in de tempel was binnengekomen, het andere wel onmiddellijk zou verdwijnen! Al gauw bleek dit anders te zijn! Het is helemaal niet waar dat, wanneer Christus in ons leven komt, het andere direct verdwijnt!
Na de wedergeboorte is het zo: God is wel teruggekomen tot Zijn tempel en heeft daar een reine kamer geschapen, waarin Hij woont, maar dat betekent niet dat de tempel direct in zijn geheel is gereinigd en dat de vijand daaruit is vertrokken! Nee, wanneer Christus tot ons komt en in ons die nieuwe natuur plant, blijft daarnaast die oude natuur nog voortbestaan.
Lees hier:
Mattheüs 26:41
Romeinen 7:21-23
3. Hevige strijd in Gods tempel
Deze twee naturen zijn in hevige strijd gewikkeld.
Zo is het huis verdeeld - in Gods tempel woedt een hevige oorlog.
Galaten 5:17 ... het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees - want deze staan tegenover elkander - zodat gij niet doet wat gij maar wenst.
We moeten denken aan een huis dat we kennen en waar tegen het eind van de oorlog Duitsers en Engelsen tegen elkaar hebben gevochten. De Duitsers zaten in één deel van het huis en de Engelsen in een ander deel. Dagenlang heeft de strijd in dit huis gewoed! Er vielen vele doden en gewonden, maar beide partijen kregen voortdurend versterkingen van buiten en zo kon de strijd lange tijd doorgaan totdat eindelijk één kant de overhand kreeg.
In ons gaat het ook zo. Beide partijen, de nieuwe mens en de oude mens ontvangen versterkingen van buiten. De nieuwe mens staat met God in verbinding, de oude mens met satan. De nieuwe mens in ons ontvangt zijn kracht van boven - de oude mens in ons ontvangt zijn kracht van beneden, van de hel.
Hier is nog een iets ander beeld.
In de vijftiger en de eerste helft van de zestiger jaren was Jeruzalem, de hoofdstad van Israël, voor een deel in handen van de Joden en voor een deel in die van de Arabieren.
Zo is het ook met de hoofdstad van ons leven, het heilige der heiligen van ons innerlijk wezen! Wij hebben voor Christus gebogen en de hoofdstad van ons innerlijk wezen geproclameerd tot de stad van de grote Koning - maar in diezelfde stad heeft de vijand zich genesteld en zet hij alles op alles om het terrein te behouden en zelfs uit te breiden.
Toen Israël in de periode die we zojuist noemden in een strijd gewikkeld raakte met de Arabieren, kregen zij niet alleen te maken met de vijand buiten hun grenzen, maar tegen dezelfde vijand die zich in hun eigen hoofdstad had verschanst!
Is dit ook niet zo met ons? De duivel houdt ‘de oude stad’, onze oude mens, en Christus ‘de nieuwe stad’, de nieuwe mens bezet.
Zo hebben wij ons te weren, niet alleen tegen invloeden van buiten die pogen bij de poort binnen te dringen, maar tegen de vijand, verschanst in ons eigen wezen, in de oude stad.
Lees hier:
Romeinen 8:13
Jacobus 4:1
1 Petrus 2:11
4. Onreinheid in Gods tempel
Zo is het huis dan verdeeld. In ons is een nieuwe natuur, maar daarnaast bestaat nog de oude.
En terwijl die nieuwe natuur de bron is van al het goede, blijft uit de oude bron de zonde altijd nog stromen.
We hebben in ons datgene wat verlangt naar God en naar wat rein en heilig is, maar ook dat wat verlangt naar het verkeerde, naar de zonde. Zelfs wanneer er van buitenaf geen verzoeking tot ons komt, via de poort, kunnen we verzocht worden door dat wat er in ons leeft.
Zelfs als we helemaal alleen zijn en geen mens invloed op ons uitoefent en óók geen indrukken tot ons komen van de wereld buiten, rijzen in ons gedachten op die zondig zijn. Door deze gedachten van haat, hoogmoed, onreinheid of wat ze ook zijn, wordt Gods tempel verontreinigd!
Het is mogelijk om volkomen correct te leven voor het oog van de mensen, de poort grotendeels gesloten te houden voor de vijand buiten en toch Gods tempel gruwelijk te verontreinigen! We zouden ons die zondige gedachten kunnen voorstellen als afschuwelijke schilderijen aan de wanden van Gods tempel, de tempel die voor Hem heilig gehouden dient te worden!
Hoe zou God in zo’n tempel kunnen wonen? Hoe zouden wij Hem daar kunnen zien en ontmoeten?!
Ezechiël 8:6-12 En Hij zei tot mij: Mensenkind, ziet gij wat zij doen? de grote gruwelen die het huis Israëls hier bedrijft, zodat Ik ver van mijn heiligdom moet blijven? Maar nog meer grote gruwelen zult gij zien.
Toen bracht Hij mij naar de ingang van de voorhof en ik zag en zie, er was een gat in de muur. Hij zei tot mij: Mensenkind, breek toch door de muur heen. Toen brak ik door de muur heen en zie, daar was een deur. Hij zei tot mij: Ga naar binnen en zie de boze gruwelen die zij hier bedrijven.
En ik ging naar binnen en zag en zie, daar waren allerlei afbeeldingen van gruwelen - kruipend gedierte en beesten - en van al de afgoden van het huis Israëls, als graveerwerk op de muur, overal in het rond; en zeventig mannen ... stonden daarvóór; ieder had zijn wierookvat in de hand, en de geurende wolk van het reukwerk steeg op.
Hij zei tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis Israëls in het donker doen, ieder in zijn kamer met afbeeldingen?
Want zij denken: de Here ziet ons niet ...
Nee, het zijn niet alleen de invloeden die van buiten komen, via de poort - wanneer we neergezet zouden worden op een onbewoond eiland midden in de Stille Zuidzee, dan nóg zouden we zondigen. De vraag is dus niet alleen: hoe sluiten we de poort af voor invloeden van buiten - de vraag is: hoe bestrijden we dat oude leven in ons, die zondige neigingen, die zondige natuur, die zelfs in Gods tempel leeft?
Dit is het allergrootste probleem in het leven van zeer vele christenen!
Mattheüs 5:8 Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.
En hoe dikwijls hebben we niet alleen in gedachten gezondigd, maar zijn we van de gedachte ook overgegaan tot de daad!
Jezus laat ons ook heel duidelijk zien wat uit de tempel voortkomt en wat daarin dus leeft!
Marcus 7:20-23 Hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat maakt de mens onrein. Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein.
Omdat al die dingen in het heiligdom leven, komen ze naar buiten door de poort. En maar al te vaak is dit ook het geval onder christenen en daardoor wordt het getuigenis naar buiten zo vertroebeld.
Lees hier:
Jeremia 17:9
5. Trojaans paard in Gods tempel
Natuurlijk is het ook waar dat er een nauw verband bestaat tussen de verzoeking van buiten, via de poort, en de oude natuur van binnen - in de tempel.
Zo kan het gebeuren dat we ons voorgenomen hebben Christus te dienen. Dan komt de duivel voor de poort met iets onreins: hij brengt bijvoorbeeld pornografische platen of vuile lectuur onder onze aandacht of een film van die inhoud. We willen er nee tegen zeggen, maar er is iets anders in ons dat ja zegt. En we geven er aan toe, heel even maar! De vijand heeft gewonnen. Gods tempel is weer verontreinigd. We staan weer verder af van het beleven van de heerlijkheid van God.
De zaak is deze: de vijand buiten en de vijand binnen helpen elkaar. Als de duivel voor de poort komt met iets onreins, probeert de oude mens binnen voor hem de poort te openen om het verkeerde binnen te laten.
De vijand buiten heeft een bondgenoot in ons eigen hart: een verrader, een ‘vijfde colonne’. In de val heeft de mens inderdaad het paard van Troje binnengehaald!
Maar omgekeerd helpt de vijand buiten de vijand binnen!
We weten uit de praktijk heel goed dat, wanneer we verkeerde invloeden van buiten op ons laten inwerken - bijvoorbeeld door slechte lectuur, slechte films, enzovoort, de macht van de zonde in ons veel groter wordt.
Daardoor wordt het voor ons weer veel gemakkelijker om die invloeden toe te laten in ons leven en moeilijker om er nee tegen te zeggen.
Als het de duivel lukt om van buiten via de poort iets naar binnen te brengen, versterkt hij daardoor de positie van de oude mens binnen. En wanneer de vijand binnen sterker is geworden, kan hij des te gemakkelijker de volgende keer de poort weer openen voor de vijand buiten. De volgende keer wanneer de vijand voor de poort verschijnt, heeft hij minder moeite om binnen te komen, hij ontvangt méér hulp van binnen. Zo krijgen we dan een vicieuze cirkel waarbij de mens meer en meer onder de macht van de zonde komt.
Het kan ook zover komen dat de vijand binnen zo volkomen de heerschappij krijgt in Gods tempel, dat hij niet eens meer hoeft te wachten op de bondgenoot buiten. Bij voorbaat al wordt de poort wagenwijd opengegooid - om bij het voorbeeld van vuile platen, lectuur en tv programma’s te blijven - en zo kan het gebeuren dat we niet wachten totdat we door deze dingen verzocht worden, maar er zelf naar op zoek gaan.
Lees hier:
Jacobus 1:14
6. Reiniging van Gods tempel
Hoe meer we naar de oude mens kijken en overdenken wat hij is, des te meer zien we de enormiteit van ongerechtigheid die in ons leeft! Genoeg om ons volkomen radeloos te maken!
En ... als dan eens zou blijken dat God in staat is dat gedrocht ter dood te brengen, wat zouden we dan des te meer de overweldigende grootheid van Zijn kracht gaan verstaan!
Wanneer wij die ontzettende macht van de oude mens in ons onderkennen, kunnen we er tweeërlei houding tegenover aannemen:
a) We kunnen alles van beneden uit bezien
- Dan zullen we ons bezighouden met de inderdaad ontzettende macht van de zonde in ons.
- We zullen denken aan de telkens weer mislukte pogingen om die zonde te overwinnen. En uiteindelijk zullen we tot de slotsom komen: Och, je blijft toch maar mens!
Daarbij zullen we ons zelfs nog troosten met de woorden van Paulus:
Romeinen 7:24 Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
En we zullen er heel erg voor oppassen om te bedenken dat Paulus tegelijk in één adem het antwoord geeft:
Romeinen 7:25 Gode zij dank door ....
b) We kunnen de zaak van boven uit bezien
- Dan zullen we ons bezighouden met de gedachte dat het juist Gods verlangen is Zijn almacht te openbaren - Hij krijgt hier een schitterende kans.
- We zullen zien dat het God er helemaal niet om gaat dat wij de zonde zullen overwinnen; Hij wil Zichzelf verheerlijken en Zijn macht daarin betonen dat Hij - door de kracht van de heilige Geest - het in ons werkt.
En dan zullen we denken aan die woorden veel meer in:
Romeinen 5:8 -10 ... Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans ... behouden worden van de toorn. Want als wij ... met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer ... behouden worden, doordat Hij leeft; ...
Romeinen 5:15 ... indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods ... voor zeer velen overvloedig geworden.
Romeinen 5:17 Want, indien ... de dood als koning is gaan heersen ... veel meer zullen zij, die de overvloed van genade ... ontvangen, leven en als koningen heersen ...
Romeinen 5:20 ... waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden, opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen ... ten ... leven.
De meest voorkomende fout is dat wij zelf in eigen kracht - met bidden erbij natuurlijk! - de strijd aanbinden tegen onze oude natuur.
Door al die teksten heen klinkt het als een juichkreet, door Wie dit veel meer ons deel wordt.
- Veel meer zullen wij ... door Hem behouden worden
- Wij zullen veel meer ... behouden worden doordat Hij leeft ...
- Veel meer is ... de gave, bestaande in de genade van ... Jezus Christus
- Veel meer zullen zij ... leven en ... heersen door Jezus Christus
- ... de genade meer dan overvloedig ... zou heersen ... door Jezus Christus
We zullen in het volgende hoofdstuk moeten gaan zien:
- dat aan de éne kant het altaar, waardoor de invloeden van buiten werden geweerd, ook het grote wapen is tegen de oude mens van binnen
- dat aan de andere kant kandelaar, tafel en gouden altaar de beslissende wapens zijn in de strijd tegen het oude leven in ons.
Gode zij dank! Hij heeft ons door: Zijn Goddelijke kracht ... met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd ... 2 Petrus 1:3.
En het is dus tóch mogelijk dat Zijn tempel met Zijn heerlijkheid vervuld wordt!!!
HOOFDSTUK 4
De oude mens in de tempel door de nieuwe mens overwonnen
Hoe kan Gods tempel, dus wijzelf, met Gods heerlijkheid worden vervuld?
We hebben gezien hoe omheining, poort, altaar en wasvat daar zijn geplaatst om verkeerde invloeden van buiten te weren.
Maar hoe kunnen verkeerde invloeden van binnen, van de oude mens in al zijn monsterachtigheid, worden overwonnen? In verband hiermee willen we nu gaan zien welke rol wordt gespeeld door:
- de voorhof: altaar en wasvat
- het heiligdom: kandelaar, tafel en reukofferaltaar
Laten we eerst een kort overzicht geven van dit zo belangrijke onderwerp.
- Bij het altaar, het kruis, zien we:
- Christus gestorven voor onze zonden en
- het ontvangen van vergeving voor onze verkeerde daden die uit de oude mens voortkomen. - Bij het altaar zien we ook: Ik ben met Christus gekruisigd. Daar wordt het oordeel over de oude mens uitgesproken en zeggen we nee tegen heel het oude leven dat in Jezus’ graf begraven ligt.
- Bij het altaar, het kruis, zien we ook dat we niet alleen met Jezus zijn gestorven, maar ook met Hem zijn opgestaan. We zien onszelf nu, bevrijd van de (begraven) oude mens en in het bezit van de nieuwe mens.
- In de praktijk ontdekken we echter dat de oude mens zich nog terdege roert en het telkens weer van de nieuwe mens wint. De moeilijkheid is dat onze oude natuur zoveel sterker blijkt dan de nieuwe.
- Wanneer wij ons erop concentreren om het oude leven de baas te worden, zullen wij steeds wanhopiger worden - het zal lijken alsof het oude leven hoe langer hoe sterker wordt in plaats van zwakker!
- De enige oplossing is dat we het oordeel van het kruis over het oude leven aanvaarden en het nieuwe leven versterken. Wanneer gaandeweg het nieuwe leven sterker wordt, wordt daardoor het oude leven overwonnen.
- Het hele geheim van overwinning ligt dus beslist niet, zoals meestal wordt gedacht, in ons vechten tegen het oude leven, maar daarentegen in de versterking van het nieuwe leven in ons.
- Bij het altaar, het kruis, hebben we het nieuwe leven aanvaard. Maar het is in het heiligdom: bij kandelaar, tafel en reukofferaltaar - dus door licht, voeding en gebed - dat het nieuwe leven wordt versterkt.
- In het begin zien we dit nieuwe leven in ons hoofdzakelijk als een wapen tegen de oude mens. Later zien we dat de nieuwe mens niet slechts een middel is, maar het doel waar het om gaat.
- Want het is de nieuwe mens in ons die met Gods heerlijkheid wordt vervuld, en hoe groter de capaciteit van de nieuwe mens, des te meer kan Gods tempel vol worden van Zijn heerlijkheid.
We zullen deze punten nu iets verder uitwerken en wel onder de volgende hoofden:
a) De oude mens de sterkste in Gods tempel
b) De nieuwe mens onmachtig in Gods tempel
c) De nieuwe mens als wapen in Gods tempel
d) De nieuwe mens versterkt in Gods tempel
e) De nieuwe mens Gods doel in Gods tempel
- - - - -
a) De oude mens de sterkste in Gods tempel
Is het niet ons diepste verlangen dat de tempel met Gods heerlijkheid vervuld zal worden?!
Maar al te vaak echter is de tempel vol van alles, behalve heerlijkheid! Het lijkt wel één grote modderpoel vanbinnen.
We zouden willen dat ons innerlijk leven een vredig landschap was, vol stille weiden en bloemen met een stralende zonneschijn overgoten.
Maar in plaats daarvan lijkt het meer op een donker oerwoud, vol wilde en verscheurende dieren: tijgers, krokodillen en slangen.
Ondanks al ons verlangen dat Jezus baas zal zijn in ons leven, schijnt de oude mens maar te kunnen doen wat hij wil. En ... het allergrootst is onze wanhoop en teleurstelling wel wanneer het een tijdlang goed is gegaan en er dan weer een instorting volgt.
Is er dan werkelijk geen blijvende oplossing mogelijk?
Reeds eerder hebben we geschreven over de verhouding van de oude tot de nieuwe mens. We zullen daarom nu direct tot de kern gaan. Laten we, om deze kern te vinden, nog even aan onze ervaringen denken! Misschien hebben we weer zo’n korte periode gehad waarin alles wat beter ging en het erop leek dat we eindelijk de oude mens de baas waren geworden. Dan komt er bijvoorbeeld iets onreins onder onze aandacht, voor de poort!
Onmiddellijk merken we dat de nieuwe mens in ons nee zegt en de poort wil sluiten. Maar de oude mens zegt ja! En het lijkt wel alsof zijn ja sterker en dwingender is. Voor de zoveelste keer gaat de poort weer open. We geven toe aan de zonde.
Maar misschien is het ook wel zo dat er van binnen een verkeerde gedachte in ons oprijst. De nieuwe mens zegt nee - de oude mens zegt ja! Even is er een worsteling, maar de oude mens wint en voor we het weten is ons innerlijk leven weer door een stroom van vuiligheid overspoeld. Het is van binnen weer nacht!
Waar zit de moeilijkheid nu?
Dat is nogal duidelijk! Onze oude mens is ons op de één of andere wijze toch nog te sterk af geweest. Inderdaad! Of ... kan het misschien dit zijn: onze nieuwe mens was te zwak?
Lees hier: Romeinen 7:22-24
b) De nieuwe mens onmachtig in Gods tempel
Ja, waar zit de moeilijkheid nu?
Laten we vooropstellen dat we nu toch wel het stadium gepasseerd zijn waar we het verwachten van ons eigen strijden of van ons eigen strijden met een beetje bidden erbij. Dat ligt ver achter ons. Nee, dat weten we heel goed. We kunnen onmogelijk de oude mens in eigen kracht de baas. Hij is veel sterker dan wij! We weten nu langzamerhand ook dat God onze pogingen niet te hulp komt.
En we weten al lang dat onze enige mogelijkheid van overwinning hierin ligt dat God Zelf in de kracht van Zijn Geest onze oude mens eronder houdt.
Wat kan toch de oorzaak zijn van het feit dat we telkens weer zo’n smak maken? We weten dat wanneer er een onreine gedachte in ons opkomt, de kracht ervan onmiddellijk wordt gebroken als we op deze grond gaan staan: Ik ben met Christus gekruisigd en opgestaan, tussen mij en die verkeerde gedachten staat het kruis. Ik heb met héél dat oude leven gebroken en ben nu alleen verbonden met de opgestane, levende Heer in al Zijn reinheid en zondeloosheid - weg met die zondige gedachte!
We weten dat dit de oplossing is en we hebben het zelfs ook wel eens beleefd! Het beroerde is nu dat steeds als zo’n gedachte boven komt, je meer zin hebt om aan die gedachte toe te geven dan om op grond van het kruis die gedachte te weigeren!
Wanneer we de neiging in ons voelen opkomen om over eigen zwakheid te gaan piekeren, waardoor we in de put zouden raken, kunnen wij dit terugwijzen door ons onmiddellijk op deze grond te stellen: ik ben met Christus gestorven en opgestaan. In Zijn graf werd ook mijn zwakheid mee begraven en nu ben ik verbonden met de opgestane, levende, triomferende Heer op de troon van het heelal! Ik weiger die zwakheid, ik aanvaard in het geloof Zijn kracht.
Ja, zo is het, dat weten we opperbest! Het gebeurt alleen maar zo vaak dat je op zo’n moment precies geen zin hebt om dat te doen en veel liever in je eigen zwakheid blijft rondzwijmelen en in de put zitten.
En wanneer iemand je op Christus en Zijn kracht wijst, voel je de neiging om hem een klap in zijn gezicht te geven!
Wanneer bij ons haatgevoelens tegen een medechristen naar boven bruisen, dan kunnen deze in gevoelens van liefde worden omgezet als we ons op dit standpunt stellen: ik ben met Christus gestorven, begraven en opgestaan en leef nu niet meer op de basis van de oude mens, maar alleen op de basis van de nieuwe.
Die haat komt voort uit de oude mens in mij en doordat ik de oude mens in die ander zie.
Ik aanvaard het oordeel van het kruis over die hele oude schepping. Ik ga staan op de grond van de nieuwe schepping, op grond dus van de volmaakte liefde, en ik wil in die ander ook alleen maar de nieuwe schepping zien. In die ander is iets van Christus - daarmee heb ik te maken, met het oude niet meer. Ik heb die ander lief omdat ik uit de liefde leef en die ander ook van Christus is!
Juist! Precies! Zó moet het!
Maar ... het ongeluk is dat je nu juist in dit ene geval zo’n onbedwingbare lust hebt die ander eens allerongenadigst op z’n falie te geven ...
Ja, waar zit het nu toch op vast???
O, die oude mens! We houden hem zo vaak voor dood, maar hij wil maar niet blijven liggen. Hij is ons nog altijd te sterk af of ...?
Lees hier:
Colossenzen 3:10
c) De nieuwe mens als wapen in Gods tempel
Inderdaad! Onze oude mens is heel erg sterk! Maar we komen terug op onze vraag: kan het niet zijn dat de nieuwe mens te zwak is??!!
Nu ja, natuurlijk, zegt iemand, dat komt toch op hetzelfde neer - het is maar van welke kant je het bekijkt! Zeker! Maar hier kan een groot principieel verschil liggen. Soms staat of valt alles ermee van welke kant je de zaak bekijkt!
Eén ding moet namelijk voor ons volkomen duidelijk zijn: het oude leven in ons kan alleen overwonnen worden door het nieuwe!
Alles staat of valt daarmee, welke van de twee op een gegeven ogenblik in ons het sterkst is!
Het nieuwe leven in ons is hét wapen tegen de oude mens - daardoor kan hij overwonnen worden en daardoor alleen! We moeten ons stellen op het standpunt dat onze oude mens met Christus gekruisigd is - maar daarnaast moet het nieuwe leven zo sterk in ons zijn dat daardoor de oude mens er daadwerkelijk onder gehouden wordt.
We kunnen echter zo bezig zijn met hoe sterk het oude leven in ons is dat we daardoor volkomen over het hoofd zien dat het nieuwe leven nog veel te zwak is - waardoor het ook zwak blijft!!! Wie even nadenkt zal bij zichzelf merken hoe hij veel meer bezig is met hoe sterk zijn oude mens is dan met hoe zwak zijn nieuwe mens is.
Het hele accent valt dus op de oude mens! En dat is zo ongeveer wel de meest fundamentele fout die we kunnen maken!!! Het hele accent moet juist op de nieuwe mens vallen. Dit verschil is heus van het allergrootste belang. Stap er niet te gauw overheen!
We kunnen, in het bewustzijn zelf de oude mens niet te kunnen overwinnen, steeds bezig zijn om het oordeel van het kruis over hem uit te spreken, steeds bezig zijn hem voor dood te houden. En dus toch steeds met de oude mens bezig zijn! Maar moeten we hem niet voor dood houden?! Staat dat niet uitdrukkelijk in Romeinen 6?!
Inderdaad, dat staat er! Maar er staat niet dat we het accent moeten leggen op ons gestorven zijn met Christus. We kunnen zo bezig zijn met de begrafenis van de oude mens dat we volkomen over het hoofd zien dat God ons een nieuwe mens heeft geschonken. Laten we onszelf afvragen of we niet veel vaker tegen onszelf hebben gezegd: ik ben met Christus gestorven, dan: ik ben met Hem opgestaan?
En toch is de opstandingkant, de kant van de nieuwe natuur, verreweg het belangrijkst. En we dienen daar helemaal op over te schakelen. Natuurlijk weten we het wel! Maar er kan zo’n ontzaglijk groot verschil zijn tussen weten en werkelijk zien.
Klinkt het werkelijk als een blijde jubel in ons hart: ik ben opgestaan met Christus!!??
Leven we ook werkelijk in het bewustzijn dat het nieuwe leven in ons hét grote en machtige wapen is tegen dat oude leven, het zondeleven in ons?
Dát is dus de oplossing?!
Lees hier:
Romeinen 8:2,13
d) De nieuwe mens versterkt in Gods tempel
Ja, als we het werkelijk met een verlicht geestesoog zien, zullen we ons helemaal stellen aan de kant van Christus’ opstanding en het nieuwe leven aanvaarden als hét grote wapen tegen de oude mens. Van binnen zal het dan bij ons jubelen: opgestaan met Hem! Verbonden met de levende Heer! Verbonden met de troon van het heelal! We zullen alles zien in dit licht, dat heel ons oude wezen in dat graf ligt begraven en dat we nu mogen leven in de kracht van de nieuwe schepping!
En dan nóg is het mogelijk, dat we weer menige grote smak maken ...???
Iemand die alleen maar verstandelijk weet dat hij met Christus opgestaan is, zal daar heel weinig aan hebben.
Iemand die werkelijk heeft gezien dat hij verenigd is met de opgestane, levende Heer en dat de overwinning alleen mogelijk is door de kracht van God in de nieuwe mens, is al op de goede weg.
Maar het is mogelijk om deze geweldige waarheid werkelijk te zien en je daarin te verblijden, terwijl de nieuwe natuur in ons toch nog vrij zwak blijft en we dus toch de oude mens niet kunnen overwinnen.
De nieuwe mens in ons verlangt dan wel het goede te doen, maar zijn stem klinkt zo heel zwak, terwijl de stem van de oude mens alles overstemt. Er is een klein verlangen om het goede te doen, maar een veel sterker verlangen naar het verkeerde. En zo wint het verkeerde.
Het gaat inderdaad zoals met het kleine meisje dat voor de zoveelste keer van huis weggelopen was en op de vraag van moeder hoe ze dat nu toch weer had kunnen doen, antwoordde ze: De Here Jezus trok aan één been, mama, maar de duivel trok aan het andere en de duivel trok sterker!
Heel de geweldige boodschap van het kruis helpt ons niets wanneer in ogenblikken van verzoeking de neiging tot zondigen ons te sterk wordt.
De zaak is namelijk deze: bij de wedergeboorte wordt het nieuwe leven in ons geplant. Dat nieuwe leven is dan te vergelijken met een pasgeboren baby die met veel zorg gevoed en gekoesterd moet worden.
Hoe sterker nu dat nieuwe leven in ons wordt, des te meer zullen we overwinning over de oude mens hebben.
Hierin ligt dus het hele geheim: het zodanig opkweken van het nieuwe leven in ons dat in ogenblikken van crisis, als verzoeking van buiten of van binnen op ons afkomt, we nee zullen kunnen zeggen en de oude mens daadwerkelijk voor dood houden.
In de voorhof van ons leven staan altaar en wasvat als getuigenis dat we met Christus zijn gestorven en begraven - het oude leven afgelegd is. Altaar en wasvat verklaren ook dat wij met Christus opgestaan zijn en met Hem verbonden in de troon - dat we het nieuwe leven aanvaarden.
In het heilige van ons leven staan kandelaar, tafel en gouden altaar om het nieuwe leven te voeden en versterken zodat het opgroeit. Door datgene wat deze voorwerpen symboliseren wordt het nieuwe leven zo sterk dat we verzoeking kunnen weerstaan en de oude mens verslaan.
- Onze eerste fout is dus het niet echt aanvaarden van de nieuwe mens.
- Onze tweede fout is dan het niet voldoende voeden van de nieuwe mens.
Lees hier:
Jacobus 1:21
1 Petrus 2:2
e) De nieuwe mens Gods doel in Gods tempel
Nu willen we hier een geheim verklappen! God laat toe dat we helemaal vastlopen in de strijd tegen de oude mens. Daardoor ontdekken we dat we alleen door het nieuwe leven het oude leven ooit kunnen overwinnen. Het gevolg is dat we ons er dan op gaan toeleggen dat het nieuwe leven in ons sterker wordt.
Maar waar is het God eigenlijk om te doen? Dat wij de overwinning over de zonde zullen krijgen? Of heeft de Heer een ander doel? Een hoger doel?
Inderdaad!
Dat wij de zonde overwinnen is eigenlijk nog maar negatief, maar de Heer heeft een zeer positief doel.
Zijn doel is dat de nieuwe mens in ons tot volle ontplooiing zal komen en Zijn tempel met Zijn heerlijkheid vervuld zal worden.
God wil niet alleen een krachtiger nieuwe mens in ons als middel om de zonde te kunnen overwinnen - nee bij God is die nieuwe schepping het doel dat Hij nastreeft!
Maar wij hadden daar weinig of geen belang bij! Wat kon ons die heerlijkheid van God eigenlijk schelen?! Het was ons er alleen maar om te doen om van die lastige zonde in ons leven af te komen.
Maar in ons laag-bij-de-grondse zoeken naar een oplossing voor onze problemen ging er een nieuwe wereld, een hogere wereld voor ons open.
En zo moeten wij maar al te dikwijls door moeilijkheden ertoe worden gebracht om iets hogers te zoeken. Daarom laat God toe dat wij die ontzettende strijd tegen de oude mens leren kennen. Dit drijft ons er juist toe om bij Hem hulp te zoeken.
En in dat zoeken van hulp vinden we dan niet slechts die hulp zelf, maar veel meer nog, iets veel hogers.
Het is treurig maar waar: we hebben uit onszelf in het geheel geen belang bij datgene waar God het hoogste belang bij heeft! Alleen doordat we het met onze oude natuur zo moeilijk krijgen, kunnen we ertoe worden gedreven om meer de nieuwe natuur te zoeken!
Maar al is het zo dat wij het hogere alleen maar uit puur egoïstische motieven zoeken, dan zijn Gods liefde en genade zo groot dat Hij ons verder leidt en oneindig veel meer schenkt dan wij zochten.
Bekijk het eens zo: het is een geweldige zegen dat we zo ontzaglijk door onze oude mens hebben geleden! We waren er anders nooit toe gekomen om de nieuwe mens te zoeken!
Lees hier:
Romeinen 8:29
- - - - -
In het volgende hoofdstuk zullen we verder ingaan op de betekenis van het heilige in ons leven en de ontwikkeling van de nieuwe mens in ons. Dit natuurlijk eveneens in het licht van: hoe kan Gods tempel met Zijn heerlijkheid worden vervuld.
HOOFDSTUK 5
Het heiligdom en de nieuwe mens
Wij proberen maar al te dikwijls? en tevergeefs!? om de zonde in ons te overwinnen door er tegen te strijden. Gods tempel moet immers worden gereinigd en met heerlijkheid vervuld!
Hoewel het daar niet slaat op de zonde in ons, vinden we in dit verband een zeer belangrijk principe in:
Romeinen 12:21 Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.
De enige weg om de oude mens te overwinnen is: de nieuwe mens zo versterken dat hij de overhand krijgt over de oude. Dus in plaats van ons te concentreren op de oude mens, in wanhopige pogingen om hem eronder te krijgen, dienen we ons te concentreren op de nieuwe.
Maar hoe doen we dat?
We hebben al gezien hoe omheining, poort, altaar en wasvat dienden om verkeerde invloeden te weren? we gaan nu zien hoe de nieuwe mens wordt versterkt door kandelaar, tafel en reukofferaltaar.
Laten we in gedachten eens een tempel binnengaan. Voorzichtig schuiven we de gordijnen aan de ingang opzij en slaan we een blik in de heilige plaats. Wat is het hier heerlijk licht! En wat een prachtig gezicht is dat: die zevenarmige kandelaar met die brandende lampen! We merken het direct: in deze tempel brandt het licht van de Heilige Geest. Hier openbaart de Heer Zich. Hier is blijdschap!
Ons oog valt op de gouden tafel beladen met brood. Hier is overvloed! Overvloed van het brood des levens! Hier is volheid.
En wat hangt hier een heerlijke geur! Ons oog dwaalt naar het reukofferaltaar. Hier wordt God aanbeden, geloofd, geprezen en gedankt.
Ja, aan alles is te merken: hier wordt de nieuwe mens gevoed en versterkt, hier heerst het nieuwe leven en hier heeft de oude mens weinig te vertellen!
We kijken naar het voorhangsel achter het gouden altaar ...
Eén ding staat bij ons vast: daar binnen in het allerheiligste, op de troon, moet Christus wel zitten. Hij heeft hier de heerschappij.
- - - - -
En nu gaan we een andere tempel binnen. Als we de gordijnen opzij hebben geschoven, moeten onze ogen even aan het halfduister wennen ... Ja, toch, de kandelaar brandt? wel heel flauwtjes? maar hij brandt. De vlammetjes flikkeren en soms kun je ze nauwelijks meer zien, maar ze branden toch maar.
We turen naar de tafel. Is die leeg? In het schemerachtige licht is het niet duidelijk te zien. Nee, niet helemaal leeg. Er liggen een paar korstjes en enkele kruimels. Hier is in elk geval geen overvloed! Hier wordt honger geleden!
En die bedompte, bijna verstikkende lucht? We kijken naar het reukofferaltaar. Vaag zijn de omtrekken te onderscheiden.
We gaan er naar toe. Nee, hier is lang geen welriekend reukwerk meer geofferd wat spreekt van de volkomenheid van onze Here Jezus Christus. Hier is iets anders gebracht: is het eigengerechtigheid? Of is het zelfbeschuldiging en zelfbeklag? Geen wonder, dat de atmosfeer zo bedompt, ja bijna verstikkend is!
We kijken weer in de richting van het voorhangsel. Wat, of liever wie is daarachter? Ergens in een hoekje van het allerheiligste moet Christus wel zijn … Maar Hij is niet op de troon. Hij heeft hier niet de volle heerschappij. Nee, op de troon? het kan niet anders? moet de oude mens wel zitten ...
Geestelijk nooit stilstand
Als we toegeven aan de oude mens, bijvoorbeeld door de poort te openen voor verkeerde invloeden, dan wordt de oude mens in ons versterkt. Wanneer de oude mens in ons wordt versterkt, kan hij de volgende keer gemakkelijker bewerken dat de poort weer opengaat. Zo krijgen we een vicieuze cirkel en gaan we van kwaad tot erger. We zijn op een hellend vlak gekomen en naar beneden afgegleden.
Nu leven we geestelijk altijd op een hellend vlak. De vraag is maar of we naar beneden glijden of dat we bergopwaarts klimmen!
Wanneer we namelijk het nieuwe leven in ons voeden, wordt het versterkt. En als dat sterker wordt, komen we er ook eerder toe om het te voeden.
Als dus de kandelaar brandt, er volop brood op de tafel en wierook op het reukofferaltaar zijn, dan wordt in ons de nieuwe mens versterkt. En naarmate de nieuwe mens in ons versterkt wordt, zal hij ervoor zorgen dat de kandelaar helder brandt, de tafel ruimschoots is voorzien en er voldoende reukwerk is op het gouden altaar.
Zo is er geestelijk nooit een volkomen stilstand:
- of we zijn bezig de berg te beklimmen ...
- of we glijden ervan af!
Genesis 1:2 en ...
Kandelaar, tafel, reukofferaltaar
Drie woorden die de innerlijke toestand van de mens buiten Christus heel duidelijk weergeven, staan in:
Genesis 1:2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed...
Er is een zeer nauw verband tussen deze drie woorden en de symbolische betekenis van reukofferaltaar, tafel en kandelaar in het heiligdom.
(Even willen we hier opmerken dat het scheppingsverhaal in zijn geheel een frappant beeld geeft van Gods scheppend werk in ons: van chaos tot kosmos, van woest en ledig tot vervuld tot alle volheid Gods, van een vormeloze massa tot het verschijnen van Gods beeld. Paulus haalt er ook een enkel ding uit aan: 2 Corinthiërs 4:6 en 2 Corinthiërs 5:17)
(Zie: Dat maakt God van ons leven van S.S.Wilson ISBN 9789081328722)
Woest, ledig, duister ... is dat niet een volmaakt portret van de toestand van de oude schepping in de mens buiten Christus?
Voor het woeste wil God vruchtbaarheid schenken.
Voor het ledige wil Hij Zijn grote volheid schenken.
En voor de duisternis geeft Hij Zijn licht in de plaats.
Duister:
Het verband tussen duisternis en de gouden kandelaar is zonder meer te zien. Het innerlijk leven van de mens zonder Christus is donker, heel donker.
Efeze 5:8 Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts ...
Er wordt gezegd dat de ogen de spiegel der ziel zijn - opmerkelijk is het wat een duisternis er vaak ligt in de ogen van hen die Christus nog niet kennen en welk een verandering Christus daarin teweeg kan brengen!
Ledig:
Hier is het verband met de volheid op de tafel der toonbroden ook heel gemakkelijk te zien. Het is opvallend, hoe leeg het leven van veel mensen is, zelfs mensen, die zich christen noemen. In hun ogen kun je ook die leegte lezen.
En de gesprekken zijn zo leeg ... Maar zelfs zij, die een goede levensvulling hebben naar menselijke maatstaven gerekend, zijn leeg wanneer we datgene wat ze bezitten, vergelijken met wat ze werkelijk in Christus zouden kunnen bezitten.
Onlangs toonde een oude man ons een aantal schilderijen dat hij zelf had gemaakt en zei erbij: Dit is mijn geestelijk bezit!
Woest:
Een woest land is een onvruchtbaar land, dat niets oplevert. Het verband tussen dit woest en het gouden altaar is ook niet ver te zoeken.
Wie zich in het licht van de kandelaar, het licht van de Heilige Geest, voedt met het brood des levens op de tafel, zal spontaan bij het gouden altaar God de vrucht komen brengen.
Hebreeën 13:15 Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden.
Deuteronomium 8:10 Gij zult eten en verzadigd worden en de Here, uw God, prijzen ...
Van Gods kant bezien is een woest, een onvruchtbaar leven, een leven waarin Hij geen aanbidding en lofprijzing ontvangt.
Het is bij het gouden altaar dat het reukwerk van onze aanbidding en dankzegging aan God geofferd wordt.
Lees hier: Deuteronomium 8
De kandelaar en de nieuwe mens
Duisternis is het kenmerk van de oude mens, licht is het kenmerk van de nieuwe mens.
De oude mens leeft bij het licht van de natuur, door datgene wat via de zintuigen tot hem komt.
In het heiligdom was het natuurlijke licht van de zon buitengesloten - hier werd alles alleen gezien in het licht van de gouden kandelaar.
Wanneer de kandelaar minder helder brandt, schuiven we het gordijn wat opzij en laten het natuurlijke licht binnen ...
Een der grootste moeilijkheden bij het bespreken van geestelijke waarheden is wel, dat we zo aan de terminologie gewend zijn, dat de inhoud maar al te dikwijls geheel langs ons heengaat.
Hoeveel Bijbelteksten zouden we niet kunnen opnoemen die spreken van geestelijk licht, van geestelijke openbaring. Maar mogen we u allemaal met de meeste aandrang vragen om bij het lezen hier een ogenblik te pauzeren en u werkelijk ernstig af te vragen of u daadwerkelijk iets beleeft van wat Jezus bedoelde toen Hij zei:
Johannes 16:13,14 ... wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; .... Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen.
Is het werkelijk zo, dat de Heilige Geest ons innerlijk iets van de heerlijkheid van Christus laat zien??!!
Dit is de enige weg, waarop de nieuwe mens in ons kan worden versterkt en ... vernieuwd ... tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper ... Colossenzen 3:10
God heeft ons een verstand gegeven om te gebruiken en toch kan dat verstand ons heel erg in de weg staan wanneer wij ons willen openstellen voor het licht van de kandelaar, de openbaring van de Heilige Geest.
Nemen wij werkelijk de tijd om zo biddend Gods Woord te lezen dat de Heer Zelf de kans krijgt om ons die openbaring te schenken?
Zeer vele christenen weten niets, maar dan ook volkomen niets, van het werkelijk stil worden in de tegenwoordigheid van de Heer, het zich open stellen voor de werking van de Heilige Geest in hun innerlijk leven.
- Weten wij echt wat het is om stil te zijn voor de Heer?
- Weten we écht wat het zeggen wil te luisteren naar de stem van de Geest?
- Weten we écht wat het is om een tempel te zijn waarin het Goddelijk licht brandt??!!
Het is mogelijk heel veel te weten van de Bijbel, van de catechismus, van de dogmatiek. Het is mogelijk zich daar zeer voor te interesseren, er zelfs enthousiast over te zijn. Het is mogelijk er met gloed over te spreken - ja, dat alles is mogelijk terwijl we toch nog niet werkelijk de innerlijke verlichting van de Heilige Geest kennen! Alleen wanneer in de tempel de kandelaar brandt kunnen we verwachten dat het hele huis ook vol zal worden met Gods heerlijkheid.
Lees hier:
Corinthiërs 2
De gouden tafel en de nieuwe mens
Alle leven heeft voeding nodig om in stand gehouden te kunnen worden.
Alleen God is onafhankelijk van enige bron buiten Zichzelf.
Zonder licht kunnen we niet leven en ook zonder voedsel niet. Ook de nieuwe mens die ons door God geschonken is dient te worden gevoed.
Wat is onze geestelijke voeding?
Wanneer we ons gedachteleven nagaan, dan zijn er bepaalde dingen - goed of niet goed - en dingen die ons vreugde geven als we eraan denken. Daarmee voeden wij ons. We kunnen niet te sterk de nadruk leggen op het belang van het gedachteleven. Ons hele leven staat of valt er zelfs mee!
Romeinen 8:5,6 Want die naar het vlees zijn, bedenken dat des vleses is. maar die naar de Geest zijn bedenken, dat des Geestes is. Want het bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede; ... (Staten Vertaling)
Als wij iemand beoordelen, dan doen we dat aan de hand van zijn gedrag. We kunnen ook moeilijk anders. We kunnen de ander niet in de ziel kijken. Deze maatstaf is echter slechts zeer ten dele juist. Iemands gedragingen komen inderdaad voort uit zijn innerlijk leven, maar zijn toch in zeer vele gevallen beslist geen zuivere afspiegeling van wat in hem leeft.
Neem twee mensen als voorbeeld. Het innerlijk leven van beide is een modderpoel.
- De ene heeft weinig remmingen, leeft zich uit en wordt als een slecht mens gekwalificeerd.
- De ander, door zijn hoogmoed gedrongen, leeft naar buiten toe fatsoenlijk en wordt als een goed mens gekwalificeerd - maar innerlijk zwelgt hij in liederlijke voorstellingen.
Zo kunnen wij ons zeer sterk in de mensen vergissen doordat wij alleen de buitenkant zien.
Gelukkig kijkt God dieper en ziet Hij wat er werkelijk in de tempel leeft!
1 Samuël 16:7 Het komt immers niet aan op wat de mens ziet; de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan.
Wat staat er op de tafel in de tempel van ons innerlijk leven? Wat uitgedroogde korstjes en wat kruimels? Zaagsel misschien of iets anders, volslagen zonder voedingswaarde? Erger nog: vergif? Dodelijk vergif voor ons geestelijk leven?
Of staat er werkelijk het brood des levens in overvloed?!
Vele mensen kijken nooit om naar het brood des levens, maar stapelen op de gouden tafel het voedsel voor de oude mens. En dan zijn ze nog verwonderd ook dat hun oude mens het zo goed maakt.
Zo heel veel christenen verwaarlozen hun nieuwe natuur praktisch volkomen, onthouden het iedere werkelijk goede, geestelijke voeding. Maar dan verlangen ze dat iemand hun nieuwe natuur een injectie zal geven om hem op de been te houden en sterk te maken in de strijd tegen de oude mens.
Gods tempel kan nooit met Zijn heerlijkheid worden vervuld wanneer we niet staan op deze grondslag: dat de oude mens bij het altaar ter dood is gebracht. Maar evenmin kunnen we de heerlijkheid verwachten wanneer het nieuwe leven in ons niet door goed geestelijk voedsel wordt gesterkt.
Lees hier:
Jesaja 55:1-3
Het gouden altaar en de nieuwe mens
Het reukofferaltaar is bovenal het symbool van gebed en aanbidding. Gods tempel is allereerst de plaats waar God aanbeden dient te worden. Het reukofferaltaar staat immers het dichtst bij de troon in het allerheiligste!
Ware aanbidding en lofprijzing zijn dan ook wel de hoogste uitdrukkingen van een gezond en krachtig geestelijk leven.
In het gewone gebed staat de bidder zelf zo dikwijls in het middelpunt. En zijn gebeden zijn ook zo dikwijls een uiting van innerlijke armoede, een schreeuw om hulp.
In de voorbede wordt de aandacht meer geconcentreerd op de ander met zijn noden en behoeften. Hier staat de bidder meer los van zichzelf en daarom is de voorbede ook een hogere uiting van het geestelijk leven dan het gebed dat vraagt om iets voor zichzelf.
In de dankzegging geeft de bidder uitdrukking aan het feit dat God iets heeft geschonken. In tegenstelling tot de schreeuw om hulp is de dankzegging een bewijs dat de bidder heeft ontvangen en een getuigenis van een mate van geestelijke rijkdom.
De lofprijzing en de aanbidding staan echter op een nog veel hoger peil. De dankzegging is uiterst belangrijk en hierin wordt God Zelf erkend, maar om iets dat Hij heeft gegeven of gedaan. Hoewel de nadruk hier valt op God Zelf is de mens er toch nog altijd bij betrokken.
In de aanbidding daarentegen wordt God erkend om wat Hij in Zijn eigen Wezen is. Daarom is de aanbidding de hoogste vorm van het gebed.
In de lofprijzing en de aanbidding staat de bidder los van zichzelf, van zijn moeilijkheden en problemen en is zijn hart vol van de Heer. Is het niet opmerkelijk hoe heel weinig spontane lofprijzing en aanbidding wordt gehoord!! En denk dan eens aan de Psalmen!
Maar lof en aanbidding zijn niet alleen een uiting van een krachtig geestelijk leven - het geestelijk leven wordt er ook door bevorderd!
Psalm 50:23 Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien.
Heel vaak bidden en smeken we God om iets en krijgen het niet, omdat ons bidden en smeken in dit geval een uitdrukking van ongeloof is! Maar het kan gebeuren dat, als we God beginnen te loven en te prijzen, we wel ontvangen wat we zoeken!
Duizenden mensen smeken God om blijdschap en blijven ongelukkig! Wanneer men begint God te prijzen, komt de blijdschap vanzelf!
Wanneer we dat zeggen, heeft men gewoonlijk de tegenwerping: Maar hoe kan ik loven en prijzen en danken voordat ik de blijdschap ken?
Dat is juist het geloof !!!!!
Heel vaak - niet altijd - is bidden de reinste uitdrukking van ons ongeloof! En dankzegging en lofprijzing de uitdrukking van sterk vertrouwen.
Het was toen Israël juichte - niet toen zij in het stof kropen en klagend smeekten - dat de muren van Jericho vielen.
Het was toen Juda onder Josafat de jubel en de lof aanhief, dat de Heer de overwinning gaf over de vijand. Zie:
Kronieken 20:22
Het was toen Israël God loofde en prees dat de tempel van Salomo vervuld werd met de heerlijkheid van God! Zie:
Kronieken 5:12-14
Lees hier:
Kronieken 5
HOOFDSTUK 6
Het heilige der heiligen en de nieuwe mens
We komen nu tot de troonzaal van ons innerlijk leven: het allerheiligste.
In de voorhof, bij altaar en wasvat, wordt de oude mens afgelegd en de nieuwe mens aangedaan.
In het heiligdom, bij kandelaar, tafel en gouden altaar, wordt de nieuwe mens versterkt.
In het allerheiligste wordt de oude mens van de troon gestoten en krijgt de nieuwe mens de heerschappij. Als dat gebeurt, dán wordt Gods tempel met Zijn heerlijkheid vervuld! Hier, in het allerheiligste van ons wezen, in de diepten van ons innerlijk leven, staat de troon van waaruit ons doen en laten wordt beheerst.
Wanneer we Exodus 25 lezen, bemerken we dat de troon het eerste voorwerp is dat genoemd wordt. Het is ook het belangrijkste!
Degene die op de troon in het allerheiligste van ons wezen zit, heeft ook de heerschappij over ons leven. Het is dan ook begrijpelijk dat om het bezit van deze troon de hele strijd tussen God en satan wordt gevoerd.
Om een en ander te verduidelijken, zullen we hier een klein beetje Bijbelse psychologie moeten behandelen.
Wanneer we een mens zien, zien we de buitenkant, zien we zijn lichaam. Laten we dit even voorstellen als een cirkel, waar we tegenaan kijken. We weten dat dit lichaam niet de echte persoon zelf is waar we mee spreken. Nee, in dat lichaam woont een ziel die bewustzijn heeft.
Laten we deze ziel voor het ogenblik voorstellen als een tweede cirkel binnen in de eerste. Met ziel bedoelen we dan dat bewuste leven in de mens. Wanneer we met een hamer op onze duim slaan of de strijkbout op onze tenen laten vallen, wordt ons lichaam gekwetst. Door een mysterieus proces, dat nog niemand ooit heeft kunnen verklaren - maar we wel hebben beleefd! - ontstaat er in ons bewustzijnsleven het besef van pijn.
Niet het lichaam voelt die pijn, maar ons bewustzijnsleven, onze ziel. Met die ziel kunnen we voelen, denken en willen. Die ziel is de zetel van onze persoonlijkheid. Die ziel is zich, via de zintuigen in het lichaam als gezicht, gehoor, reuk, smaak en tastzin, bewust van de omgeving - bijvoorbeeld van die hamer.
Die ziel is zich ook bewust van zichzelf, van zijn eigen bestaan.
Nu spreekt de Bijbel behalve van lichaam en ziel ook nog van geest. Deze geest is het diepste wezen van de mens. We willen de geest hier voorstellen als een derde cirkel binnenin de andere twee cirkels. We hebben dan de mens in zijn totaliteit: als geest, ziel en lichaam.
Eén grote moeilijkheid is dat woorden als ziel en geest in de omgang zo verschillend worden gebruikt. Dit leidt tot verwarring. We willen deze woorden hier gebruiken in Bijbelse zin.
De verwarring blijkt bijvoorbeeld uit een vraag als: heeft een dier een ziel? Jaren geleden maakten we eens een heftig debat mee over deze vraag! De ene partij beweerde dat een dier wel een ziel had en de andere partij meende dat het haast heiligschennis was om dat te zeggen.
Wie had nu gelijk?
Beide!
De hele moeilijkheid lag hierin dat met het woord ziel iets heel verschillends werd bedoeld! Wanneer we met ziel een bewustzijnsleven bedoelen met denken, willen en voelen, dan heeft een dier ook een ziel. Wanneer we met ziel bedoelen het onsterfelijke in de mens, dan heeft een dier natuurlijk geen ziel.
Nu moeten we hier op iets merkwaardigs de aandacht vestigen. We leven op een aarde, waarvan we alleen de oppervlakte kennen en dat wat direct onder die oppervlakte ligt.
We leven in een lichaam, waarvan we alleen de oppervlakte kennen. Wat we van de binnenkant kennen, zijn we te weten gekomen door onderzoekingen van anderen, maar niet doordat we het zelf waargenomen hebben.
Op dezelfde wijze leven we ook aan de oppervlakte van ons eigen zielenleven! Hoe dieper we in ons zielenleven afdalen, des te minder weten we ervan!
En zoals men door onderzoekingen en metingen iets te weten heeft kunnen komen over de innerlijke structuur van de aarde, zo is men ook een en ander te weten gekomen over de diepten van het menselijk zielenleven.
In de psychologie onderscheidt men, van de oppervlakte naar de diepte gerekend:
- het bewuste
- het voorbewuste
- het onbewuste.
Het voorbewuste is dan datgene wat we uit ons geheugen naar boven kunnen halen. Wanneer u bijvoorbeeld hier het woord schip leest, dan dacht u daar een ogenblik geleden niet aan, maar is er nu een voorstelling daarvan uit uw voorbewuste in uw bewuste naar boven geschoten. Het kenmerk van het onbewuste is dat we niet in staat zijn, althans niet langs de normale weg, om daaruit dingen naar boven te halen. En toch oefent dit onbewuste een ontzaglijk grote invloed uit op ons leven.
Daarbij beslaat dit onbewuste verreweg het grootste deel van ons zielenleven. Men heeft wel eens de vergelijking getroffen met een ijsberg waarbij 9/10 onder water is en maar 1/10 wordt gezien.
(In hoeverre het Bijbelse geest en het onbewuste van de psychologie elkaar volkomen dekken kunnen we hier in het midden laten.)
Lees hier:
1 Corinthiërs 14:14,15
Beheerst van omhoog
Om de verhouding van geest - ziel - lichaam tot God en de wereld duidelijk te maken, halen we nu de drie cirkels uit elkaar en zetten ze onder elkaar.
We zien hier dan de geest in contact met de geestelijke wereld, met God Zelf. (Alleen na de wedergeboorte!)
Het stoffelijk lichaam staat dan in contact met de stoffelijke wereld waaruit het ook gemaakt is.
Op deze wijze staat nu de ziel tussen twee werelden in en is met beide verbonden - via geest en via lichaam.
Nu schiep God de mens opdat Zijn Geest de geest van de mens zou beheersen.
De geest van de mens moest dan het zielenleven beheersen.
De ziel op haar beurt beheerst het lichaam.
Op deze wijze zou Gods bedoeling vervuld zijn en zou men van de mens hebben kunnen zeggen dat hij werd beheerst van omhoog.
Gods troon zou gestaan hebben in het allerheiligste van zijn innerlijk wezen en de mens zou door God zijn geregeerd.
Dan was het Koninkrijk Gods werkelijkheid in het wezen van de mens.
We zien direct het verband met de drie afdelingen van de tabernakel! De tabernakel heeft immers een voorhof, voor iedereen zichtbaar. Dat is het meest uiterlijke.
Daar binnenin: de heilige plaats, verborgen voor het oog van de mensen en alleen toegankelijk voor de priesters.
Dan het allerbinnenste: het heilige der heiligen dat voor alle ogen bleef verborgen en door niemand betreden mocht worden.
Zo stond de voorhof dan, via de poort, in verbinding met de met de wereld daarbuiten, met de mensen.
Het heilige der heiligen echter stond via de wolkkolom in contact met de wereld boven, met God Zelf.
De heilige plaats stond dan tussen deze twee werelden in.
Nu weten we dat God Israël regeerde doordat Hij neergedaald was in het allerheiligste. Daar stond Zijn troon. Van daaruit gaf Hij Zijn bevelen.
Zo was ook Gods bedoeling met Zijn tempel: de mens! God wilde dat Zijn Geest zou wonen in ons allerheiligste: onze geest. Van daaruit zou Hij dan onze ziel en dus ook ons lichaam beheersen. Nu is het wezen van de val dat Gods orde hierin is verstoord. De vijand richtte zijn aanval op het zielenleven van de mens, op zijn denken, voelen en willen. Het was de vijand erom te doen de mens ertoe te krijgen zijn zielenleven te gebruiken onafhankelijk van zijn geest en van God. In plaats van te luisteren naar de geest moest de mens ertoe worden gebracht in zijn eigen zielenleven een beslissing te nemen.
Eén ogenblik voelde, dacht en besliste de mens buiten de heerschappij van de geest en van God om - en de val was een ontzettende werkelijkheid geworden.
De mens stierf geestelijk: er ging iets in hem dood, zijn geest verloor het contact met God, zonk neer en werd door de ziel beheerst.
Een herstel is nu alleen mogelijk doordat in de wedergeboorte onze geest weer levend wordt gemaakt en bewoond en beheerst door de Heilige Geest.
Lees hier:
Ezechiël 36:26,27
Ziels en geestelijk
Dit alles werpt veel licht op een uitdrukking in het Nieuwe Testament! In 1 Corinthiërs 2:14 staat in de Statenvertaling: ... de natuurlijke mens ... In de NBG-vertaling staat: ... een ongeestelijk mens ...
Geen van beide vertalingen is echter volkomen letterlijk - voor het Griekse: hò anthropos psuchikos bestaat er namelijk geen letterlijke Nederlandse vertaling. Eigenlijk zou het moeten zijn: de zielse mens. Dit tegenover de geestelijke mens. Merken we wel op, wat een merkwaardige uitdrukking hier wordt gebezigd?! Hier is sprake van de zielse mens of de mens der ziel. Daarmee wordt bedoeld: de mens die door zijn eigen zielenleven beheerst wordt.
Heel de mensheid - die God bedoeld had geestelijk te zijn - is in de val ziels geworden.
Het woord: psuche is het woord waar wij ons woord psychologie vandaan hebben.
Zeer opmerkelijk is het dat zelfs in ons christendom zo ontzaglijk veel dat God geestelijk bedoeld heeft, psychologisch wordt beleefd.
En dit geldt niet alleen voor de duizenden in ons christendom die geen wedergeboorte hebben gekend!
Als iemand nog geestelijk dood is, dus geen wedergeboorte kent, dan zit het eigen ik op de troon in het allerheiligste en dit ik heeft geen contact met God, maar raadpleegt alleen eigen denken en voelen. Dat is zonder meer duidelijk. Het kan echter ook gebeuren dat iemand wél een wedergeboorte heeft gekend, geestelijk levend is geworden en met God enig contact heeft, maar dat het geestelijk leven nog erg zwak is en de oude mens de troon nog bezet houdt. In dat geval zal de ziel met eigen denken, voelen en willen nog de overhand hebben over de geest - deze mens is ook ziels!
Gods bedoeling is dat het geestelijk leven zó sterk zal zijn, de nieuwe mens zó krachtig zal zijn, dat de weg naar boven open gehouden wordt vanuit het allerheiligste en Christus dus de troon kan bezetten. Dán zal het zielenleven niet langer de baas zijn, maar beheerst worden vanuit het heilige der heiligen.
Dat we de woorden ziel en geest maar niet willekeurig door elkaar mogen gebruiken blijkt wel ten duidelijkste uit een tekst als:
1 Corinthiërs 6:17 ... die zich aan de Here hecht, is één geest (met Hem).
Wanneer we daar nu voor het woord ‘geest’ het woord ‘ziel’ in de plaats zouden zetten, zou dat grote dwaasheid zijn.
Nee, het is niet met onze ziel, maar met onze geest dat we in contact kunnen staan met de geestelijke wereld. En wanneer we geestelijk worden, wanneer onze geest de heerschappij over heel ons wezen heeft, woont God in Zijn tempel en vervult die tempel met Zijn heerlijkheid.
Jezus was Gods volmaakte tempel waarin Zijn heerlijkheid woonde en waarin het zielenleven volkomen door de geest werd beheerst.
Lees hier:
Mattheüs 3:16
Mattheüs 4:1-4
Ook:
1 Corinthiërs 2:14,15
Het allerheiligste gereinigd en vervuld
Het volgende is een vertaling uit: ‘Power through Prayer’ door E.M. Bounds waarin, zonder het woord ziel te gebruiken, het verschil ziel - geest bijzonder duidelijk uitkomt. Hoewel voor predikers bestemd, kunnen we er allemaal van leren!
Zo wordt Gods tempel van Zijn heerlijkheid vol!
Een levenverwekkende prediking
- Gods heerlijkste gaven kunnen, wanneer ze verkeerd worden gebruikt, de bitterste vruchten afwerpen! Zo bijvoorbeeld schenkt de zon ons het leven, maar een zonnesteek kan de dood veroorzaken. De prediking van het evangelie dient om geestelijk leven te schenken - die prediking kan ook dodend zijn! De prediker heeft daartoe de sleutels in handen - hij kan sluiten zowel als ontsluiten.
- De prediking is door God bedoeld als het grote middel om het geestelijk leven te planten en tot rijpheid te brengen. Als dit op de juiste wijze verricht wordt, kan de zegen ongekend groot zijn - wanneer het op verkeerde wijze geschiedt, is er niets dat groter kwaad kan stichten. Het is gemakkelijk de kudde te verstrooien wanneer de herder niet waakzaam is. Het is gemakkelijk de vesting in te nemen wanneer de wachters slapen of het voedsel en het water vergiftigd zijn.
- Als we bedenken, welke ontzaglijke voorrechten de prediker heeft, maar ook welk een zware verantwoordelijkheid hij draagt en hoeveel kwaad hij kan stichten, dan zou het niet in overeenstemming zijn met de sluwheid van de duivel, als hij niet alles op alles zou zetten om de prediker en zijn prediking te bederven.
- Met dit voor ogen is het niet misplaatst om de vraag van Paulus in gedachten te houden: Wie is tot deze dingen bekwaam? 2 Corinthiërs 2:16.
- Zijn eigen antwoord op deze vraag is: Onze bekwaamheid is Gods werk, die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. 2 Corinthiërs 3:6.
- De ware dienst van het Woord is uit God, in de kracht van God, en geeft een levende aanraking met de Heer. Gods Geest rust op de prediker met macht, de vrucht van de Geest is in zijn hart, de Geest heeft én de man én zijn prediking levend gemaakt. Zijn prediking doet leven ontwaken zoals het voorjaar leven doet ontwaken, schenkt overvloed van leven, zoals de zomer overvloed van leven schenkt, geeft vruchtbaar Leven, zoals de herfst vruchtbaar leven geeft.
De prediker die zó leven schenkt is een man Gods, wiens hart steeds dorst naar God, wiens ziel steeds uitgaat naar God, wiens oog steeds op God alleen is gericht en in wie, door de kracht van Gods Geest, het vlees en de wereld gekruisigd zijn. Zijn bediening (2 Corinthiërs 3:7,8) lijkt op een machtige, levenwekkende stroom.
Een doodverspreidende prediking
- De prediking die doodt, is ongeestelijke prediking!
- De bekwaamheid in zulke prediking is niet uit God - de stimulans en de kracht zijn uit lagere bronnen afkomstig. In de prediking noch in de prediker spreekt iets van de Geest van God. Allerlei krachten kunnen door deze dodende prediking gestimuleerd en medegedeeld worden, maar het zijn geen geestelijke krachten. Zij mogen op geestelijke krachten lijken, maar het zijn slechts surrogaten. Zij mogen schijnen leven te bezitten, maar het leven is verstard.
- De prediking die dood is, is de prediking van de letter - misschien wel in een mooie vorm gegoten, maar toch slechts de letter, de lege, naakte dop. Die letter mag in zich de kiem van het leven dragen, maar er is geen lentebriesje om het uit te doen spruiten - die letter blijft zo dood als het zaad in de winter, zo hard als de bevroren grond, ijzig als een winterse wind; een ontdooien en ontkiemen wordt er niet door veroorzaakt.
- Deze prediking van de letter heeft de waarheid, maar zelfs de Goddelijke waarheid heeft geen levengevende kracht op zichzelf. De machtige werking van de Heilige Geest is erbij nodig. De waarheid, wanneer die niet levend gemaakt is door Gods Geest, doodt evenzeer, of zelfs meer, dan de leugen. Het mag de zuivere, onvermengde waarheid zijn, maar zonder de Geest is haar aanraking dodelijk.
- Deze letterprediking is zonder kracht. De tederheid, de zalving met de olie van de Heilige Geest ontbreken eraan.
- Er kunnen wel tranen zijn, maar tranen kunnen Gods raderwerk niet doen lopen. Tranen zijn vaak niet anders dan het dooiwater op een besneeuwde ijsberg, puur oppervlakkig.
- Er kan ook ernst zijn en bewogenheid, maar het is de ernst van de advocaat en de bewogenheid van de toneelspeler.
- De prediker kan zelf enthousiast zijn over zijn eigen rede, welbespraakt over zijn eigen exegese, volkomen ernstig in het doorgeven van het product van zijn eigen verstand. De professor kan de plaats innemen en het vuur nabootsen van de apostel; hersens en zenuwen kunnen de plaats innemen van Gods Geest en de schijn wekken Zijn werk te zijn. Door deze krachten kan de letter fonkelen en schitteren als een lichtreclame, maar het fonkelen en schitteren zal even onvruchtbaar blijven als een akker, met parelen bezaaid. Het dodend element ligt achter de woorden, achter de preek, achter de manier, achter alles.
- De grote hinderpaal ligt in de prediker zelf. Hij heeft niet in zich de machtige, levenwekkende krachten.
Oorzaak van een dodende prediking
- Misschien bestaat er geen twijfel aan zijn rechtzinnigheid en eerlijkheid, zijn reinheid en ernst, maar op de een of andere wijze is de mens, de innerlijke mens in zijn diepte, nooit werkelijk verbroken; die innerlijke mens heeft nooit werkelijk gecapituleerd voor God; zijn innerlijk leven is geen open kanaal voor Gods Boodschap, Gods kracht. Op de een of andere wijze heerst het eigen ik en niet God bij hem in het heilige der heiligen.
- Ergens, voor hemzelf geheel onbewust, is er een geestelijke isolator in zijn innerlijkst wezen, waardoor de Goddelijke stroom opgehouden wordt. Zijn innerlijk wezen heeft nog nooit zijn absoluut bankroet gevoeld, zijn absolute machteloosheid. Hij heeft nog nooit geleerd tot God te roepen met een onuitsprekelijke kreet van hulpeloosheid en wanhoop, totdat Gods kracht en vuur neerdalen en hem vervullen, hem reinigen en bekrachtigen.
- Zelfingenomenheid, zelfvertrouwen, in de een of andere verderfelijke vorm, hebben de tempel verontreinigd en onteerd, de tempel, die heilig gehouden had moeten worden voor God.
- Levenwekkende prediking kost de prediker veel: de dood aan het eigen ik, kruisiging ook wat de wereld betreft en grote bewogenheid en zielenstrijd.
- Alleen een prediking doortrokken van de geest van het kruis kan Leven verwekken. Zo’n prediking kan alleen komen van gekruisigde mensen. (einde citaat)
- (Dit citaat vindt men ook in ‘Van Slavernij tot Heerschappij’ van S.S.Wilson).
HOOFDSTUK 7
De troon in Gods tempel
We moeten nog enkele dingen zeggen over Gods troon in Zijn tempel.
Wanneer we de weg nemen van poort tot troon, dan is de troon het laatste voorwerp in de tabernakel - het hoogtepunt, het einddoel.
In de beschrijving van de tabernakel begint God niet bij de poort, maar bij de troon. God begint met het voornaamste. Zie Exodus 25:10
Het is zó belangrijk om in te zien dat de vestiging van Zijn troon het doel is waar God heenstreeft, het doel van Zijn verlossingsplan.
De gedachtegang, de lijn van poort tot troon die we in de tabernakel zien, belichaamt geestelijke principes die we door de hele Bijbel heen telkens weer terugvinden, eerst op dit vlak, dan op dat vlak.
- In Genesis 1 zien we deze principes in de lijn van chaos tot kosmos, van anarchie - woest, ledig, duister - tot de heerschappij van de mens naar Gods beeld over de gehele vernieuwde schepping.
- In heel Genesis, in de zeven hoofdpersonen: Adam, Abel, Noach, Abraham, Izak, Jakob en Jozef, zien we dezelfde lijn: van Adam, beproefd, gevallen, verlost, tot Jozef, die overwint en de heerschappij verkrijgt.
- In het boek Exodus loopt de lijn van verlossing uit slavernij, en uit ellende tot Gods heerlijkheid in Zijn huis: God Zelf die over Zijn verloste volk de heerschappij heeft.
- In Israëls geschiedenis vinden we dezelfde lijn: van slavernij en ellende in Exodus tot het grote hoogtepunt in Koningen en Kronieken, als Salomo de heerschappij heeft over heel Israël en omliggende volken.
- In de grote wereldgeschiedenis als geheel, van Genesis tot Openbaring ligt weer dezelfde lijn: van de ‘val’, een verlies in Gods Koninkrijk, tot het herstel van Gods heerschappij over de aarde.
- In de geschiedenis van de ganse schepping, die achter de geschiedenis van deze wereld ligt, zien we ook weer deze lijn: van satans inbreuk in het Koninkrijk Gods, tot Gods volle heerschappij over het hele heelal.
- In de geestelijke ontwikkeling van het individu is de lijn weer dezelfde: van de verlossing - God koopt Zijn tempel terug - tot Gods volle heerschappij in Zijn tempel.
- In de ontwikkeling van Gods collectieve regeringsinstrument is de lijn niet anders: met die verloste mensen die de hele weg willen gaan vormt God een regering die de heerschappij zal hebben over het heelal.
Op elk vlak doet God een en hetzelfde werk: in het persoonlijk leven van een gelovige, in de geschiedenis van een volk (Israël) en in de geschiedenis van de wereld als geheel.
Op elk vlak is het einddoel hetzelfde: de troon, de absolute heerschappij van God over alle dingen.
Het zal zonder meer duidelijk zijn dat elk van deze genoemde punten zoveel inhoudt dat het ondoenlijk is er hier, zelfs in het kort, iets van te zeggen.
Misschien zullen sommigen bij het lezen hiervan wel even opgekeken hebben! Dat is begrijpelijk! We leven in een tijd waarin sommige waarheden bijna tot in het oneindige worden uitgesponnen - denk bijvoorbeeld maar even aan de uitverkiezing - terwijl andere grote waarheden van Gods Woord volkomen of bijna volkomen worden verwaarloosd.
Willen we nog iets concreter zijn?
Goed dan: hebt u in uw leven erg vaak horen preken over de volgende onderwerpen? Hebt u daar erg de nadruk op horen leggen?
- Dat de heiligen de wereld zullen oordelen? 1 Corinthiërs 6:2
- Dat wij (de gelovigen) over engelen oordelen zullen? 1 Corinthiërs 6:3
- Dat God de satan onder uw (onze) voeten zal vertreden. Romeinen 16:20
- Dat we (met Christus) het beest zullen overwinnen? Openbaring 17:14
- Dat het Gods bedoeling is ons macht over de heidenen te geven. Openbaring 2:26
- Dat Christus wil dat we met Hem zullen zitten op Zijn troon. Openbaring 3:21
- Dat op de nieuwe aarde de volken in ons licht zullen wandelen. Openbaring 21:24
Of hebt u veel gehoord of gelezen over deze onderwerpen:
- Dat Christus in Zijn gebed zegt, dat Hij in ons wordt verheerlijkt. Johannes 17:10
- Dat Christus ons de heerlijkheid geeft die Hij van de Vader heeft. Johannes 17:22
- Dat God wil dat wij zullen worden vervuld tot alle volheid Gods. Efeze 3:19
- Dat Hij verheerlijkt en met verbazing aanschouwd zal worden in ons.
2 Thessalonicenzen 1:10 - Dat als Christus geopenbaard wordt, wij Hem gelijk zullen wezen. 1 Johannes 3:2
Lees hier de aangegeven teksten. Dat alles staat in onze Bijbel!
Wij ontmoeten zo dikwijls mensen die zich erop beroemen ‘zuiver in de leer’ te zijn, volkomen te staan op de grondslag van Gods Woord ... Prachtig! Alleen is het zo jammer dat als je met ze praat over het grote Goddelijke plan in de Bijbel, ze er niet een honderdste deel van zien! Ze gaan prat op hun kennis, maar ze zijn o zo arm, zo ongelooflijk arm!
Openbaring 3:17 … gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte …
Willen wij voor de gemeente van Christus bidden in deze tijd, dat in vervulling mag gaan wat er staat in:
Hebreeën 6:1 Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene ...
Er is in de tegenwoordige tijd een schrijnende behoefte aan:
- een vollere bediening van Gods Woord
- een vollere verkondiging van de volle raad van God
- een verkondiging van het volle doel van God
In die eerste lijst van teksten komt de gedachte van heerschappij sterk naar voren. In de tweede lijst meer Gods Heerlijkheid in Zijn tempel.
Toen God de mens schiep, was het opdat deze heerschappij zou hebben.
Gods Woord laat ons zien dat wij bestemd zijn om heerschappij te hebben over:
- onszelf
- volkeren
- engelen
- demonen
En dan heb je mensen die zeggen: dat interesseert me helemaal niet! Dat zijn de mensen die nog niet hebben geleerd over zichzelf te heersen. Ze zijn nog geen baas over zichzelf. Heel hun denken draait om hun eigen, persoonlijke problemen. Daarom hebben ze ook geen oog voor de grote roeping die God voor hen heeft.
We moeten wel voorzichtig zijn met te zeggen: Dat interesseert me niet … want in feite zeggen we dan: Veel van wat God zegt laat me koud!
God gaf de mens een ontzaglijke roeping: te heersen over natuurlijke en bovennatuurlijke machten: over de dieren en ook over engelen en demonen.
Maar toen de mens viel, verloor hij die heerschappij. Hij verloor de heerschappij over zichzelf en kwam onder de macht van een ander. Dit is voor velen het allergrootste probleem: ze zijn geen baas over zichzelf!
Tegelijk verloor de mens de heerschappij over de dierenwereld en werd ongeschikt om heerschappij te hebben over de bovennatuurlijke wereld.
Heel Gods verlossingsplan is er dan ook op gericht om de mens weer terug te brengen tot Gods oorspronkelijke gedachte: heerschappij.
Hij moet eerst de heerschappij over zichzelf verkrijgen. Dan kan hij leiding geven aan anderen en heerschappij verkrijgen over de ongeziene machten.
We kunnen het zo zeggen: als God door de nieuwe mens in Zijn tempel de heerschappij over Zijn tempel verkrijgt, dan kan Hij ook door Zijn tempel Zijn heerschappij uitstrekken over andere gebieden.
Natuurlijk zou God de volkeren en de demonische wereld kunnen beheersen zonder ons - maar het is juist het wonderlijke van Zijn plan dat Hij ons ertoe bestemd heeft om daarin Zijn instrument te zijn!
Vroeger ging de prediking in de kerk hoofdzakelijk over de redding van de ziel. In vele evangelische kringen is dat nog zo.
Een van onze voornaamste bezwaren tegen de catechismus met het schema van ellende, verlossing en dankbaarheid is dan ook dat het accent zo sterk komt te liggen op het menselijk belang en zo weinig op het grote, volle, heerlijke, uiteindelijke doel van God! Er wordt gesproken over dat waaruit wij verlost werden en hoe we verlost kunnen worden, maar zo weinig over waartoe we verlost zijn!
En is het waartoe eigenlijk niet belangrijker dan het waaruit?!!!
Als reactie op deze eenzijdige prediking is men veelal in de kerken de nadruk gaan leggen op onze taak in de wereld. Echter … in het algemeen op een menselijk vlak - niet door werkelijk geestelijke kracht, maar door zielse krachten poogt men de wereld te beheersen.
Opmerkelijk is dan ook dat je praktisch niets hoort over de heerschappij van de mens in het rijk der demonen.
Zeer velen zijn zelfs zo volkomen op een menselijk vlak terecht gekomen en hebben zo alle contact met de geestelijke wereld verloren, dat ze zo ver gaan dat ze zelfs aan het bestaan van een duivel twijfelen!
In de evangelische kringen in het algemeen, waar men de grote kerk verwereldlijkt vindt en waar men op de redding van de ziel de grote nadruk blijft leggen, staart men zich zo blind op de verlossing dat daar ook weinig wordt gezien van het grote plan, het volle doel van God.
Door het in het middelpunt stellen van de zaligheid van de mens met het eenzijdig accent op vergeving en verlossing, is men zich veel meer bezig gaan houden met de genade van God dan met het Koninkrijk van God.
In sommige kringen is het dan ook zover gekomen, dat men scheiding maakt tussen het evangelie van het Koninkrijk en het evangelie van de genade. Dit is een afschuwelijke theorie - we zeggen het heel scherp, omdat we er zelf ook onder gezeten hebben en ook zoveel anderen hebben ontmoet die hiervan het slachtoffer zijn geworden en er geestelijke armoede door lijden. Velen die dit lezen, zullen deze theorie niet kennen - dank God ervoor! Maar sommigen kennen deze theorie wel, daarom is het dat wij hem hier noemen. Het is hier nu niet de plaats om op deze on-Bijbelse theorie in te gaan. Voor hen, die er mogelijk nog mee behept zijn, willen we even op twee opeenvolgende teksten wijzen, waarin beide, genade en koninkrijk, worden genoemd en waaruit blijkt dat één en niet twee evangeliën wordt bedoeld.
Handelingen 20:24,25 … de bediening, die ik van de Here Jezus ontvangen heb om het evangelie der genadehet Koninkrijk, mijn aangezicht niet meer zien zult.
De boodschap, die Jezus kwam brengen, was de blijde boodschap van het Koninkrijk der hemelen: het Koninkrijk van God én de genade van God.
In de val had de mens zich losgemaakt van Gods heerschappij. Jezus kwam niet allereerst om de mensen de zonden te vergeven! Hij kwam om hen ertoe te brengen te buigen en weer Gods heerschappij te erkennen.
Voor hen die dit doen, is er vergeving door Christus’ kruisverdiensten.
Maar wie niet buigen wil voor Christus als Koning zal ook nooit en te nimmer vergeving van Hem ontvangen.
Alleen als wij voor Hem als Koning buigen, kunnen wij de vergeving uit Zijn hand ontvangen. (We willen hiermee echter niet zeggen, dat dit alles bij alle mensen even bewust gebeurt.)
- Het begin van ons geestelijk leven is dat wij in principe Christus als Koning van ons leven aanvaarden.
- Het einddoel van ons geestelijk leven is dat Hij in Zijn tempel de volle heerschappij uitoefent vanuit de troon in het allerheiligste.
Als een kind in Nederland geboren wordt, dan is het in het koninkrijk (der Nederlanden). Het duurt echter jaren voordat het koninkrijk in het kind is.
Elke Nederlander wordt geacht de wet te kennen, maar dit geldt vanzelfsprekend niet voor een klein kind. Pas als het kind de volwassenheid nadert kan het geacht worden de wet te kennen en zich in de praktijk daaraan te onderwerpen. Toch is het kleinste kind evenzeer in het koninkrijk (der Nederlanden) als welke volwassene ook.
Zo is het ook in onze geestelijke ontwikkeling. Bij onze wedergeboorte zijn wij in het Koninkrijk binnengegaan. We zijn binnen de poort. Maar in de praktijk is er een hele ontwikkeling voor nodig voordat de troon werkelijk in ons leven wordt gevestigd.
Bij onze bekering aanvaarden wij in principe de troon. Door onze geestelijke groei komen we in de praktijk tot de troon.
Op dat ogenblik dat wij de Geest van God ontvangen, woont Christus in ons, staat Zijn troon in ons innerlijk leven. Maar er moet eerst heel wat gebeuren voordat die troon in de praktijk de volle heerschappij heeft over heel ons leven.
Wat is ons doel in ons geestelijk leven?
- Sommigen zoeken alleen later in de hemel te komen
- Sommigen zoeken blijdschap, vrede en rust in dit leven
- Sommigen streven naar heiligmaking en naar geestelijke groei
- Sommigen strekken zich uit naar de volheid van de Heilige Geest
- Sommigen zoeken ijverig naar één of meer van de gaven van de Geest
- Sommigen verlangen voor de Heer te werken en anderen te winnen voor Hem.
We hebben dat allemaal nodig!
Maar we zitten er naast als we één of meer van deze punten zoeken als een einddoel in zichzelf!
Gods einddoel is: Zijn absolute heerschappij over heel ons wezen (en dan door ons over het ganse heelal!).
Als Gods troon in ons gevestigd is, dan …
- zullen we zeker later in de hemel komen
- zullen we blijdschap, vrede en rust vinden
- zullen we geheiligd worden en geestelijk groeien
- zullen we vervuld zijn met de volheid van Zijn Geest
- zullen we die gave of gaven ontvangen, die Hij ons geeft
- zullen we heel zeker een zegen zijn voor anderen en hen winnen
Typerend voor de geestelijke toestand is onze houding tegenover de zogenaamde christelijke feestdagen:
Kerstmis en Pasen nemen een heel grote plaats in in ons denken - immers: Kerstmis betekent dat Christus voor ons op aarde kwam en Pasen betekent dat Hij voor ons gestorven is en opgestaan.
Velen weten met Pinksteren geen raad, omdat ze niets van de Heilige Geest in hun leven kennen. Anderen daarentegen kunnen over haast niets anders dan Pinksteren praten!
Eén feest is er echter dat door praktisch iedereen wordt verwaarloosd. Het is dat grote, dat geweldige, misschien mogen we wel spreken van het allergrootste van de christelijke feesten: Hemelvaart, de dag waarop Jezus, na Zijn Overwinning over satan, zonde en dood, de troon van het heelal besteeg, bekleed met alle macht in Hemel en op aarde!
Verreweg de meeste christenen denken aan Hemelvaart alleen in het licht van: Jezus is heengegaan om ons plaats te bereiden, om als Hogepriester voor ons te bidden en eenmaal voor ons terug te komen. (Merkt u wel hoe voor ons voortdurend in het middelpunt staat?!!). En dan spreken we hier maar niet over hen die alleen maar aan dauwtrappen denken!
Hemelvaart betekent dat Jezus heel Zijn werk had volbracht en nu door God wordt geëerd: dat Hij het hoogste punt heeft bereikt, aan de Rechterhand van de Vader op de troon van het heelal. Van Christus troonsbestijging is Pinksteren dan ook alleen maar het spontane gevolg.
Tegelijk zien we echter ook ineens duidelijk het eigenlijke wezen van Pinksteren! De geweldige windvlaag, de tongen als van vuur, het spreken in vreemde talen - dat waren allemaal bijkomstige verschijnselen. Het wezen van Pinksteren was: Jezus, gezeten op de troon van het heelal, is door Zijn Geest neergedaald op de troon in Zijn tempel.
Er waren verschillende nevenverschijnselen. Het wezen van de zaak was: de absolute heerschappij van Christus in Zijn gemeente! Velen hebben dit echter nooit gezien en komen bedrogen uit omdat zij de nevenverschijnselen tot doel hebben gesteld in hun leven en niet in de allereerste plaats de volheid van de Heilige Geest hebben gezocht opdat Christus Zijn plaats zou innemen op de troon van Zijn tempel. Daarom is, ondanks hun vele gebed, de tempel van hun leven nog nimmer met Zijn Heerlijkheid vervuld!
- - - -
Nog één belangrijk ding over Gods inwoning in Zijn tempel: één van de meest voorkomende problemen in het geestelijk leven, vooral bij ‘beginnelingen’ is dat men de ene keer God heel dicht bij zich voelt en de andere keer is God weer helemaal weg. De barometer in de geestelijke levens van velen vliegt voortdurend van wind en regen op mooi weer en van mooi weer weer terug op storm.
Het is daarom uiterst belangrijk dat we gaan begrijpen dat God niet woont in ons bewuste leven, maar in de diepten van ons onbewuste, niet in onze ziel, maar in onze geest - in ‘het allerheiligste’ van ons wezen. Wanneer wij die grote stromende blijdschap in ons leven kennen, komt dat doordat er vanuit de diepten van ons wezen, waar God troont, iets naar boven is geborreld in het bewuste leven.
Na de voltooiing van de tempel van Salomo lezen we dat Gods heerlijkheid het huis zo vervulde dat de priesters niet konden staan om te dienen.
Vanuit het heilige der heiligen was Gods heerlijkheid doorgebroken in de heilige plaats - maar dit was geen regel. De regel was, dat Gods heerlijkheid achter het voorhangsel bleef, onzichtbaar voor de priesters in het heilige en onmerkbaar.
Zo is het ook in ons leven heel dikwijls dat de heerlijkheid achter het voorhangsel blijft en niet doorbreekt in het heilige.
Als we nu naar binnen kijken en constateren dat de blijdschap weg is en daarover gaan piekeren, of als we om blijdschap gaan bidden, dan vervullen we precies de voorwaarden om onszelf nog veel ongelukkiger te maken! Wanneer ons bewuste leven volkomen leeg en dood schijnt - en dat gebeurt bij elk kind van God! - dan is de enige houding die we mogen innemen deze: Ik voel mij leeg en dood, maar dat is alleen maar mijn gevoel - diep in mijn innerlijk wezen, ver beneden het niveau van mijn gevoel, daar woont nog altijd de Geest van God. Ik ben Zijn tempel, Hij leeft in mij, ook al voel ik daar niets van. Heer, ik dank U dat U in mij woont en dat U ook Uw tempel met Uw heerlijkheid wilt vervullen!
Als we dit doen, bespeuren we ook spoedig Zijn blijdschap weer in ons!
HOOFDSTUK 8
Het huis van God: de gemeente
Bij de bespreking van de tabernakel als het huis van God hebben we tot hiertoe elke christen persoonlijk bezien als tempel van de Heer.
Nu gaan we de tabernakel bekijken als een beeld van Christus’ gemeente.
We zullen hierbij dan denken aan:
- De universele gemeente
- De plaatselijke gemeente
Het is pas bij deze studie van de tabernakel, als een voorbeeld van de gemeente, dat dit onderwerp goed tot zijn recht komt.
We zullen de gemeente bezien in de volgende verhoudingen:
- tot God
- tot engelenmachten
- tot demonen
- tot de wereld
- de leden tot elkaar
De omheining van wit linnen toont ons de verhouding van de gemeente tot de wereld buiten: het getuigenis.
Het allerheiligste toont ons de verhouding van de gemeente tot de Heer: Zijn woonplaats.
Hoewel de verhouding tot God het belangrijkst is en het getuigenis naar buiten daarvan het gevolg, willen we hier toch weer van buiten af beginnen - voor het begrijpen is dit eenvoudiger.
De omheining
We hebben al eerder stilgestaan bij het witte linnen van de omheining als een beeld van reinheid en heiligheid.
Toen we de tabernakel bespraken als een beeld van de persoonlijke gelovige, was dat witte linnen zijn getuigenis naar buiten.
Nu willen we het witte linnen niet zien als het persoonlijk getuigenis van de individuele gelovige, maar als het getuigenis van de gelovigen samen, van de gemeente van Christus dus.
Immers, die éne grote witte muur om de tabernakel werd opgehouden door tientallen afzonderlijke pilaren. Zijn deze pilaren geen prachtig beeld van de individuele gelovigen?!
Die vele pilaren stonden zij aan zij en droegen samen de verantwoordelijkheid voor het ophouden van die éne witte muur.
Bij de behandeling van de omheining zullen we ingaan op de volgende bijzonderheden.
- De pilaren
- De koperen voeten
- De koperen pinnen
- De haken en dwarsstangen
- Het zilveren overtrek
- - - -
1. De pilaren
Elke pilaar had de verantwoordelijkheid om met zijn buurman links samen vijf el wit linnen omhoog te houden en met zijn buurman rechts ook vijf el.
En als elke pilaar met zijn buurman rechts en links op deze wijze samenwerkte, ontstond er een ononderbroken muur, zonder hiaten.
Want het is nooit Gods bedoeling geweest dat er alleen maar hier en daar een enkeling tussendoor zou lopen, die het witte linnen van de heiligheid van Christus zou ophouden, zichtbaar voor de wereld!
Nee, Gods bedoeling is steeds geweest dat Zijn gemeente als geheel een ononderbroken muur van wit linnen zou tonen!
En elke plaatselijke gemeente zou weer een afbeelding zijn van de grote, universele gemeente.
Maar wat is het beeld dat wij tegenwoordig aan de wereld tonen?! Tracht u zich de omheining als volgt voor te stellen.
Daar staan drie of vier pilaren die met elkaar een strook wit (?) linnen omhoog houden. Dan is er een groot gat. Verderop staan er weer enkele pilaren samen. Dan weer een gat. Dan zien we één enkele pilaar met een stukje linnen en weer een gat. Enzovoort, enzovoort. enzovoort.
Dat is het belachelijke, nee, zondige beeld dat wij bieden! En dat komt doordat de éne pilaar tegen zijn buurman rechts zegt: met jou voel ik me één, wij zullen samen het witte linnen ophouden! Maar tegen zijn linkerbuurman: jij ziet de dingen verkeerd, met jou kan ik geen gemeenschap hebben, niet samengaan!
En dan heb je natuurlijk ook nog die pilaren die met helemaal niemand kunnen opschieten en die helemaal alleen blijven staan. Zij alleen staan goed!
Waaruit waren de pilaren vervaardigd?
In de tekst Exodus 27:10 is het niet helemaal duidelijk of ... van koper ... op de voeten slaat of ook op de pilaren. Maar in de opsomming van wat er van koper was gemaakt, in Exodus 38:29-31, worden wel drie keer de voeten en pinnen genoemd, maar geen pilaren! Er wordt wel verondersteld dat ze van sittimhout (acaciahout) waren.
Had de Heilige Geest, die dit Woord inspireerde, misschien ook met deze weglating een bedoeling? Wilde Hij er misschien mee zeggen dat het helemaal niet zo belangrijk is uit welk materiaal de pilaren vervaardigd zijn??!!
Zo ja, dan ligt ook in deze weglating voor ons een grote les! Niet wat we van onszelf zijn is belangrijk, maar dat wij bekleed zijn met het reine witte linnen van de heiligheid van Christus.
Het is zeer wel mogelijk, dat het witte linnen zó voor al de pilaren hing, dat aan de buitenkant de pilaren zelf niet eens te zien waren, alleen maar die ononderbroken muur van wit linnen, die ze ophielden!
De bedoeling was ook helemaal niet dat de pilaren zelf in het oog zouden lopen, maar dat het witte linnen van Gods heiligheid gezien zou worden.
Misschien waren er pilaren bij die krom waren of lelijke knoesten hadden. Maar hun taak was helemaal niet, om naar elkaars gebreken te kijken, maar om gezamenlijk het prachtige, reine, witte linnen hoog te houden voor de wereld!
2. De koperen voeten
Elke pilaar rustte op een stevige, zware koperen voet - had dus een sterk fundament om op te staan. Hierdoor kon de pilaar bij stormen beter overeind blijven. Tevens werd erdoor verhinderd, dat de betrekkelijk smalle pilaar weg zou zinken in het zand.
De omheining mocht niet iets zijn dat alleen maar bij mooi weer overeind bleef, maar bij de eerste de beste storm omver lag!
Er zijn zoveel christenen, die zo heel weinig hun Bijbel kennen, die geen grond onder de voeten hebben, zodat ze bij het minste of geringste wegzakken of omtuimelen. Ze zijn ook niet in staat om rekenschap te geven van de hoop die in hen is. Zie 1 Petrus 3:15. Er hoeft maar een Jehova’s getuige of andere dwaalleraar te komen en ze staan met een mond vol tanden. Van velen van deze mensen kan gezegd worden: ... heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer ... Efeze 4:14.
Ook zijn er zoveel mooi-weer-christenen die bij het eerste beetje storm tegen de vlakte liggen.
En dan niet te vergeten de velen, die altijd op anderen leunen. Hun hele geloofsleven staat of valt met dat van de ander. Zolang die andere pilaren aan weerskanten maar stevig staan, gaat het met hen ook wel goed. Zij haken zich stevig aan die anderen vast. Maar wanneer één van die anderen komt te vallen of hen in de steek laat, dan tuimelen ze onmiddellijk om.
Ze hebben geen fundament onder de voeten!
Een van de noodzakelijkste dingen voor een jonge gelovige is, dat hij in het Woord van God gefundeerd wordt:
Colossenzen 2:6,7 Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof ...
Het is waar dat ons getuigenis naar buiten toe is: het witte linnen van een heilige levenswandel. Maar dat is het niet alleen! Het is ook een getuigenis wanneer we wel rekenschap kunnen geven van de hoop die in ons is! Dus wanneer we wel degelijk weten waar we staan en waarop we bouwen.
En het beste getuigenis is natuurlijk als we te midden van het geweld van de storm onwankelbaar blijven staan omdat we gegrond zijn in Christus
Immers, de bloei van de oude christengemeente in de tijd van het Romeinse rijk was niet alleen, en misschien ook niet in de eerste plaats, te danken aan de verkondiging van de boodschap. Wat toentertijd het meest de aandacht trok was niet wat de christenen met de mond beleden, maar het feit dat ze te midden van de felste vervolging sterk bleken te staan op het fundament. Hoevelen gingen niet biddend en zingend de leeuwen tegemoet?! Hoevelen hebben niet gezongen te midden van de vlammen op de brandstapel!
De wereld heeft geen respect voor iemand die zich christen noemt en bij de eerste de beste moeilijkheid hopeloos in de put zit!
3. De koperen pinnen
Niet alleen stonden de pilaren op koperen voeten, maar zij werden ook door koperen pinnen bevestigd.
Van deze koperen pinnen wordt maar heel weinig gezegd. De oude Joodse geschiedschrijver Josephus zegt ervan dat zij één el lang waren en in de grond werden geslagen. Met touwen zaten de pilaren daaraan vast.
We zien dat er niets is nagelaten om ervoor te zorgen dat de omheining een stevige constructie zou zijn die, zoals reeds gezegd, tegen stormen bestand was.
Christus’ getuigenis is heus niet alleen voor mooi weer bedoeld! Het Nieuwe Testament laat ons ook duidelijk genoeg zien hoe noodzakelijk het is ervoor te zorgen, dat we stevig staan.
Er wordt wel eens heel lichtvaardig gezegd: O, als iemand van de Heer is, dan zal de Heer wel voor de Zijnen zorgen!
Ja, alles goed en wel - maar de Heer helpt geen mensen die te lui en te beroerd zijn om voor zichzelf te zorgen! Misschien beter gezegd: die niet de middelen aangrijpen, die Hij heeft gegeven.
Jezus werd ook door de duivel verzocht om Zich van de trans van de tempel te werpen, omdat de engelen toch wel voor Hem zouden zorgen!
Het is waar:
2 Petrus 1:3 Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd ...
Maar het is ook waar dat erbij staat:
2 Petrus 1:5 ... schraagt om deze reden met betoon van alle ijver door uw geloof de deugd, door de deugd de kennis ... enzovoort.
En verder:
2 Petrus 1:10 Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen.
Laten we het zo zeggen: de pinnen zijn ons geschonken, maar we moeten ervoor zorgen dat we onszelf eraan vast maken! Als we dit niet doen – dit is de implicatie – zullen we wél struikelen! Met andere woorden: de pilaar zal omtuimelen en in zijn val misschien ook andere pilaren meesleuren!
Dit is het witte linnen:
Colossenzen 1:22 ... om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich te stellen, ...
En hier hebben we de koperen voeten en de pinnen:
Colossenzen 1:23 ... indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof ...
4. Haken en dwarsstangen
De pilaren van de voorhof waren ook alle door middel van dwarsstangen met elkaar verbonden. Dit gaf nog grotere stevigheid aan het geheel. Deze dwarsstangen waren van zilver.
Gebruikte metalen:
Nu even iets over de in de tabernakel gebruikte metalen. Het waren er drie:
- koper
- goud
- zilver
1. Koper: Het koper (of brons) werd gebruikt waar grote stevigheid gewenst was en symboliseert kracht of sterkte.
Het koper vinden we in het brandofferaltaar; het wasvat en ook de voeten van de pilaren van de voorhof, evenals de pinnen, waren van dit metaal.
2. Goud: Waar koper kracht symboliseert, spreekt goud van waarde, zijnde het kostbaarst. Hierdoor wordt de diepere geestelijke waarde van iets geaccentueerd.
- In de voorhof vinden we: koper
- In het heilige en allerheiligste: goud
3. Zilver: Zilver werd gebruikt in de handel. Zie: Genesis 23:16: ... vierhonderd sikkelen zilver, gangbaar bij de koopman. Jozef werd voor twintig zilverstukken verkocht. Genesis 37:28.
Het zilver werd dan ook gebruikt als losgeld of zoengeld en symboliseert als zodanig de verlossing, de verzoening.
Vergelijk hier:
Exodus 30:11-16
Exodus 38:25-28
Numeri 3:40-51
Numeri 18:16
Dit alles werpt een duidelijk licht op de betekenis van het zilver bij de omheining. Dit zilver werd namelijk verkregen van het zoengeld en was dus een voortdurende prediking van de verzoening!
Exodus 30:16 ... het geld der verzoening ... zal ... tot een gedachtenis zijn voor het aangezicht des Heren ter verzoening voor hun leven.
Exodus 38:28 Van de duizend zevenhonderd en vijfenzeventig sikkels maakte hij haken voor de pilaren, overtrok er hun boveneinde mee en maakte daarvoor verbindingen.
Wat ligt hierin een prachtige gedachte: alle pilaren waren met elkaar verbonden door de zilveren band der verzoening!
Beginnend bij de poort (Christus, de Deur!) liep deze zilveren band, die steeds aan de zoenprijs herinnerde, om de hele voorhof heen en tot de poort terug en verbond alle pilaren met de poort en met elkaar!
Dat gaf, zoals gezegd, grotere stevigheid aan het geheel. En dat was het getuigenis: Wit linnen en een zilveren band!
We zagen dat er mensen zijn, die helemaal op anderen steunen en zelf geen fundament onder de voeten hebben. Deze mensen hangen, om het zo te zeggen, aan de zilveren band.
Daartegenover zijn er mensen, die zich zo zelfstandig voelen, dat ze het zonder gemeenschap, zonder gemeente, menen te kunnen stellen. Ze staan onwrikbaar, menen ze, op hun koperen voet - laat de stormen maar komen!
Dit zijn twee uitersten en beide zijn verkeerd. God heeft het inderdaad zo bedoeld dat we een stevig persoonlijk fundament onder de voeten zouden hebben, maar Hij heeft ook gewild dat we in de gemeenschap zouden staan en steun van elkaar ontvangen! Die gemeenschap hebben we nodig voor onze persoonlijke bescherming en ontwikkeling. Door die anderen staan we sterker, worden we geschraagd.
En de anderen hebben op hun beurt ook het recht om iets van ons te ontvangen. Een van de grootste tragediën van onze tijd is, dat terwijl het van richtingen wemelt, er zo heel, heel weinig echt diepgaande geestelijke gemeenschap te vinden is en dat zo heel veel jonge en zwakke zielen alleen voort moeten ploeteren. (Weid Mijn lammeren ... ).
Vervolgens dit. Het getuigenis is in eerste instantie helemaal niet een persoonlijke zaak! Voor een sterk getuigenis is de gemeenschap noodzakelijk! Zeker, de enkeling kan tot op bepaalde hoogte een levende getuige in zijn omgeving zijn, maar voor een werkelijk krachtig getuigenis waar veel van uit gaat, is inderdaad de levende gemeenschap noodzakelijk.
En daar komt bij dat de eenheid op zichzelf al een machtig getuigenis is van het feit dat God iets heel bijzonders heeft gedaan!
5. Het zilveren overtrek
Een klein stukje van de pilaren zou naar buiten toe zichtbaar geweest zijn, namelijk het boveneinde, de top! Maar deze top werd bedekt! Als een kroon, als een helm des heils (Efeze 6:17), droegen de pilaren een overkapping van zilver! (Exodus 38:19)
Van buiten werd dus alleen het reine witte linnen van de gerechtigheid van Christus en het zilver der verzoening gezien! Is het nodig om hier verder op in te gaan?! Misschien kunnen we er alleen nog het volgende van zeggen.
Wat is het jammer dat de wereld buiten tegenwoordig behalve de gaten en scheuren in het witte linnen ook nog de hoofden van de pilaren ziet! In plaats van het blinkende zilver van de verzoening te tonen, getuigen te zijn van Christus’ verlossing, demonstreren zovelen wat een groot hoofd zij bezitten! Niet het stralend getuigenis in de kracht van de Heilige Geest, maar menselijke wijsheid is het wat maar al te dikwijls wordt gezien. In plaats van met het zilver het licht van de Zon te weerkaatsen, geeft men er de voorkeur aan diepzinnig te redeneren over wat licht eigenlijk wel is!
En de mensen gaan heen, misschien met nieuwe denkbeelden over het licht maar zonder het Licht Zelf te hebben gezien en zo blijven ze verder in het duister.
Maar moeten we diverse groepen mensen niet elk op een andere wijze benaderen??!! O zeker, Jezus benaderde verschillende mensen en groepen van mensen ook op verschillende wijze. Maar de grote fout die wij tegenwoordig begaan is dat wij in deze benadering onze grootste kracht zoeken en dat het nederig gebed om de kracht van de Geest van God, wanneer dat al niet geheel en al achterwege blijft, dan toch schromelijk wordt verwaarloosd.
Nee, we hoeven heus niet te denken dat de indruk die we op de wereld buiten maken evenredig is aan de grootte van de kop op de pilaar!
1 Corinthiërs 2:1-5 Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen. Want ik had niet besloten, iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd. Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u; mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht, opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God.
De omheining symboliseert dan - samengevat - de volgende aspecten van het getuigenis van de gemeente naar buiten toe:
a) het getuigenis door de verlossing - de zilveren band
b) het getuigenis door de heiliging - het witte linnen
c) het getuigenis door de standvastigheid - voeten en pinnen.
d) het getuigenis door de eenheid - vele pilaren, één muur.
Misschien is het goed onszelf de volgende vragen te stellen:
a) Openbaar ik naar buiten toe een geheiligd leven - het witte linnen?
b) Zien de mensen aan mij - de zilveren band, kap, haken, dwarsstangen?
c) Is het merkbaar dat ik op een stevig fundament sta - de koperen voet?
d) Is het te zien dat ik heel stevig bevestigd ben - de koperen pinnen?
e) Getuig ik van de eenheid van de gemeente? Staat mijn pilaar naast de andere?
Inlegkunde?
Maar is dit alles over stangen en voeten en pinnen niet een beetje te ver doorgedreven? Wordt het zo geen inlegkunde in plaats van uitleg?
Er is inderdaad dikwijls - ook bij de tabernakel - veel gefantaseerd, met als gevolg dat sommigen het kind met het badwater weggooien. Persoonlijk geloven wij wel dat al wat te voren geschreven is, tot ons onderricht werd geschreven, maar wanneer iemand niet kan geloven dat de Heer met deze kleine bijzonderheden ook iets heeft bedoeld, laat hij het dan rustig zo zien dat ze een kapstok zijn waaraan we de boodschap ophangen! We gebruiken immers allerlei voorbeelden om het geestelijke te illustreren. Welnu, zie deze dingen dan als zulke voorbeelden. Want het doel van deze studie is niet om een uitleg van de tabernakel te geven! Het gaat om de Nieuwtestamentische boodschap - de tabernakel gebruiken we, om deze boodschap te illustreren, en niet andersom!
Hoewel we zelf geloven dat deze uitleg van de tabernakel juist is, is dit toch niet het belangrijkste. Het belangrijkste is of de Nieuwtestamentische boodschap die we door de tabernakel illustreren, juist is!
Laat niemand dus vallen over het beeld - het gaat om de werkelijkheid!
HOOFDSTUK 9
Het huis van God: de gemeente
In het vorige hoofdstuk zijn we begonnen met de bespreking van de tabernakel als beeld van de gemeente van Christus. We hebben gezien hoe de afzonderlijke pilaren van de voorhof een mooi beeld zijn van de individuele gelovigen. En we hebben ook gezien hoe ze in het naast elkaar staan en gezamenlijk omhoog houden van het witte linnen, een illustratie zijn van de taak van de gelovigen gemeenschappelijk, dus van de gemeente.
Er valt nog veel meer te zeggen in dit verband over omheining en poort, maar omdat het gevaar groot is dat we door de bomen het bos niet meer zien, is het misschien beter hier eerst een overzicht van de hele tabernakel te geven als beeld van de gemeente. In de volgende lessen kunnen we dan in het licht van dit geheel doorgaan met het behandelen van de finesses.
Laten we dit overzicht bestuderen met een concreet doel voor ogen, namelijk met deze vraag:
Hoe moet de kerk van Christus zijn?
We weten immers, dat er zoveel kerken en sekten zijn die de pretentie hebben zich de meest zuivere, zo niet de alleenzaligmakende of de enige ware te noemen.
In de meeste gevallen zijn de mensen in deze groepen er ook werkelijk diep van overtuigd dat zij het beste, zo niet het alleen ware hebben.
Als iemand hen erop attent maakt dat zovele groepen die pretentie hebben dan kunnen zij niet begrijpen hoe anderen zo dom kunnen zijn! Maar in hun eigen geval is het werkelijk zo dat ze het beste hebben natuurlijk!!!
Als men nagaat hoe de mensen tot deze overtuiging zijn gekomen, is het zelden omdat men een objectieve studie heeft gemaakt van de zo vele verschillende richtingen en stromingen, maar blijkt het dat deze overtuiging puur psychologisch is te verklaren door het feit dat het hun van jongs af aan is ingeprent.
We weten dat er landen zijn waar slechts één bepaalde ideologie geduld wordt en dat er angstvallig tegen wordt gewaakt dat de opgroeiende generatie enig contact zou hebben met andersdenkenden. Het is begrijpelijk dat de mensen met zo’n opvoeding niet anders kunnen dan hun eigen ideologie als de enig juiste zien en alles wat over de grenzen ligt als verkeerd en gevaarlijk en vijandig beschouwen.
Precies zo worden er duizenden in Nederland godsdienstig opgevoed.
We willen natuurlijk niet zeggen dat het goed zou zijn dat ze met alle bestaande stromingen en richtingen in aanraking worden gebracht! We willen alleen het feit constateren dat de heilige overtuiging van verreweg de meesten weinig of in het geheel geen rationele grond heeft.
Durven wij werkelijk onze overtuigingen nauwkeurig te toetsen aan het Woord van God ??!!
- De omheining
In Gods huis - niet het bakstenen gebouw, maar de gemeente van levende stenen - moet een duidelijke verkondiging zijn en ook de beleving van datgene wat gesymboliseerd wordt door de omheining, met wit linnen, pilaren, voeten, pinnen en zilveren band.
a) Een scherpe grenslijn tussen binnen en buiten
b) Een duidelijke scheiding tussen kerk en wereld
c) Een helder getuigenis van verlossing en heiligmaking
d) Een sprekend getuigenis door grote standvastigheid
e) Een openbaring van de eenheid die er in Christus is
- - - - -
a) binnen of buiten
In Gods huis moet de omheining, een scherpe grenslijn tussen binnen en buiten, duidelijk worden verkondigd.
Duizenden zitten zondag aan zondag in de kerk zonder ooit tot bekering en wedergeboorte te komen. Ze weten niets van een overgaan uit de dood in het leven! Ze kennen slechts een vaag, algemeen christelijk zijn.
b) duidelijke scheiding
In Gods huis moet de duidelijk zichtbare grenslijn van het witte linnen de mensen onmiskenbaar onderscheiden van hen die buiten zijn. Er is vaak zo weinig verschil tussen christenen en niet-christenen. Waar blijft vandaag de dag het vervuld zijn met de Heilige Geest en ... van de anderen durfde niemand zich bij hen aansluiten,... Handelingen 5:13??!!
c) helder getuigenis
In Gods huis moeten de zilveren band en het witte linnen, verzoening en heiliging, door heel onze levenshouding, maar ook door ons woord, een roepstem zijn aan anderen. Er zijn zoveel christenen die er zo weinig verlost uitzien! En het is spreekwoordelijk geworden dat je door fijnen het meest wordt ‘beduveld’!
d) grote standvastigheid
In Gods huis dienen de pilaren door middel van hun koperen voeten en pinnen door alle stormen heen stevig overeind te blijven staan, als getuigenis van Christus’ kracht die ons vasthoudt en bewaart. Maar wanneer we bij het eerste het beste briesje tegen de vlakte liggen, doen we de naam van Christus oneer aan.
e) heerlijke eenheid
In Gods huis is het een machtig getuigenis voor de buitenstaanders wanneer de pilaren schouder een schouder samen staan, ondanks alle verschillen van aard en milieu, en samen het witte linnen hooghouden. Het is een getuigenis van Christus’ overwinning over onze oude natuur en over alle verdelende machten van satan.
- De poort
In Gods huis moet er ook een duidelijke verkondiging zijn van de poort en de houding van de leden moet zo zijn, dat mensen inderdaad ertoe worden gedrongen door de poort in te gaan. De poort heeft ons te zeggen:
a) een open poort - wij moeten wijd openstaan voor allen die zoeken
b) Christus tonen - wij moeten mensen trekken door Christus te tonen
c) poort en muur - wij moeten dit doen in samenwerking met de muur
- - - - -
a) een open poort
In Gods huis verspert het witte linnen van reinheid en heiligheid de weg voor hen die de zonde willen vasthouden, maar er moet ook een open deur zijn voor hen die met de zonde willen breken.
Soms wordt zo eenzijdig de heiligheid Gods verkondigd - het witte linnen - dat niemand tot Christus durft te komen. Er is daar alleen een muur en geen poort. Elders wordt volkomen eenzijdig de nadruk gelegd op de liefde van God. Daar is een poort zonder muur. Beide uitersten zijn funest. Gods gedachte is: een muur én een poort.
We moeten ook wijd openstaan voor hen die willen komen - we moeten leven in de verwachting dát mensen zullen komen. Velen zijn zo druk bezig om precies uit te zoeken hoe het met die uitverkiezing van God zit, dat ze vergeten de deur open te doen. Of als mensen binnen willen komen, zetten ze die aan het werk om eerst uit te zoeken of ze wel uitverkoren zijn. Hoevele tienduizenden hierdoor in wanhoop zijn geraakt weet God alleen - misschien de duivel die er de hand in had, ook.
b) Christus tonen
In Gods huis moet er niet alleen een wijd open deur zijn voor hen die zoeken - we dienen ook buitenstaanders te trekken.
Dit zal echter maar op één manier kunnen: de poort moet versierd zijn met de prachtige kleuren van de aantrekkelijkheid van onze Heiland en Heer. Wij moeten Hem in Zijn schoonheid laten zien!
Natuurlijk moet de verkondiging zuiver zijn, dogmatisch verantwoord. En toch is een volkomen zuivere verkondiging mogelijk zonder de kleuren van de poort te tonen: hard, koud, dood. Wat we nodig hebben is een verkondiging van Christus met liefde en bewogenheid.
En het hooghouden van de kleuren van de poort is ook allerminst het werk van een voorganger alleen of van een evangelisatiecommissie, nee dit is het werk van de gemeente in haar geheel! Elk lid van de gemeente moet ervan doordrongen zijn dat christen zijn inhoudt de roeping te hebben mee te werken aan de uitbreiding van Gods Koninkrijk in de wereld.
c) poort en muur
In Gods huis hebben poort en muur niet alléén een tegengestelde functie: aantrekkend en afstotend! Het is waar dat het witte linnen hen die de zonde willen vasthouden zal afstoten, maar bij anderen zal het verlangen worden opgewekt deel te krijgen aan die reinheid en heiliging en zo zullen ze naar de poort gedreven worden.
Er is dus een nauwe samenwerking tussen deze twee. Wanneer een of meer mensen in een gemeente zich in het bijzonder op een evangelisatieactie toeleggen, hangt heel erg veel, ja, men kan wel zeggen vrijwel alles af van de toestand van die gemeente in haar geheel!
Enkele pilaren kunnen nog zo’n prachtige poort hooghouden, maar als de omheining niet rein en wit is of als die gaten en scheuren vertoont, zullen er heel weinig mensen door de poort gaan. De waarde van de poort hangt voor het grootste deel af van de toestand van de muur.
- Het altaar
In Gods huis dienen de verschillende aspecten van het kruis zowel te worden verkondigd als te worden ervaren.
a) vergeving, verlossing - Christus’ offer voor de vergeving, verlossing, enzovoort
b) de rechtvaardigmaking - Christus’ offer als grond voor de aanneming bij God
c) basis voor verdergaan - Het bloed als basis voor het ingaan in het heiligdom
d) wapen tegen de duivel - Het bloed als wapen in de grote strijd tegen satan
e) met Christus gekruisigd - Het mee gestorven en mee opgewekt zijn met Christus
f) de bouw van de gemeente - Het kruis als enige basis voor de bouw van de gemeente
- - - - -
a) vergeving, verlossing
In Gods huis dienen de verschillende aspecten van het altaar, Christus’ kruisverdienste, te worden belicht. Weinigen weten het verschil tussen vergeving, verlossing, verzoening, enzovoort. Dit zijn voor hen vage begrippen die ongeveer allemaal op hetzelfde neerkomen.
b) de rechtvaardigmaking In Gods huis dient de rechtvaardigmaking duidelijk te worden verkondigd als iets dat veel verder reikt dan de vergeving en de weg baant tot de aanneming bij God. Het niet zien hiervan is mede oorzaak van de geestelijke armoede bij duizenden christenen.
c) basis voor verdergaan
In Gods huis dient men de mensen niet bij het altaar te laten staan, maar ze door verkondiging en praktische zielszorg op grond van het bloed, van het altaar, in het heiligdom binnen te leiden. De meeste christenen weten hier in de praktijk niets van.
d) wapen tegen de duivel
In Gods huis dient men de waarde van het bloed van Christus te leren kennen in de worsteling tegen de machten van de hel. En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam ... Er ligt hier een heel groot terrein braak.
e) met Christus gekruisigd
In Gods huis is een van de eerste en meest fundamentele (maar ook meest verwaarloosde!) lessen deze, dat het niet alleen waar is dat Christus voor onze zonden stierf, maar dat wij met Hem mee gestorven en mee opgewekt zijn. Geweldig veel hangt hiervan af!
f) de bouw van de gemeente
In Gods huis dient het altaar, het kruis, met de grootste nadruk te worden verkondigd als de enige basis voor het bouwen van de gemeente. Alleen op grond van het kruis is het mogelijk dat mensen van allerlei slag en karakter een werkelijke eenheid vormen.
- Het wasvat
In Gods huis moet er een verkondiging zijn van het wasvat en ook een bediening van het reinigende water.
a) het wasvat - als spiegel voor onze toestand
b) het reinigende water - voor onze heiliging
- - - - -
a) Wasvat als spiegel
In Gods huis moet ons de spiegel worden voorgehouden opdat we onze toestand zullen zien. (We herinneren eraan dat het wasvat gemaakt was van de gepolijste koperen spiegels van de vrouwen en zodoende één grote spiegel was!). Zij die het kruis hebben geaccepteerd zullen ook bereid zijn om zich de spiegel van Gods Woord te laten voorhouden.
In Gods huis moeten de levens van de oudere christenen ook een spiegel zijn waardoor zij die nog maar kort door de poort zijn gekomen, hun fouten en gebreken leren kennen. ‘Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich ... hard!’ moet het hier zijn.
b) Water der reiniging
In Gods huis moet het wasvat vol zijn van het reinigende water van Gods Woord en Geest. De verkondiging moet zo zijn dat iedereen niet alleen zichzelf in de spiegel ziet, maar ook heel concreet en praktisch weet hoe zich te wassen. Duizenden christenen tobben over hun zonden en tekortkomingen en weten er geen weg mee.
In Gods huis dienen we ook broederlijke zorg voor elkaar te hebben en zoals wel eens wordt gezegd, niet elkaars oren maar elkaars voeten te wassen. Niet op een afstotende en vitterige manier elkaar de spiegel voorhouden (en natuurlijk nog veel minder over elkaar roddelen!) maar in liefde en met bewogenheid elkaar het reinigende water bedienen.
- De kandelaar
In Gods huis dient het licht van de Heilige Geest helder te schijnen. De kandelaar symboliseert de bediening van het licht, uit de Heilige Geest (de olie) en door middel van lampen (de bedienaars).
a) het licht - de bediening van het Woord van God
b) de lampen - de bedienaars van het Woord van God
c) schacht en armen - Christus met Zijn leden één
d) de olie - de Heilige Geest, bron van het licht
- - - - -
a) het licht - de bediening van het Woord
In Gods huis dient Zijn Woord zo te worden bediend dat Zijn huis erdoor wordt verlicht. Dat betekent dat er uit dat Woord een verkondiging moet zijn van de grootheid en heerlijkheid van onze Here Jezus Christus. Niet godsdienst, niet christendom of christelijke leer, maar Christus Zelf dient te worden verkondigd.
b) de lampen - de bedienaars van het Woord van God
De Heer gebruikt mensen als lampen om het licht van Zijn Woord te bedienen. Zoals de pilaren van de voorhof de gelovigen, die het witte linnen naar buiten toe hoog houden, symboliseren, zo symboliseren de armen van de kandelaar en de lampen de gelovigen die in Gods huis licht verspreiden.
c) de schacht en de zes armen - Christus met Zijn leden één
In Gods huis is Christus de schacht, de spil waar alles om draait. Hij staat in het midden. ... de armen zullen uit hem voortkomen ... Exodus 25:36. Prachtig beeld van de verbondenheid van de gelovige met Christus in de bediening van het licht. Het is dezelfde gedachte als ‘wijnstok en ranken’.
d) de olie - de Heilige Geest, bron van het licht
In Gods huis hebben de zes zijlampen de taak om uit Gods Woord door de Heilige Geest Christus te openbaren, precies zoals de middelste lamp, Christus Zelf, altijd de Vader openbaarde. De gemeente is bedoeld als de plaats waar God meer en meer voort kan gaan de heerlijkheid van de Zoon Zijner liefde te ontvouwen.
Er zijn nog verschillende bijzonderheden aan de kandelaar zoals kelken, bloesems, knoppen, enzovoort, die we hier niet hebben genoemd.
- De tafel
In Gods huis dient er overvloed van geestelijk voedsel te zijn, hetgeen zeggen wil: een volle bediening van de heerlijkheid van Jezus Christus als het brood des levens voor ons.
a) het brood - geestelijk voedsel voor de gemeente
b) de tafel - gemeenschap op grond van dat voedsel
- - - - -
a) het brood
In Gods huis dient er overvloed van geestelijk voedsel te zijn: een volle bediening van de grootheid en heerlijkheid van de Persoon van onze Here Jezus Christus. Waar de kandelaar de openbaring van Christus door de Heilige Geest symboliseert, symboliseert het brood voor ons de Onderhouder van het eeuwigheidsleven in ons.
b) de tafel
In Gods huis zal een bediening van de grote rijkdom van Christus er steeds toe leiden dat er door de Heilige Geest diepere gemeenschap ontstaat. (Een tafel is het symbool van gemeenschap). Waar een voortdurende menselijke verkondiging van leerstukken, van dogma’s, tot splitsing aanleiding geeft, brengt een vollere verkondiging van Christus eenheid.
- Het gouden altaar
In Gods huis moet het gebed een grote plaats innemen. Het gouden altaar symboliseert vooral de aanbidding.
a) het gouden altaar - de plaats der aanbidding
b) het reukwerk - de inhoud van onze aanbidding
- - - - -
a) het gouden altaar - de plaats der aanbidding
In Gods huis staat het gouden altaar van de aanbidding het dichtst bij de troon. Aanbidding is ontzaglijk belangrijk. ... de Vader zoekt ... aanbidders; ... Johannes 4:23. Maar satan ook! Het was toen satan naar de aanbidding - die God alleen toekwam - greep, dat het heelal uit elkaar werd gescheurd. Ware aanbidding is geven aan God wat Hij zoekt. Het is een erkenning van Zijn rechten en een ontkenning van de rechten van satan in het heelal.
b) het reukwerk - de inhoud van onze aanbidding
In Gods huis is het reukwerk van de aanbidding een erkenning van de waarde van de Persoon van de Drie-enige God. Het is ook een brengen van de volle waardering van de Persoon die boven alles Zijn hart vervult: Zijn Geliefde Zoon.
Waar in de gemeente Christus in grotere volheid wordt verkondigd, zal de Heilige Geest een spontane stroom van aanbidding in de harten doen opwellen en zal het huis vol worden van het liefelijke reukwerk.
- De troon van God
In het huis van God is de troon het allerbelangrijkste. In Exodus 25 wordt deze dan ook het allereerst genoemd.
a) de troon - Christus’ heerschappij in de gemeente
b) de diepste verbondenheid met de Heer in de Geest
- - - - -
a) de troon - Christus’ heerschappij in de gemeente
In Gods huis is er geen factor belangrijker dan deze: heeft Christus er de volle heerschappij?
Toen God door Mozes Zijn huis liet bouwen, was het om daar, in het heilige der heiligen, Zijn troon te plaatsen en van daaruit alles te regeren.
Poort, altaar, wasvat en de andere voorwerpen, zij waren alle belangrijk - maar dat waar alles om draaide was toch de troon van God.
De belangrijkste vraag in de gemeente is dan ook niet of er geloof is, of de leer zuiver is, of er tucht is, of er grote activiteit is - want al deze dingen kunnen er zijn zonder dat Christus de heerschappij heeft!
Het grote punt waar het om gaat is of Christus werkelijk in en door Zijn gemeente precies kan doen wat Hij Zelf wil. Dit is een heel bijzonder belangrijke vraag met vele consequenties: in hoeverre is de Heer werkelijk helemaal baas in Zijn eigen huis??!!
b) verbondenheid met God
Dit punt, evenals de bijzonderheden van de troon zoals cherubim en verzoendeksel, laten we op dit moment rusten.
Ezechiël 43:10 ... laten zij het model nameten ...
Wanneer wij nu menen dat onze kerk de allerbeste is, misschien zelfs wel de enige ware, of wanneer we aan de andere kant juist voelen dat er ergens iets aan ontbreekt en we graag iets willen doen om de zaak te verbeteren, laten we onszelf dan eerlijk de volgende vragen stellen.
1. De omheining
Houdt mijn gemeente het witte linnen wel hoog naar buiten toe? Zien de mensen de zilveren band der verzoening? Worden zij getroffen door onze standvastigheid en door onze eenheid?
2. De poort
Houdt mijn gemeente Christus hoog voor de wereld? Tonen wij werkelijk de heerlijkheid van de Here Jezus? Worden daar mensen door getrokken? Komen velen daardoor de poort binnen?
3. Het altaar
Verkondigt mijn gemeente de volle, heerlijke boodschap van het kruis in al zijn verschillende aspecten? Zijn er veel mensen die dat kruis werkelijk aanvaarden in al zijn consequenties?
4. Het wasvat
Is in mijn gemeente te merken dat de mensen werkelijk bij het wasvat komen - is de indruk die men van ze krijgt de indruk van een heilige levenswandel?
5. De kandelaar
Is in mijn gemeente het stralende licht van een heerlijke, volle verkondiging van de grootheid van de Persoon van Jezus Christus in de kracht van de Heilige Geest aanwezig?
6. De tafel
Wordt in mijn gemeente geestelijk voedsel in overvloed geboden: Christus als het Brood des Levens? En is daardoor een diepe innige gemeenschap onder elkaar ontstaan?
7. Het reukofferaltaar
Stijgt in mijn gemeente een machtige stroom van spontane aanbidding op tot God uit harten die vol zijn van de grootheid en heerlijkheid van Christus?
8. De troon van God
Is in mijn gemeente Christus Heer in alles? Kan Hij daar werkelijk precies doen wat Hij wil, zowel in de gemeente als door de gemeente naar buiten toe?
Wanneer iemand op deze vragen ‘ja!’ kan antwoorden, zouden we hem willen verzoeken ons onverwijld te verwittigen waar die gemeente is we zullen dan de allereerste gelegenheid aangrijpen om er kennis mee te maken!
Wanneer we misschien op sommige, of zelfs vele van deze vragen geen ‘ja!’ kunnen antwoorden, zullen we dan onze knieën buigen voor de Heer, ons voor Hem verootmoedigen en ook aan Hem vragen: Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal?
Het is een dooddoener om te zeggen: Ja, maar volmaakt wordt het toch nooit!
Als de gemeente nooit volmaakt wordt, is dat dan een reden om helemaal maar niet aan verbetering te werken??!!
Eén ding is zeker: de toestand kan heel veel beter worden dan die nu is! In plaats van te debatteren over wat niet kan, laten we liever beginnen met wat wél kan!
Ezechiël 43:10,11 Gij nu, mensenkind, vertel het huis Israëls van de tempel - opdat zij zich schamen over hun ongerechtigheden - en laten zij het model nameten, en als zij zich schamen over alles wat zij bedreven hebben, maak hun dan bekend de vorm van de tempel en zijn inrichting, zijn uitgangen en zijn ingangen, al zijn vormen, al zijn voorschriften, al zijn vormen en al zijn wetten, en schrijf die op voor hun ogen, opdat zij al de vormen en voorschriften ervan nauwgezet ten uitvoer brengen.
HOOFDSTUK 10
Het huis van God - de poort
De omheining is, zoals we in het vorige hoofdstuk zagen, een beeld van het getuigenis van Christus’ gemeente naar buiten - het getuigenis van de verzoening, van heiligmaking, van standvastigheid en van eenheid.
De poort
- en eigenlijk een deel van de omheining - die we nu gaan bespreken is eveneens een beeld van het getuigenis van Christus’ gemeente, maar dan meer in evangeliserende zin: het apostolaat.
De omheining demonstreert aan hen die buiten staan wat Christus uit ons mensen maken kan. De poort met zijn prachtige kleuren laat ons zien wie Christus Zelf is en hoe men door Hem naar binnen kan gaan.
De omheining roept aan de buitenstaander een onverbiddelijk halt toe:
Handelingen 5:12,13 ... en zij waren allen eendrachtig bijeen … Doch van de anderen
durfde niemand zich bij hen aansluiten …
De poort daarentegen wijst allen de door God gestelde weg naar binnen:
Handelingen 5:14 En des te meer werden er toegevoegd, die de Here geloofden, tal van mannen zowel als vrouwen …
Let op het merkwaardige verband: … niemand durfde zich aansluiten … en pal er boven op: … des te meer werden er toegevoegd … (Waar men zich zonder bekering en wedergeboorte bij de kerk kan aansluiten, worden er weinig of geen mensen door Christus aan de kerk toegevoegd).
We willen de poort nu gaan bespreken onder de volgende drie punten:
- Gebrek aan evangelisatiedrang
- Verkeerde evangelisatieaanpak
- De juiste evangelisatieaanpak
Kenmerkend voor de eerste christengemeente was de grote zendingsdrang en de verbazingwekkende spontane uitbreiding.
Helaas heeft veel van de tegenwoordige christenheid het revolutionaire karakter van de eerste gemeente verloren: de zendingsdrang is verslapt of ontbreekt helemaal. En in plaats van spontane uitbreiding zien we aan alle kanten ontkerstening.
Over de vervlakking van de kerk is al zoveel gezegd en geschreven dat we er hier nauwelijks iets aan toe durven voegen.
We zullen hier de Bijbel zelf laten spreken en een aantal teksten nemen uit de Handelingen der apostelen, die de getuigende kracht van de kerk van die tijd illustreren.
- - - - -
1. Gebrek aan evangelisatiedrang
We geven de volgende teksten, om door het contrast des te duidelijker te doen uitkomen hoe ongelooflijk slecht de tegenwoordige toestand is.
We geven deze teksten ook om te laten zien hoe het kan zijn wanneer christenen op hun plaats staan en Gods huis met Zijn heerlijkheid is vervuld: de gemeente vol is van de Heilige Geest.
Handelingen 2:4 ... en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen ... te spreken ...
Handelingen 2:14 ... Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn stem en sprak hen toe: ...
Handelingen 4:13 Toen zij nu de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen en bemerkt hadden, dat zij ongeletterde en eenvoudige mensen uit het volk waren, verwonderden zij zich ...
Handelingen 4:18-20 ...toen zij hen binnengeroepen hadden, bevalen zij hun in het geheel niet meer te spreken ... Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tot hen: ... wij kunnen niet nalaten te spreken van wat wij gezien en gehoord hebben.
Handelingen 4:29 En nu, Here, let op hun dreigingen en geef uw dienstknechten
met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken ...
Handelingen 4:31 En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid.
Handelingen 4:33 En met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de
opstanding des Heren Jezus ...
Handelingen 5:19-21 Maar een engel des Heren opende des nachts de deuren van de gevangenis en leidde hen naar buiten en zei: Gaat heen, gaat in de tempel staan en spreekt tot het volk al deze woorden des levens. En zij gaven daaraan gehoor en gingen tegen de ochtend de tempel binnen en leerden.
Handelingen 5:25 Zie, de mannen, die gij hebt gevangengezet, staan in de tempel en zij leren het volk.
Handelingen 5:27,28 En de hogepriester ondervroeg hen, zeggende: Wij hebben u nadrukkelijk verboden in deze naam te leren; en zie, gij hebt Jeruzalem vervuld met uw leer ...
Handelingen 5:40-42 ... en na de apostelen voorgeroepen te hebben, lieten zij hen
geselen en verboden hun te spreken in de naam van Jezus ... Zij dan gingen uit de Raad weg ... en zonder ophouden, iedere dag, leerden zij in de tempel en aan huis, en verkondigden het evangelie ...
Handelingen 6:2-4 ... Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen. ... maar wij zullen ons houden
aan het gebed en de bediening van het woord.
Handelingen 6:8-10 En Stéfanus, vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk. ... en zij waren niet bij machte de wijsheid en de Geest, waardoor hij sprak, te weerstaan.
Handelingen 8:1-4 En er ontstond te dien dage een zware vervolging tegen de gemeente te Jeruzalem; en allen werden verstrooid ... met uitzondering van de apostelen. ... Zij dan, die verstrooid werden, trokken het land door, het evangelie verkondigende
Enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Zo was dan de oerchristelijke gemeente! Wat hebben deze mensen de poort hooggehouden voor de wereld!
En wat een schrijnend contrast met de tegenwoordige tijd in het algemeen!
De gegeven teksten waren allemaal uit de eerste acht hoofdstukken van de Handelingen. Wie dat wil kan daar zelf verder lezen.
(Dat we de teksten voluit vermelden vindt z’n oorzaak daarin, dat sommigen ons bekennen dat ze er niet toe komen de aangegeven teksten op te slaan - en omdat het belangrijker is Gods Woord te lezen dan ons commentaar erop, geven we de teksten voluit!)
De grote roeping van de kerk
Zo was dan de eerste christengemeente een getuigende gemeente vol ijver voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Maar tegenwoordig wordt zo vaak gezegd: het komt er meer op aan hoe we leven dan wat we zeggen! En natuurlijk, dit is waar. Maar het wordt meestal gezegd door mensen die de moed niet hebben om te spreken of die er te lui en te beroerd voor zijn.
Het Nieuwe Testament laat ons duidelijk zien dat het niet een kwestie is van alleen ons spreken en ook niet van alleen ons leven - het witte linnen van onze levenshouding en de poort van de verkondiging moeten samengaan!
En ... we zijn hier bezig met de poort, niet met het witte linnen.
Als christenen zijn we in deze wereld gezet als burgers van een andere wereld, een andere wereldorde en met de opdracht aan alle volkeren de boodschap van het Koninkrijk te verkondigen.
Dit is de grote roeping van de kerk ten opzichte van de mensheid! En wat doen we? Leven niet verreweg de meeste christenen hoofdzakelijk voor het aardse om dan een enkele keer als ze eraan worden herinnerd ook nog iets te geven voor de zending?!
Zovelen aanvaarden egoïstisch de verlossing in Christus voor zichzelf alleen en trekken zich niets aan van de anderen voor wie Christus ook Zijn leven heeft gegeven. Het aanvaarden van Christus en Zijn kruis betekent niet alleen het aanvaarden van onze zaligheid - het betekent het aanvaarden van de opdracht eraan mee te werken dat die anderen eveneens de boodschap zullen horen.
Het is de duivel gelukt om vele mensen hun hele leven te doen tobben over hun zaligheid - daardoor komen ze nooit en te nimmer aan een blij en vrijmoedig getuigen toe en zo heeft hij van hen nooit last.
Destijds was het toch ook niet zo, dat de taak van de zending overgelaten werd aan de enkelen, die zich in het bijzonder daartoe geroepen voelden ...
Nee, de gemeente als geheel was zich bewust van een wereldroeping.
Onze verantwoordelijkheid
Het is waar dat sommigen de bijzondere opdracht kregen verre reizen te maken naar andere landen om daar de boodschap te verkondigen. Maar zij die deze speciale opdracht niet hadden ontvangen voelden zich verantwoordelijk om in eigen omgeving het evangelie uit te bazuinen. Op de markten en overal werden de kansen aangegrepen om van Christus te getuigen.
Iemand ontmoette eens een zendeling en stelde de vraag: Is het waar dat u zendeling bent? Waarop de zendeling prompt antwoordde: Is het waar dat u géén zendeling bent?
En dan denken we aan een man die op een kantoor werkte en een collega op zijn sterfbed bezocht met de bedoeling met hem over Christus te spreken. Het enige wat de stervende zei was: We hebben vijftien jaar samen gewerkt en je hebt daar nooit over gesproken. Je hoeft het nu ook niet te doen!
In sommige landen staat de zending, zij het nog lang niet genoeg, dan ook nog veel en veel meer in het middelpunt dan in Nederland.
We hebben een heel kleine gemeente in het buitenland in gedachten waarvan drie van de jongeren uitgegaan zijn naar het zendingsveld. Er zijn gemeenten van waaruit tientallen zijn uitgegaan. Er is ons zelfs een gemeente bekend, van waaruit men meer dan tweehonderd zendelingen onderhoudt.
In zulke gemeenten is het contact met het zendingsveld ook veel en veel inniger. Men leest de binnenkomende berichten en er wordt veel voor het zendingswerk gebeden. Er worden naaikransen gehouden om kleren naar het zendingsveld te kunnen sturen, enzovoort. In zulke gemeenten staat de grote roeping dan veel meer centraal. In Nederland daarentegen zijn er duizenden gemeenten van waaruit nog nooit iemand naar het zendingsveld is gegaan. En dat terwijl er iedere minuut meer dan een dozijn mensen in de wereld sterft zonder ooit één keer van Jezus te hebben gehoord! Zal God hun bloed ook van onze handen moeten eisen??!!
2. Verkeerde evangelisatieaanpak
Bij het lezen van het voorgaande zal bij sommigen de vraag wel bovengekomen zijn: Maar wordt er niet juist in de laatste jaren weer veel sterker de nadruk gelegd op het apostolaat? Inderdaad! En we mogen dankbaar zijn voor elke aanwijzing dat er in de kerk meer besef van roeping doorbreekt.
Een andere vraag is echter of we tegenwoordig met het apostolaat wel op de goede weg zijn. Activiteit is er heel wat!!
Maar waar ligt dan het grote verschil met de eerste christengemeente??!!
Toen, zonder noemenswaardige organisatie, zonder de hulpmiddelen van de moderne tijd, zonder reclamestunts, verbreidde het evangelie zich als een prairievuur over de destijds bekende wereld.
We hebben een aantal teksten gezien waaruit de getuigende kracht van de eerste gemeente bleek - laten we nu enkele teksten nemen waarin we deze grote, spontane uitbreiding zien. Ter wille van hen die de gegeven teksten toch niet naslaan, zullen we ze ook hier weer voluit geven.
Misschien is het lezen van deze teksten voor sommigen een aansporing om het boek der Handelingen eens met meer aandacht door te nemen. Het is een grote inspiratie!
Handelingen 2:41 ... en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.
Handelingen 4:4 ... velen van hen, die het woord gehoord hadden, werden gelovig, en het getal der mannen werd ongeveer vijfduizend.
Handelingen 5:14 En des te meer werden er toegevoegd, die de Here geloofden,
tal van mannen zowel als vrouwen ...
Handelingen 6:7 En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.
Handelingen 9:31 De gemeente dan door geheel Judéa, Galiléa en Samaria ... nam in aantal toe ...
Handelingen 11:21 ... en een groot aantal kwam tot het geloof en bekeerde zich tot
de Here.
Handelingen 11:24 En een brede schare werd de Here toegevoegd.
Handelingen 12:24 En het woord des Heren wies en verbreidde zich ...
Handelingen 13:49 ... en het woord des Heren verbreidde zich door het gehele land.
Handelingen 14:1 En het geschiedde ... dat ... een grote menigte, zowel van Joden als van Grieken, tot het geloof kwam.
Handelingen 16:5 De gemeenten dan werden bevestigd in het geloof en namen dagelijks in zielental toe.
Handelingen 17:4 En enigen van hen lieten zich overtuigen en sloten zich ... aan, en ook een grote menigte Grieken ...
Handelingen 17:12 Velen dan van hen kwamen tot het geloof, en van de aanzienlijke Griekse vrouwen en mannen niet weinigen.
Handelingen 18:8 En Crispus, de overste der synagoge, kwam tot geloof in de Here met zijn gehele huis, en vele van de Corinthiërs, die hem hoorden, geloofden en lieten zich dopen.
Handelingen 19:10 ... zodat allen, die in Asia woonden, het woord des Heren hoorden, Joden zowel als Grieken.
Zo zijn er nog wel meer teksten, maar deze zijn genoeg om ons te laten zien dat het toentertijd werkelijk wel enigszins anders toeging dan in de tegenwoordige tijd!
Waar zit het verschil in?
Vanzelfsprekend rijst de vraag bij ons op: maar waar zit dat verschil dan toch wel in?
We kunnen hierop tweeërlei antwoord geven:
- de omstandigheden zijn zoveel moeilijker geworden dat God niet meer zó werken kan als destijds; de mensen zijn zoveel moeilijker te bereiken.
- wij van onze kant vervullen niet de voorwaarden die de Here gesteld heeft voor het ten uitvoer brengen van Zijn werk in de wereld.
Het eerste antwoord zou feitelijk inhouden dat de kracht van God niet meer voldoende was in de huidige situatie. Dit is godslasterlijk!
Wanneer men het dan ook niet helemaal openlijk zó zegt, nemen toch zeer veel mensen dit standpunt in. Natuurlijk zeggen ze niet dat Gods kracht te klein is - ze zeggen alleen maar dat de mensen te hard zijn geworden, hetgeen op hetzelfde neerkomt!
Het tweede antwoord is het enig juiste! De moeilijkheid ligt niet in de hardheid en onverschilligheid van de mensen en zeer zeker niet in de kracht van God. De moeilijkheid ligt bij ons!
De hele kwestie is deze, dat onze evangelisatieaanpak tegenwoordig zo is dat de Heer daar niet aan mee kan werken, daar Zijn kracht niet aan kan geven.
Het kenmerkende van het apostolaat in het Nieuwe Testament was dat de Heer Zelf Zich eraan verbonden had, dat de Heer Zelf daaraan meewerkte, dat de Heer Zelf het werk deed. Uit de volgende teksten blijkt dit duidelijk:
Marcus 16:20 ... zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte en het woord bevestigde ...
Handelingen 2:47 En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.
Handelingen 9:31 De gemeente dan door geheel Judéa, Galiléa en Samaria ... nam in aantal toe door de bijstand van de Heilige Geest.
Handelingen 11:21 En de hand des Heren was met hen ...
Handelingen 14:3 ... geruime tijd, vrijmoedig sprekende in vertrouwen op de Here, die getuigenis gaf aan het woord zijner genade en tekenen en wonderen door hun handen deed geschieden.
Hebreeën 2:4 ... terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de heilige Geest toe te
delen naar zijn wil.
Dit éne is duidelijk: God werkte toen mee!
Maar wanneer we, in het algemeen gesproken, kijken naar de resultaten van nu, dan zou het een grove belediging zijn aan het adres van God om te zeggen dat Hij daaraan meegewerkt had!
Waar God meewerkt, daar gebeurt iets! En waar er weinig of niets gebeurt, is het tien tegen één zo dat God daar niet aan meewerkt.
Dikwijls wordt die tekst aangehaald waaruit blijkt dat Jezus Zelf in Zijn eigen woonplaats niet veel heeft kunnen doen vanwege hun ongeloof. Dat is waar, maar dat was een uitzondering! En wij maken daar een algemene regel van!
En toch hebben we de uitdrukkelijke belofte:
Mattheüs 28:20 En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld. (eeuw)
Christus’ bedoeling is dus om even reëel, met dezelfde kracht, met ons te zijn als in die eerste gloriedagen van de gemeente! Dit moet voor ons zijn consequenties hebben! Dit moet voor ons meebrengen dat we al die smoesjes waarmee we de zaak willen goedpraten, laten varen, dat we ons voor de Heer verootmoedigen, dat we Hem gaan vragen waar we fout zijn geweest en de voorwaarden niet hebben vervuld, en dat we die dan daadwerkelijk beginnen te vervullen.
Wat het destijds betekende dat de Heer met hen was, zien we door heel Handelingen heen. We zien daar de machtige activiteit van de hemel in de situaties hier, in deze wereld:
- De uitstorting van de Geest met Pinksteren
- De genezing van een kreupel geborene
- Het dood neerslaan van Ananías en Saffíra
- De bevrijding der apostelen uit de gevangenis
- De openbaring van een open hemel aan Stéfanus
- De wonderen die er gebeurden in Samaria
- Het sturen van Filippus naar de Moorse kamerling
- De openbaring van Christus aan Saulus van Tarsus
Enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Nogmaals, over de hele linie is er een voortdurend doorbreken van de hemel in de situatie hier op aarde. De Heer Zelf was aan het werk!
En nu? We werken, we organiseren, we preken, we bedenken eindeloze plannen om de zaak van het evangelie te bevorderen, ja we hebben alles - alles, behalve ... dat doorbreken van de hemel ...
Het is alsof de Heer Zich weinig of niets meer van ons aantrekt, alsof Hij geen belang meer stelt in Zijn eigen werk!
Wanneer we zeggen dat God tegenwoordig, in het algemeen gesproken, niet meer mee schijnt te werken omdat wij de voorwaarden niet vervullen, brengt dit ons tot de vraag wat die voorwaarden dan wel zijn.
De tabernakel geeft ons ook hier weer het antwoord op!
Onze vraag is dan: Hoe moeten wij op de juiste wijze de poort hooghouden, zo dat velen binnengaan?
En daarbij moeten we heel duidelijk zien, dat de poort niet los staat van de rest van Gods huis!
Wanneer we naar de poort van de tabernakel kijken, zien we dat die poort niet op zichzelf stond maar in verband met de hele tabernakel. Daar, achter die poort, lag het altaar en nog verder daarachter het heilige en heilige der heiligen, vervuld met de heerlijkheid Gods.
Wat we ermee willen zeggen is dit: de verkondiging van het evangelie - het hooghouden van de poort: Christus - kan niet worden gescheiden van het hele huis van God en de vervulling ervan met Zijn heerlijkheid.
Neem de rede van Petrus op de pinksterdag waardoor drieduizend mensen werden gegrepen. Wat was het geheim van dit resultaat?
Het geheim was dit: kort daarvoor had God Zijn huis - de bijeenvergaderde discipelen - met Zijn heerlijkheid vervuld, de Heilige Geest uitgestort. En in verband met dat huis, vervuld met Gods heerlijkheid, hield Petrus, staande met de elven, de kleurige poort omhoog voor de mensen.
Zeker, er was een psychologische kant: het spreken in vreemde talen had de aandacht van de menigte getrokken. Maar wanneer men ook die aandacht had gehad echter zonder de aanwezigheid van de Heilige Geest, dan zou die hele rede van Petrus niets of zo goed als niets hebben uitgewerkt!
De fundamentele fout van de huidige evangelieverkondiging is dat men poogt de poort hoog te houden, zonder daarachter een huis vervuld met de heerlijkheid van God.
En als we zeggen dat er verband is tussen het hoog houden van de poort en de rest van de tabernakel, dan houdt dit in dat er een nauw verband bestaat tussen de poort en al de verdere voorwerpen in de tabernakel.
We zullen moeten zien dat er een zeer nauw verband is tussen de poort en het witte linnen en het altaar en het wasvat, enzovoort, enzovoort.
HOOFDSTUK 11
Het huis Gods – de poort
In het vorige hoofdstuk hebben we ons bezig gehouden met de poort als voorbeeld van het apostolaat van de gemeente, maar we waren daarmee nog niet klaar.
We hebben gezien:
- Gebrek aan evangelisatiedrang
- Verkeerde evangelisatieaanpak
- - - - -
Zoals afgesproken zullen we deze keer overgaan tot het bespreken van:
3. De juiste evangelisatieaanpak
Om te weten hoe we de poort moeten hooghouden, hoe we op de juiste wijze evangelisatie moeten bedrijven, is het allereerst van belang te weten wat evangelisatie eigenlijk is en wat we ermee beogen.
We willen dit belangrijke onderwerp behandelen onder deze drie punten:
a) Het doel
b) De krachtbron
c) Het instrument
- - - - -
a) Het doel van evangelisatie
Om duidelijk te maken wat het doel van evangelisatie is, willen we eerst iets zeggen over wat het doel ervan niet is. De hele kwestie van ziel en geest, laatst aangesneden, speelt ook hier een doorslaggevende rol.
Wanneer we onder daartoe geëigende omstandigheden aan bepaalde mensen met grote nadruk en met welsprekendheid de voordelen van een bepaalde politieke richting voorhouden, hetzij communisme, socialisme of wat dan ook, dan kan het gebeuren dat sommigen zó onder de indruk zullen komen en zó overtuigd raken van de waarheid van het gezegde dat zij zich met volle overtuiging bij die partij zullen aansluiten.
Op dezelfde wijze kunnen we ook onder daartoe geëigende omstandigheden aan bepaalde mensen met grote nadruk en welsprekendheid de waarheden van het evangelie van Jezus Christus voorhouden. Het kan ook gebeuren dat sommigen zó onder de indruk komen en overtuigd raken van de waarheid van het gebrachte dat zij met volle overtuiging de boodschap aanvaarden en lid worden van de een of andere kerk of gemeenschap.
En nu de grote vraag: Is dat nu evangeliseren? Of, om de vraag anders te stellen: zijn deze mensen nu christen geworden? Daarop willen wij met de meeste klem en nadruk antwoorden dat in zeer vele gevallen er hier absoluut geen sprake van zal zijn dat deze mensen werkelijk christen zijn geworden!!!
O zeker, het is mogelijk dat hun overtuiging zo diep is dat zij levenslang lid van de kerk blijven! - en toch nooit christen worden! Op het eerste gezicht zal dit mogelijk even vreemd aandoen! Maar wat is hier eigenlijk aan de hand?
Er is hier sprake van een overtuiging. Door het gesproken woord is het verstand van de personen in kwestie aangesproken. Niet onwaarschijnlijk is er ook op hun gevoel gewerkt en daarbij is alles zó overtuigend geweest dat uiteindelijk zelfs hun wil werd meegesleept.
Met heel hun persoonlijkheid, met verstand, gevoel en wil, hebben deze mensen de boodschap aanvaard met de consequenties die eraan verbonden zijn.
Maar wat wil men dan eigenlijk nog meer?
Jezus heeft eens uitdrukkelijk gezegd:
Johannes 3:3 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien.
Johannes 3:5 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan.
Wat hiermee bedoeld wordt, is dat het hele zielenleven van de mens, zijn psyche, iets kan aanvaarden - zelfs de waarheid van de christelijke leer! - zonder dat zijn geest door de werking van de Geest van God is vernieuwd.
Hierin ligt ook de verklaring dat in evangelisatiecampagnes (in sommige andere landen beter bekend dan in Nederland) honderden en duizenden mensen op een gegeven ogenblik tot bekering komen en naar men moet aannemen zij dit in vele gevallen ook werkelijk ernstig en oprecht menen, terwijl er toch korte tijd later van al die honderden of duizenden vaak nog maar weinigen overblijven die op de nieuw ingeslagen weg doorgaan.
Heel dikwijls wordt er dan in het bijzonder op het gevoel van de mensen gewerkt met behulp van muziek, meeslepende zangsolo’s, en dergelijke.
Dikwijls ook wordt het verstand bewerkt door een stortvloed van woorden, van redeneringen, van logica, mogelijk zelfs met Bijbelteksten gestaafd.
Door sprekers met grote persoonlijkheid en wilskracht wordt ook vaak de wil van de mensen bewogen om te komen tot een daad.
Als men uit de sfeer van de bijeenkomst weg is blijkt dan echter al heel spoedig dat er weinig of niets van de invloed is overgebleven: er is weinig of niets veranderd en de mensen ontwaken als het ware uit een roes en gaan ontnuchterd op de oude weg verder - misschien alleen met dit voornemen erbij zich nooit weer zó beet te laten nemen.
Ze hadden op het moment van de beïnvloeding de stap tot Christus met de volste overtuiging genomen, maar het was niet dieper gegaan dan hun ziel en in hun geest had geen wedergeboorte plaatsgevonden.
Aan de andere kant is het mogelijk dat er bij sommigen wel iets blijft hangen en zij, zoals gezegd, zich bij de kerk aansluiten. Maar dan is het gevaar groot dat men heel zijn leven bij een menselijke godsdienst blijft en nooit komt tot het volle leven uit de Geest.
Als we dus vragen wat het doel van evangelisatie niet is, dan moeten we ten antwoord geven: evangelisatie beoogt zeer beslist niet, om mensen slechts tot een andere overtuiging te brengen door het bewerken van hun verstand en wil en gevoel.
Zeker, deze beïnvloeding is ook van belang, onmisbaar zelfs! Maar daarmee mogen we niet eindigen! Er is iets dat veel belangrijker is! En als we dan vragen wat het doel van evangelisatie wél is, moeten we antwoorden: een radicale vernieuwing in de diepten van ons wezen, van onze geest.
Evangelisatie heeft pas dán het doel bereikt als in hen aan wie de boodschap is verkondigd een waarachtige wedergeboorte heeft plaatsgevonden.
We onderscheiden dus 2 soorten bekeringen:
- schijnbekeringen die het gevolg zijn van menselijke beïnvloeding van het zielenleven alleen
- echte bekeringen die gepaard gaan met een wedergeboorte, gewrocht in de diepten van de menselijke geest.
We kunnen ook zeggen:
- psychologische bekeringen - door suggestie!
- waarachtige geestelijke bekeringen.
b) De krachtbron van evangelisatie
Het doel van evangelisatie is dan een wedergeboorte van de geest.
Onze volgende vraag is nu: door welke kracht kan dit dan geschieden?
Wanneer we inzien dat een menselijke beïnvloeding van het zielenleven volkomen onvoldoende is en dat er een wedergeboorte van de geest moet zijn, dan zullen wij begrijpen dat alléén Gods Geest dit vermag.
Menselijke krachten kunnen alleen maar een menselijke bekering bewerken. Voor een werkelijk geestelijke bekering en wedergeboorte zijn geestelijke krachten noodzakelijk.
Johannes 1:13 ... niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren …
Johannes 3:6 Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest.
Is het ooit wel echt tot ons doorgedrongen wat een wonderlijk iets dit is? Of zijn we zó aan de klanken gewend geraakt dat het wonder ervan, het diepe Goddelijke mysterie, ons volkomen ontgaat??!!
Paulus onderscheidt deze twee soorten van bekering in het al vaker aangehaalde gedeelte:
1 Corinthiërs 2: 5 … opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God.
- … op wijsheid van mensen …
- … op kracht van God..
Paulus laat ons zien dat de waarachtige bekering en wedergeboorte tot stand komen door de kracht van God. De grote krachtbron voor alle evangelisatie is de Geest van God en Hij alléén. Hier zijn dan de twee soorten bekeringen. Hier zien we eveneens de tweeërlei bron van kracht.
Jezus heeft hetzelfde principe aangeroerd met het stellen van de vraag: De doop van Johannes, was die uit de hemel of uit de mensen?
- ... uit de hemel?
- ... of uit de mensen?
Merken we wel dat Jezus niet vraagt: Was de doop van Johannes juist of niet juist? Was de leer van Johannes waar of niet waar?
Wij hebben in het christendom altijd de nadruk zo heel sterk gelegd op zuiverheid van leer. Dat was het criterium. Maar het is mogelijk bij evangelisatiewerk volkomen zuiver in de leer te zijn en toch niet uit God!
Het gaat hierom: wie heeft het initiatief genomen, God of de mens? En ook om het: In wiens kracht wordt het werk gedaan?
Nu kunnen we dit allemaal weten en als leerstelling volkomen aanvaarden, het zelfs luid verkondigen en ... in de praktijk toch keer op keer weer aan de gang gaan om op menselijke wijze evangelisatie te bedrijven.
We hebben bijvoorbeeld in een vergadering van een evangelisatiecommissie vaak meegemaakt dat ter sprake kwam wie er als spreker gevraagd zou moeten worden voor een bepaalde evangelisatiebijeenkomst. De aanwezigen zouden, in de meeste gevallen, hoofd voor hoofd als hun stelligste overtuiging hebben uitgesproken, dat alles afhankelijk was van de werking van de Geest van God.
En toch ... bij de besprekingen kwam het er telkens weer op neer: welke spreker brengt het zuiverst, het duidelijkst, het meest pakkend de boodschap en ... trekt de meeste mensen? Heel zelden werd de vraag gesteld: welke spreker is het meest aangedaan met kracht uit de hoge?
Hier zien we dus weer die grote kloof tussen theorie en praktijk, tussen dat wat we met het verstand belijden en dat wat diep in ons leeft!
Wanneer zullen we eens echt met heel ons hart gaan geloven dat evangeliseren is:
- het brengen van het Woord in de kracht van de Heilige Geest?
- het brengen van de mensen onder het gehoor van Gods Woord en binnen de werkingssfeer van de Geest?
1 Corinthiërs 2:1-4 Ook ben ik ... niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen ... mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht ...
1 Corinthiërs 4:19,20 Dan zal ik mij vergewissen, niet van het woord dier opgeblazenen, maar van hun kracht. Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden, maar in kracht.
2 Corinthiërs 3:5 Niet dat wij uit onszelf bekwaam zijn ... maar onze bekwaamheid is Gods werk ...
Laten wij de zaak als volgt stellen:
We moeten ergens een evangelisatietoespraak houden of persoonlijk met iemand over het evangelie spreken. We bereiden ons hierop voor en kunnen dit dan op tweeërlei manier doen:
1. We kunnen goed nadenken over datgene wat we willen zeggen
We kunnen studeren om het onderwerp zo goed mogelijk te beheersen
We kunnen trachten de stof zo te verdelen dat het begrijpelijk wordt
We kunnen zoeken naar de beste wijze van benaderen
We kunnen zoeken naar de meest sprekende uitdrukkingsvormen
We kunnen zoeken naar voorbeelden om de zaak goed te illustreren
We kunnen ons verdiepen in de problematiek van onze toehoorder(s)
We kunnen ons erop toeleggen de vragen die er zijn te beantwoorden
We kunnen ons erop instellen om tegenargumenten te ontzenuwen
2. We kunnen ons erop toeleggen, ernaar zoeken, zó te worden bekleed ... met kracht uit de hoge. Lucas 24:49 - dat onze woorden gepaard zullen gaan met een zodanige werking van de Heilige Geest, dat de toehoorders diep onder overtuiging van zonde zullen geraken en er tegelijkertijd ook die levenverwekkende kracht aanwezig zal zijn om hen tot wedergeboorte te brengen, zodat zij zich aan Christus geven.
Natuurlijk schakelt 2 de onder 1 genoemde punten niet uit. Het is een kwestie van accent! Waar verwachten we ons heil het meeste van?
Wie werkelijk met Gods Geest vervuld is, zal ook zijn best doen om de boodschap zo te brengen dat deze het beste ingang zal vinden en ook het beste zal worden begrepen.
Maar in negenennegentig van de honderd gevallen komt het hele accent te liggen op de punten onder 1 en wordt er veel minder aandacht besteed aan 2 - maar al te dikwijls zelfs in het geheel niet.
De oorzaak hiervan is, dat we in het diepst van ons wezen toch altijd nog meer vertrouwen stellen in onszelf dan in de Geest van God.
In tegenstelling tot Paulus zoeken wij het dan juist wél in meeslepende woorden van wijsheid en niet met betoon van Geest en kracht.
Maar dit alles kunnen we slechts door ervaring werkelijk leren. Pas wanneer we lang en vruchteloos, of bijna vruchteloos, in eigen kracht hebben gewerkt, leunend op ons eigen verstand en wanneer we dan in de praktijk diep doordrongen raken van het zinloze hiervan, zullen we onze toevlucht nemen tot de weg die God ons aangeeft in Zijn Woord.
En evangelisatie op Gods manier is: Zijn Woord zó verkondigen in Zijn kracht, dat de Heilige Geest de kans krijgt om de toehoorders van zonde te overtuigen en een waarachtige wedergeboorte te bewerkstelligen.
We kunnen het ook zo zeggen: het Woord van God verkondigen en daarbij zo de voorwaarden vervullen dat - om de uitdrukking van het vorige hoofdstuk weer te gebruiken - de krachten van de hemel, de geestelijke wereld, kunnen doorbreken in de situatie hier op aarde.
Het instrument van evangelisatie
Bij a) hebben we gezien dat het doel van evangelisatie is: wedergeboorte.
Bij b) hebben we nu gezien dat de enige krachtbron is: de Heilige Geest.
Dan willen we nu nog bezien hoe wij het instrument kunnen zijn waardoor de Geest van God kan worden ingeschakeld in het evangelisatiewerk.
Sommigen zullen hierop onmiddellijk reageren met: Ja, maar dat is toch Gods zaak! Wij kunnen toch niet over de Heilige Geest beschikken. Wat wij te doen hebben is alleen maar het Woord brengen en hopen dat de Heilige Geest Zijn werk zal doen op Zijn wijze en op Zijn tijd.
Dit is maar gedeeltelijk waar en, zoals zovele halve waarheden, erger dan de leugen!
Neen, wij kunnen niet beschikken over de Heilige Geest, maar we kunnen wél onszelf beschikbaar stellen!
En de bedoeling van de Geest van God is om door mensen heen Zijn werk te doen in de wereld.
Maar ... dan moeten wij toch afwachten wat de Geest doet, zegt iemand. Nee! Als de Geest van God iemand zendt om het evangelie te verkondigen, dan is het met de bedoeling om door die persoon te werken. God zal nooit iemand ergens naartoe zenden zonder er een bedoeling - welke dan ook - mee te hebben. Als God ons zendt, dan zal, op de één of andere wijze, Zijn Geest ook werken. En wanneer God ons niet zendt, dan hebben we helemaal geen recht om te gaan! Zelfs niet om het evangelie te verkondigen!!
De grote fout die zeer algemeen begaan wordt is te denken dat de verantwoordelijkheid van de prediker hoofdzakelijk hierin bestaat dat hij klaar en duidelijk en vooral zuiver het Woord van God brengt en dat voor de rest de Heilige Geest soeverein vanuit de hemel het werk aan de harten van de toehoorders moet verrichten.
Het is volkomen waar dat de Geest van God het werk aan de harten moet verrichten, maar dan niet als een soevereine daad vanuit de hemel, maar vanuit en door de mensen die het Woord brengen!
In de Rooms Katholieke kerk gaat men zelfs zo ver dat men leert dat, wanneer een priester in naam der kerk spreekt, bijvoorbeeld bij het verlenen van de absolutie, de daad die hij daarmee verricht volkomen los staat van zijn eigen geestelijke toestand.
Wanneer hij dus, in zijn privéleven, de grootste schurk is, dan nog spreekt hij met evenveel gezag. Dat is anti-Bijbels!
Niet alleen het Woord, maar ook de Geest moet komen via degene die de boodschap verkondigt. Gods Geest stroomt door menselijke kanalen.
Hiermee willen we niet zeggen dat God nooit soeverein ingrijpt buiten mensen om, bijvoorbeeld als niemand zich als instrument beschikbaar stelt. We geven alleen de algemene regel.
We zijn ons bij het schrijven van dit alles volkomen bewust dat dit lijnrecht ingaat tegen de mening van zeer vele, misschien wel de meeste (!) orthodoxe christenen - toch kunnen wij niet anders doen dan hier duidelijk onderstrepen wat Gods Woord ons leert:
2 Corinthiërs 3:5,6 ... onze bekwaamheid is Gods werk, die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des Geestes ...
2 Corinthiërs 3:7,8 Indien nu de bediening des doods, ... gepaard ging met zulk een heerlijkheid, ... hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?
Let op deze merkwaardige uitdrukking: ... de bediening des Geestes ...! In het Grieks staat er letterlijk: ... de diaconie des Geestes ...
- Wij kennen de diaconie die de behoeftigen datgene meedeelt wat zij voor het aardse leven behoeven.
- De geestelijke diaconie deelt aan geestelijk behoeftigen datgene mede wat zij voor hun geestelijk leven nodig hebben, deelt hun mee van de Geest van God.
We hebben al eerder genoemd dat de bekering van de drieduizend op de pinksterdag nooit plaatsgevonden zou hebben alleen door de rede van Petrus, wanneer zijn woord niet vergezeld was gegaan van de kracht van de Heilige Geest die juist op de gemeente gekomen was.
Natuurlijk had God soeverein drieduizend mensen kunnen bekeren, maar Hij deed dat niet! Wat God wél deed was: Zijn Geest geven aan mensen en dan vanuit die mensen Zijn Geest laten stromen als levend water tot anderen.
Johannes 7:38,39 Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zei Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.
Let wel, als er hier sprake is van stromen van levend water, dan komen deze stromen niet vanuit de hemel, maar uit zijn binnenste!
Soms bidden wij om de bekering van iemand van wie we houden, een familielid bijvoorbeeld. We denken, dat God dan soeverein in antwoord op ons gebed aan het hart van die persoon zal werken. Dit kan natuurlijk ten dele waar zijn. Maar heel dikwijls is het eigenlijk een soort afschuifsysteem! We vragen, of de Heer direct, vanuit de hemel, iets wil opknappen buiten ons om iets dat Hij door Zijn Geest door ons heen moest kunnen doen!
Vele mensen die voor een ander bidden zijn, voor de verhoring van hun eigen gebeden, zelf de grootste sta-in-de-weg. Wanneer we bidden om de bekering van een ander, dan is het heel erg als de Heer helemaal niet door ons heen tot die persoon kan spreken! Erger nog is het, wanneer onze hele levenshouding zo is, dat die ander erdoor afgestoten wordt en daardoor niet tot Christus komt!
We zullen dan ook altijd merken dat, wanneer we ernstig gaan bidden om de bekering van anderen en om een geestelijke opleving, de Heer zo aan onszelf begint te werken dat we voorbereid worden om mede een kanaal te zijn voor de verhoring van dat gebed.
a) Het doel van evangelisatie is om mensen tot wedergeboorte te brengen.
b) Alleen de Heilige Geest kan een waarachtige wedergeboorte bewerken.
c) Om tot mensen te kunnen ‘stromen’ zoekt de Geest Gods instrumenten.
Wanneer we dit alles hebben gezegd, dan is de nadruk komen te liggen op de noodzakelijkheid van mensen als kanalen van de Heilige Geest.
We hebben de zaak hier echter alleen nog maar gezien in het licht van de individuele verantwoordelijkheid. Er is een andere kant die zo mogelijk nog veel belangrijker is: de collectieve verantwoordelijkheid.
Daarbij is ons onderwerp dan niet meer: de individuele christen als huis van God, maar de gemeente als zodanig. Hoeveel mensen er door de poort naar binnen gaan, hangt niet alleen van die poort af, maar hangt af van de toestand van het hele huis. Of om het anders te zeggen, de mate waarin de Geest van God door de enkeling zal kunnen stromen, zal afhangen van de gemeente waarmee de persoon in kwestie is verbonden.
In het vervolg van deze studie willen we zien hoe de waarde van de poort ten nauwste samenhangt met de toestand van de omheining en met het gebruik van altaar, wasvat, kandelaar, enzovoort.
HOOFDSTUK 12
Het huis van God - De verhouding van de poort tot het gehele huis (1)
We zijn nog steeds bezig met de poort van Gods huis als voorbeeld van het apostolaat van de gemeente.
We hebben gesproken over:
- Gebrek aan evangelisatiedrang
- Verkeerde evangelisatieaanpak
- De juiste evangelisatieaanpak
Onder dit laatste punt hebben we in het vorige hoofdstuk gesproken over:
a) het doel
b) de krachtbron
c) het instrument
We willen nu iets meer zeggen over:
c) het instrument
Als instrument hebben we de vorige keer gezien: de individuele christen.
Als instrument willen we deze keer gaan zien: de plaatselijke gemeente.
We zullen de verhouding bespreken van de individuele christen tot de hele plaatselijke gemeente waarvan hij lid is.
Of om het anders te zeggen: de verhouding van de poort tot hele huis.
Daarbij willen we onderscheid maken tussen:
- De psychologische kant
- De geestelijke kant
Met de psychologische kant bedoelen we de uitwerking die het heeft op de buitenstaanders als ze mensen zien met een geheiligd leven - wit linnen - die ook schouder aan schouder staan en een eenheid vormen - de pilaren.
Met de geestelijke kant bedoelen we de uitwerking op buitenstaanders van de doorstroming van Goddelijke kracht door een gemeente, als daartoe de voorwaarden door die gemeente zijn vervuld.
- De psychologische kant
a) Het witte linnen
b) Eenheid der pilaren
c) Is er een oplossing?
d) Hoe te verwezenlijken?
e) Is het altijd mogelijk?
- - - - -
a) Het witte linnen
Wanneer iemand die buiten stond naar de poort van de tabernakel keek, zag hij onherroepelijk ook een gedeelte van het witte linnen. Immers, poort en omheining vormden één ononderbroken geheel.
De indruk die hij van de poort kreeg was dan ook niet los te maken van de indruk die het witte linnen maakte.
De poort mocht nog zo mooi zijn, wanneer het linnen bevuild was, gescheurd was of slap neerhing, zou het geheel een slechte indruk hebben gemaakt.
Is het niet precies zo in ons evangelisatiewerk?
Iemand kan eerlijk, oprecht en vol toewijding de boodschap van Christus aan de wereld verkondigen, maar de buitenstaanders kijken niet alleen naar deze éne persoon, zij kijken ook naar de gemeente waar hij mee verbonden is, naar de pilaren die naast hem staan!
Wanneer het getuigenis van die gemeente als geheel slecht is - wat maar al te dikwijls voorkomt - of wanneer er enkele pilaren bij zijn die het witte linnen slap in de modder laten hangen, dan zegt men: begin eerst je eigen straatje maar schoon te vegen voordat je ons iets komt vertellen! En hebben ze dan helemaal ongelijk?
Bij evangelisatiewerk is het allergrootste probleem waarschijnlijk dan ook de toestand van de christenheid als geheel. Telkens en telkens en telkens weer krijgt men voor de voeten gegooid: als dat nu de uitkomst is van tweeduizend jaar christendom, dan heb ik er geen belang bij!
Deze dingen krijgt men in Nederland tot in den treure te horen. Maar elders is het al niet anders. Wat men daar gezien heeft van zakenmensen die zich christen noemden, heeft voor velen de deur dichtgedaan. En dan de indruk die gewekt is door de zogenaamde christelijke volkeren die op beestachtige wijze met elkaar oorlog gevoerd hebben!
b) Eenheid der pilaren
De bevuiling van het witte linnen, het gebrek aan een getuigenis van heiligmaking is één van de grootste hinderpalen voor het evangelie.
Daarnaast ook het niet schouder aan schouder staan van de pilaren: het gebrek aan eenheid onder de christenen.
Hoe vaak wordt er niet gezegd: Als ik christen zou worden, naar welke kerk zou ik dan toe moeten?
En ook: als de christenen het onder elkaar niet eens kunnen worden over het geloof, hoe kan ik dan weten wat waar is?
We denken hierbij aan Jezus’ woorden: … opdat zij allen één zijn ... opdat de wereld gelove …
Duidelijk blijkt hieruit, dat Jezus niet bedoelde een mystieke, onzichtbare eenheid, maar een eenheid die zó duidelijk te zien zou zijn, dat buitenstaanders erdoor overtuigd zouden worden!
Nu kunnen we de mensen vertellen dat ze niet naar de christenen moeten kijken, maar naar Jezus. Erg overtuigend komt zoiets echter niet over.
Immers, als er bij al die christenen die zo lang onder het gehoor van het evangelie hebben gezeten zo weinig van te zien is, waarom zou een buitenstaander dan geloven dat het zien op Jezus bij hem wel van grote invloed zou kunnen zijn? Maar wat moeten we dan wel zeggen? Wat moeten we doen?
c) Is er een oplossing?
Dit is geen eenvoudig probleem - toch is er wel een oplossing!
Natuurlijk kunnen we het getuigenis van de hele christenheid niet ineens veranderen. En vanzelfsprekend kunnen we ook niet de vele zware smetten van voorbijgegane eeuwen, die op de kerk rusten, wegnemen.
Eén mogelijkheid ligt echter wel voor ons open: we kunnen eraan meewerken dat de plaatselijke gemeente waarin de Heer ons heeft gezet, een krachtig en zuiver getuigenis gaat geven.
En juist te midden van de verwarring, verdeeldheid en zonde van onze tijd zal zo’n getuigenis des te duidelijker spreken.
We hebben meerdere malen meegemaakt dat mensen verleid werden naar een of andere valse sekte te gaan omdat er zoveel meer liefde onder die mensen onderling heerste! Dat had ze zo sterk aangesproken dat ze meenden nu het ware te hebben gevonden. En wanneer een zielse liefde van die aard zó’n uitwerking kan hebben, hoeveel te méér de waarachtige geestelijke liefde van Christus in een gemeente!
Er is geen grotere kracht in deze wereld dan die van een gemeente waarvan de leden naar buiten toe een getuigenis geven van het heldere, reine, witte linnen van de heiligheid Gods en waar ze daarbij dan ook nog schouder aan schouder staan in eenheid, ondanks alle menselijke verschillen.
Het feit dat mensen, ondanks al hun verschillen in karakter, aard en aanleg, toch in volkomen eensgezindheid en harmonie samen leven en samen werken is op zichzelf al iets wat de aandacht wel moet trekken.
En dit hoeft geen utopie te zijn. Dit is werkelijk in de praktijk voor verwezenlijking vatbaar. Goddank is dit dikwijls verwezenlijkt geweest!
Een Joodse christenvriend stelde ons eens de vraag wat we dachten dat voor hem het grootste wonder in het Nieuwe Testament wel kon zijn. Wij dachten aan de opwekking van Lazarus en dergelijke. Nee, zei hij, voor mij is het grootste wonder dat er op de pinksterdag drieduizend Joden bij elkaar waren zonder ruzie te maken!
d) Hoe te verwezenlijken?
Maar hoe kunnen we daaraan meewerken??!!
Op allerlei wijzen. Door de invloed van ons persoonlijk leven het allereerst. Sommigen zullen ook door woord en getuigenis iets kunnen doen. En zeer zeker kunnen we allen door ons krachtig en gelovig gebed een belangrijke bijdrage leveren.
Er zijn gevallen genoeg bekend waar het aanhoudend gelovig gebed van één persoon uiteindelijk leidde tot de totale vernieuwing van de gemeente in haar geheel.
Als één persoon ernstig begint te bidden en te werken voor de geestelijke vernieuwing van een gemeente, zal dit niet plotseling als door een wonder gebeuren. Maar wat wél kan gebeuren is dat de Heer een tweede in die gemeente aanraakt, die ook mee gaat bidden voor deze zaak en dan een derde en een vierde, enzovoort.
Door met één te beginnen kan zich op deze wijze in een gemeente een sterke gebedskern vormen, die uiteindelijk het instrument zal worden van een volkomen vernieuwing van die gemeente.
Willen we hiermee zeggen dat elke gemeente in alle gevallen op deze wijze veranderd kan worden ten goede?
e) Is het altijd mogelijk?
In Openbaring 2 dreigt de Heer de kandelaar van de gemeente te Efeze weg te nemen wanneer zij zich niet bekeert. We achten het mogelijk dat de Heer ook nu van vele gemeenten de kandelaar weggenomen heeft en dat er voor deze derhalve geen hoop meer is.
Maar dan zal de Heer ons ook geen gebed op het hart leggen voor zo’n gemeente! Iemand die werkelijk dicht bij God leeft, werkelijk een leven van gebed kent en zich ook werkelijk door Zijn Geest in het gebed laat leiden, zal op een gegeven ogenblik weten of hij al of niet in het gebed door moet gaan voor een bepaalde gemeente.
Er kunnen zich dan gevallen voordoen waarbij de Heer het zeer beslist zo zal leiden dat iemand zich van zo’n gemeente zal moeten distantiëren.
Maar laten we hiermee voorzichtig zijn. We zijn zo geneigd vaste regels op te stellen voor alles. De één zegt: je moet je van een ‘dode’ kerk afscheiden. De ander zegt: nee, je moet blijven om daar een getuige te zijn en om er nieuw leven in te brengen.
Er is maar één vaste regel mogelijk en wel deze: we moeten zó dicht bij de Heer leven, in zo’n nauw gebedscontact met Hem, dat we in elk afzonderlijk geval dat zich voordoet, Zijn wil te weten kunnen komen!
Het is fout om te zeggen dat men in alle gevallen een kerk moet verlaten en het is even fout om te zeggen dat men dit nooit zou moeten doen.
Christus moet heel reëel en concreet Heer van ons leven zijn en ons in elke concrete situatie Zijn wil kenbaar kunnen maken!
En dan nu:
- De geestelijke kant
Uit het hiervoor besprokene blijkt wel dat het van het allergrootste belang is dat buitenstaanders niet afgestoten worden door de houding van de christenen, hetzij nog voordat ze de boodschap van het evangelie hebben gehoord, hetzij daarna!
Dat alles is heel waar en laten we de betekenis ervan nooit onderschatten! Maar laten we die ook niet overschatten! Want per slot van rekening heeft datgene wat men zo ziet nog alleen maar een psychologische uitwerking. Men ziet iets. Men kan erdoor aangetrokken en aangesproken worden. Men kan het ook naast zich neerleggen als een interessant verschijnsel.
Maar zelfs wanneer iemand erdoor aangetrokken wordt, is er toch meer nodig om een werkelijke wedergeboorte in het leven van die persoon te bewerkstelligen.
Daarvoor is de machtige werking van de Heilige Geest noodzakelijk! Immers, al zou het getuigenis van heiligmaking en eenheid van een gemeente naar buiten toe nog zo goed zijn, wanneer de kracht van de Heilige Geest niet door die gemeente stroomt, zullen de vruchten van het evangelisatiewerk maar heel gering blijven - zoals dikwijls het geval is!
De psychologische kant is heel belangrijk, maar heeft op zichzelf genomen weinig waarde wanneer er geen sprake is van geestelijke kracht.
We hebben meerdere malen meegemaakt dat er ergens in een stad een grote evangelisatiecampagne werd georganiseerd. Ter wille van het getuigenis werden dan voorgangers van verschillende kerken en gemeenschappen gevraagd die, door samen op dat éne podium te zitten, de eenheid van de kerk moesten demonstreren. Men dacht op deze wijze indruk te maken. Natuurlijk is dat wel erg mooi en dienen we elke kans aan te grijpen om de wezenlijke eenheid van de gemeente te tonen, maar een dergelijke campagne kan toch hopeloos mislukken wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een machtige openbaring van de Geest van God.
Mogen we even herinneren aan wat we in het vorige hoofdstuk hebben gezegd over:
- Het doel
- De krachtbron
- Het instrument
- - - - -
1. Het doel
Evangelisatie heeft ten doel niet slechts verstand, wil en gevoel van de mens te beïnvloeden, maar een wedergeboorte in zijn geest.
2. De krachtbron
Deze wedergeboorte kan op geen andere wijze worden bereikt dan alleen door de machtige werking van de Geest van God uit de hemel.
3. Het instrument
De Heilige Geest werkt evenwel niet soeverein vanuit de hemel, maar bedient zich van menselijke kanalen om Zijn werk te doen.
We willen nu ingaan op het verband, niet alleen tussen de poort en de omheining, maar ook tussen de poort en het gehele huis.
En dan spreken we deze keer niet over de enkeling, maar over de collectieve verantwoordelijkheid.
We hebben zojuist gezien, dat het getuigenis van de enkeling (als poort) ten nauwste samenhangt met het getuigenis van een gehele gemeente (het witte linnen en de gehele omheining).
Iemand die geestelijk helemaal alleen staat in een ongelovige omgeving kan in die omgeving het evangelie verkondigen. En in zekere mate kan Gods Geest daar ook door hem heen werken.
Maar ... wanneer deze persoon - en dit is het belangrijke hier! - in diezelfde omgeving zou staan als de spreekbuis van een levende gemeente van Christus, dan zou er zo heel veel meer van de kracht van Gods Geest door hem heen kunnen werken.
We gaan terug naar Petrus’ rede op de pinksterdag. Drieduizend mensen kwamen in één keer tot Christus. We hebben de vraag reeds heel even besproken: wat was het geheim van dit resultaat?
Het was waarschijnlijk niet zijn welsprekendheid! Wellicht kunnen we tegenwoordig heel wat mooiere preken beluisteren!
Het waren ook niet de psychologische factoren. Die hebben wel meegewerkt om de aandacht te trekken, maar kunnen geenszins het resultaat verklaren.
Nee, het resultaat was te danken aan de machtige werking van de Geest van God. Maar die machtige werking was niet alleen het gevolg van het feit dat Petrus persoonlijk vervuld was met de Heilige Geest! Beslist niet! Het was het gevolg van het feit dat de gemeente als geheel vervuld was met Gods Geest!
We herhalen wat we reeds eerder hebben gezegd: kort daarvoor had God Zijn huis met Zijn heerlijkheid vervuld. En toen … Petrus stond met de elven op …, was het de kracht van God - die op de gehele gemeente rustte - die zulk een machtig werk verrichtte in zovelen.
Petrus hield op dat moment de poort hoog, zichtbaar voor allen, maar het grote geheim was dat het huis achter die poort vol was van de heerlijkheid van God.
Als Petrus daar alleen had gestaan - ook al was hij persoonlijk vervuld geweest met de Heilige Geest, zou het resultaat nooit zo zijn geweest!
De verklaring van het zeer bijzondere resultaat moeten we zoeken in het feit dat daar een gemeente als reservoir van de Heilige Geest was. En toen Petrus als spreekbuis van die gemeente optrad, bruiste vanuit dat reservoir de machtige stroom van het water des levens naar buiten.
Nu snijden we hier een zeer belangrijk onderwerp aan, een onderwerp dat fundamenteel is voor heel het apostolaat van de gemeente van Christus, namelijk dit:
De gemeente als reservoir van de Geest van God
- Een voorbeeld:
Op het platteland wordt soms het regenwater dat op het dak van een huis valt, verzameld in een ton. Het water wordt niet gebruikt zoals het neerstroomt, maar het wordt eerst verzameld. En vanuit deze verzamelplaats - de ton - wordt het water naar behoefte afgetapt.
Zo is het ook in de gemeente van Christus. De Heer geeft eerst Zijn Geest in de plaatselijke gemeente en dan stroomt vanuit die gemeente het levende water tot de wereld.
- Nog een voorbeeld:
Vergeef ons het volgende voorbeeld uit de motortechniek: Een auto of motorfiets heeft een benzinetank. De benzine stroomt echter nooit direct vanuit de tank in de motor, maar eerst in de zogenaamde vlotterkamer, een tweede en kleiner reservoir in de carburateur. Wie een motor of bromfiets heeft bereden zal wel eens hebben gemerkt dat het kan gebeuren dat de tank vol is en de motor toch niet wil aanslaan omdat hij geen benzine krijgt! We hadden vergeten te vlotteren. De tank was wel vol, maar de vlotterkamer was leeg! Zo is geestelijk het grote reservoir in de hemel altijd vol, maar het kleine reservoir op aarde dikwijls leeg. En de motor slaat niet aan!
Het grootste geheim van alle evangelisatiearbeid is dan ook om de weg te vinden om het reservoir op aarde te vullen.
- Een ander voorbeeld
Omdat we hier te maken hebben met één van de allerbelangrijkste en meest fundamentele, maar tevens meest veronachtzaamde principes van het Nieuwe Testament, willen we nog weer een ander voorbeeld gebruiken.
Het is vooral Paulus geweest die zo zeer de nadruk heeft gelegd op ‘het lichaam van Christus’ en alles in het licht daarvan heeft gezien. Laten we dit voorbeeld gebruiken.
Wanneer ik met mijn hand zware arbeid moet verrichten, dan zijn er twee voorwaarden:
- mijn hand moet gezond zijn
- hij moet met mijn hoofd verbonden zijn
Ja, maar er is nog een derde voorwaarde: mijn hele lichaam moet gezond en sterk zijn! Wanneer mijn hand gezond is, maar mijn maag bijvoorbeeld slecht werkt, zal mijn hand daarvan de gevolgen ondervinden en het zware werk niet kunnen verrichten. Zo heeft elk lid van het lichaam van Christus te maken met drie grote factoren:
- de gezondheid van het lid zelf
- de verbinding met het Hoofd: Christus
- de toestand van het lichaam: de gemeente
En juist dit laatste punt wordt bijna altijd volkomen over het hoofd gezien, met catastrofale gevolgen!
Vele ernstige dienaren van het Woord hebben uren in gebed doorgebracht om te zoeken naar de kracht van de Heilige Geest die zij nodig hadden voor hun dienst. Zij hebben echter alleen gedacht aan het grote reservoir in de hemel en niet aan de noodzaak van een vervulling van het reservoir op aarde. En zij hebben niet begrepen waarom zij de kracht niet ontvingen! Zij hebben alles gezien, alleen in het licht van hun persoonlijke verhouding tot de Heer! Zij hebben volkomen over het hoofd gezien dat ze ook nog leden waren van een lichaam.
Zo houdt evangelisatie ten nauwste verband, niet slechts met de toestand van individuen die het Woord verkondigen, maar met de toestand van een gemeente als geheel.
Dit is één van de factoren, zo niet de allerbelangrijkste, die de waarde van evangelisatiewerk bepalen!
Het is waar dat God, door de enkeling die alleen staat, met de kracht van Zijn Geest kan werken. Maar het is ook waar dat God nog veel krachtiger door die enkeling kan werken wanneer deze niet alléén staat, maar slechts de mond is van een plaatselijke gemeente, vervuld met de Heilige Geest - dus wanneer een hele gemeente beschikbaar is als kanaal van Zijn kracht.
Persoonlijk heb ik deze afhankelijkheid van de plaatselijke gemeente zeer sterk ervaren bij het vervullen van spreekbeurten in verschillende plaatsen. In de éne plaats voel je je gedragen en in een andere plaats, misschien op dezelfde dag, moet je vechten om de boodschap door te kunnen geven.
Laten we weer even tot de tabernakel terugkeren:
- De verhouding tussen de poort en de omheining is van het uiterste belang voor het getuigenis naar buiten.
- Maar de verhouding tussen de poort en het hele huis daarachter, het huis, vervuld met Gods heerlijkheid, is van nog groter belang.
Om het verstrekkende belang van dit onderwerp zullen we er in het volgende hoofdstuk mee verder gaan.
Lees:
Romeinen 12:4,5
1Corinthiërs 12:27
Efeze 2:21
Efeze 4:4,12,13,16,25
Colossenzen 2:19
HOOFDSTUK 13
De gemeente – de verhouding van de poort tot het gehele huis (2)
Nog steeds zijn we bezig met het bespreken van de poort: het apostolaat van de gemeente, de juiste evangelisatieaanpak.
We hebben gezien dat evangeliseren in Bijbelse zin is: een hooghouden van de poort, Christus als de deur voor de wereld buiten.
We hebben ook gezien dat wanneer we Christus als de deur verkondigen er dan alleen echte en blijvende resultaten zullen zijn wanneer de Geest van God machtig door ons heen werkt.
We zijn vervolgens gekomen tot dit zo heel belangrijke punt, dat de Geest van God niet vanuit de hemel stroomt door individuen als zodanig, maar dat de Heer eerst de gemeente als reservoir op aarde vervult met Zijn Geest en dan van daaruit doet stromen door individuele kanalen.
In Ezechiël 47 hebben we hier een mooi voorbeeld van: het levende water dat stroomt vanuit de tempel Gods. Dit water is een beeld van de Heilige Geest die overal leven brengt:
Ezechiël 47:9 Overal waar de beek komt, zal alles leven.
Dit water kwam vanuit het heiligdom:
Ezechiël 47:12 ... zullen zij vrucht dragen, omdat hun water uit het heiligdom komt; ....
Dit water stroomde uit, door de poort:
Ezechiël 47:2 ... de buitenste poort, ... zie, daar borrelde water op ...
Waar het ons hier om gaat is dat dit water nooit opgeborreld en door de poort gestroomd zou zijn wanneer deze poort ergens alleen op de vlakte gestaan had. Nee, het water ontstond in de tempel en stroomde door de poort naar buiten. De poort is altijd onafscheidelijk verbonden met het hele huis en kan alleen functioneren in verband met het huis.
De enkeling die vervuld is met de Geest van God, kan iets doen voor de uitbreiding van het Koninkrijk Gods. Maar wanneer die enkeling de mond is van die levende gemeente, kan er veel en veel meer gebeuren.
De gemeente is bedoeld als reservoir van de Geest van God. Door hen die de mond van de gemeente zijn, kan de levende stroom vloeien tot hen die buiten staan.
Gewoonlijk wordt evangelisatie gezien in de geest van het volgende voorbeeld:
- De bron is in de Hemel.
- De stroom is de Heilige Geest
- De uitmonding is door een mens als kanaal.
Hier is echter één van de meest essentiële factoren verwaarloosd! Er wordt geen rekening gehouden met het feit dat God een reservoir op aarde wil hebben. Hier wordt alleen het individu gezien als instrument of kanaal, maar niet de gemeente.
Maar evangelisatie is niet het werk van individuen als zodanig, doch van een gemeente als geheel.
Individuen zijn noodzakelijk, maar alleen als mond van het geheel, van de gemeente die er als lichaam achter staat. Nogmaals: de poort dankt zijn waarde aan het hele huis dat er achter ligt.
Bovenstaand voorbeeld moet daarom met een punt worden uitgebreid en wel zo:
- De bron is in de Hemel
- De stroom is Gods Geest
- Het reservoir is door menselijke kanalen: de poort van het huis
- Het te irrigeren gebied is de droge, dorre, woestijn van deze wereld
Voor velen zal dit punt van de gemeente als reservoir van de Geest van God op het eerste gezicht helemaal niet zo belangrijk zijn. Maar het zal hopelijk, naarmate we verder komen, wel duidelijk worden hoe bijzonder belangrijk dit punt wel is.
Het verstaan hiervan geeft het antwoord op veel van de meest nijpende vragen:
- Waarom blijft zoveel oprecht gemeend evangelisatiewerk vrijwel vruchteloos?
- Waarom blijft zoveel oprecht gebed om de doop met de Heilige Geest onbeantwoord?
- Waarom worden de gebeden van duizenden die al jaren lang bidden om een opwekking niet verhoord?
Op deze en andere dringende vragen kan een antwoord worden gegeven omdat een van de grootste, misschien de grootste waarheid van het Nieuwe Testament uit het oog wordt verloren! En deze waarheid is dat de mens op aarde niet slechts te maken heeft met God in de hemel, maar met God in Zijn huis op aarde.
O ja, we weten wel dat er bij velen een dood mechanisch aanvaarden is van ‘God is in Zijn huis’, maar dat bedoelen we niet. We bedoelen de realiteit van: niet slechts de enkeling vervuld met de Heilige Geest, maar van een hele gemeente vervuld met de Geest van God. We bedoelen de daadwerkelijke te beleven realiteit van Gods aanwezigheid in Zijn huis, met alle consequenties van dien.
Het is Paulus geweest, die in het bijzonder de opdracht kreeg om ... in het licht te stellen (wat) de bediening van het geheimenis (inhoudt) ... Efeze 3:9.
Verreweg de meeste christenen hebben dit geheimenis nooit werkelijk gezien. Het is mogelijk honderden malen de Efezebrief te lezen, er veel zegen van te ontvangen en toch alles te betrekken op het persoonlijke leven, te blijven op het vlak van de persoonlijke verhouding met de Heer en nimmer echt te begrijpen waar het hier om gaat.
Het is zelfs mogelijk je bezig te houden met gemeenteprincipes uit de Efezebrief en toch nooit een openbaring van het geheimenis te hebben gehad. Zie Efeze 3:3.
Zeker, Paulus heeft op een bijzondere wijze deze openbaring gehad. Maar deze grote waarheden die hij openbaart, moeten ook als een openbaring tot ons komen. Wat Paulus door openbaring heeft ontvangen kunnen wij nooit verstandelijk overnemen! Wij hebben het voordeel dat we de tekst open voor ons hebben liggen, maar zonder de openbaring van de Heilige Geest zullen we er net zo min iets van begrijpen als Paulus, voordat God het hem te zien gaf.
Laten we nu een ogenblik stil staan bij de betekenis van:
God in Zijn huis:
a) zoals dat was bij Israël in de tabernakel
b) zoals dat bij ons moet zijn in de gemeente
- - - - -
a) God in Zijn huis – de tabernakel
- Wat was nu eigenlijk de diepste betekenis van het huis?
- Wat was er nu eigenlijk gebeurd met het bouwen van de tabernakel?
- Tot op dat ogenblik had God gehandeld vanuit de hemel.
- In Egypte had Hij vanuit de hemel door Mozes tot het volk gesproken.
- Vanuit de hemel had Hij de plagen over de Egyptenaren gezonden.
- Vanuit de hemel had Hij een doortocht gebaand door de Rode Zee.
- Vanuit de hemel had Hij brood gegeven en water uit de rots doen stromen.
- Vanuit de hemel had Hij Zijn heerlijkheid op de Sinaï geopenbaard.
Maar ... nu was God in al Zijn heerlijkheid neergedaald in een woonplaats op deze aarde in Zijn huis, de tabernakel.
Nu woonde en troonde Hij niet in oneindige verten, ver weg van de mens en van deze aarde, maar in die kleine woning, daar midden onder het volk.
Is het ontzaglijke wonder hiervan ooit werkelijk tot ons doorgedrongen??
- Het wonder dat de Eeuwige, de Almachtige, de Heilige neergedaald was om te wonen midden onder mensen?
- Het wonder dat mensen op aarde de voorwaarden hadden geschapen waarop de oneindige God, die een verterend vuur is en een ontoegankelijk licht bewoont, Zich midden onder hen kon bevinden?
- Het wonder dat God daar nu in al Zijn heerlijkheid woonde en troonde in een klein gebouwtje, door mensenhanden gemaakt?
- Het wonder dat God nu van daaruit tot Zijn volk sprak?!
- Het wonder dat God van daaruit Zijn grote macht betoonde?
- Het wonder dat God van daaruit Zijn Heerlijkheid openbaarde?
Is ooit werkelijk de geweldige realiteit tot ons doorgedrongen dat:
- Israël daar in hun midden, in dat gebouw, God Zelf bij zich had???
- in alle werkelijkheid God Zelf daar woonde???
Van dat ogenblik af aanbad de Israëliet niet langer slechts een God, ver weg in de hemel, maar mocht hij daar naderen tot Zijn huis en Hem, die in hun midden woonde, aanbidden.
Zie die Israëliet daar met zijn offer door de poort naar binnen gaan om dat op het koperen altaar te leggen. Tot Wie brengt hij dat offer? Tot God natuurlijk! Ja, tot God, maar welke God? Waar is die God? Is die God in de hemel ver verwijderd, oneindig ver boven hem?
Nee, hij brengt zijn offer tot God, die God die daar troont in een lichtglans in het heilige der heiligen en Zich hult in die donkere wolk.
Laten we er toch even bij stilstaan. Laten we het fluisterend, eerbiedig zeggen: God is daar! Daar in dat vreselijke, dat heilige der heiligen!! Laten we nu pogen ons een ogenblik in te denken dat wij in die tijd hadden geleefd. Hoe zouden wij ons hebben gevoeld in de wetenschap: daar ginds in dat gebouwtje, dáár is God??!!
Hoe zouden wij ons bij het brandofferaltaar hebben gevoeld als we geweten hadden dat daar op enkele meters afstand, daar achter het voorhangsel, in het heilige der heiligen zich het grote mysterie van de Godheid verborg??
Wanneer we geweten hadden dat één verkeerde stap, één verkeerde handeling tot gevolg had kunnen hebben dat het vuur, het verterend vuur van Zijn heiligheid zou uitbreken tegen ons - zoals tegen Nadab en Abihu?
Hebben we dit werkelijk ooit op ons in laten werken?
Hebben we er ooit in de stilte over gemediteerd: God in al Zijn glorie woonde en troonde in een klein gebouwtje, door mensenhanden vervaardigd?
Heeft het ons ooit echt gegrepen dat God, de God van hemel en aarde, van het onmetelijke heelal, onder mensen wil wonen?
Zijn we ooit werkelijk stil geworden en met ontzag vervuld bij de overweldigende gedachte dat wij, nietige mensen, zijn geschapen om met die oneindige Schepper gemeenschap te hebben?
Hebben we ooit – met innerlijke, door de Geest van God verlichte ogen – werkelijk gezien dat
- God nu sprak vanuit Zijn huis
- Zijn almacht betoonde vanuit Zijn huis
- Zijn heerlijkheid openbaarde vanuit Zijn huis?
b) God in Zijn huis – de gemeente
Maar nu komt de grote moeilijkheid, namelijk te geloven en te beseffen dat even reëel als God Zich destijds in dat materiële gebouwtje openbaarde, Hij Zich ook in deze tijd wil openbaren!!!
Dat even werkelijk als Zijn aanwezigheid was in dat huis toen, Zijn aanwezigheid ook kan zijn in Zijn huis nu!
Dat even werkelijk als Zijn aanwezigheid werd ervaren, ook nu Zijn aanwezigheid kan worden ervaren!
Laten we dit onderwerp als volgt benaderen:
God in Zijn huis en:
- Wat leert het Nieuwe Testament ons hierover?
- Wat leert de praktijk tegenwoordig hierover?
- - - - -
1. God in Zijn huis - wat leert het Nieuwe Testament erover?
Laten we beginnen met een tekst uit het evangelie waar staat:
Lucas 5:17 ... er was kracht des Heren, zodat Hij kon genezen.
De Statenvertaling geeft het zo weer:
... en de kracht des Heren was er om (hen) te genezen.
Dit is een zeer merkwaardige tekst die veel licht op het werk van Jezus werpt.
Veelal wordt het zo gezien alsof de wonderen die Jezus deed, zonder meer het gevolg waren van het feit dat Hij de Zoon van God was. Omdat Hij God was, behoefde Hij alleen maar te spreken en het gebeurde.
Het is vooral het evangelie van Lucas wat ons laat zien dat Jezus niet zozeer handelde als God, dan wel als Mens, vervuld met de Heilige Geest. Dit brengt Hem en Zijn daden veel dichter bij ons.
Hiermee doen wij niets af aan Zijn God-zijn. En we beseffen dat het ook gevaarlijk is om precies de grenzen te trekken tussen Zijn God-zijn en Zijn mens-zijn. Maar het is ook waar dat Hij ... Zichzelf ontledigd heeft ... Filippenzen 2:7 en gezegd heeft: Ik kan van Mijzelf niets doen ... Johannes 5:30. Als mens heeft Hij Zich volkomen afhankelijk gesteld van Zijn hemelse Vader.
Wanneer Jezus wonderen deed, was dit veel minder automatisch en vanzelfsprekend dan wij dikwijls hebben gedacht.
Waar we heen willen is dit: Jezus, als mens, was afhankelijk van de aanwezigheid van een Goddelijke kracht. ... er was kracht des Heren, zodat Hij kon genezen.
Houdt dit niet in dat, wanneer die kracht om de een of andere reden niet aanwezig was, zelfs Jezus niet kon genezen?
Was dit misschien niet het geval in Nazareth als gevolg van het ongeloof daar? ... Hij kon daar geen enkele kracht doen; alleen ... Marcus 6:5
Hoe dit ook zij, één ding is zeker: in Jezus’ leven was er zoiets als een aanwezig zijn van een kracht des Heren.
Hij was Gods tempel, Johannes 2:19-21, vervuld met Gods heerlijkheid en soms stroomde die heerlijkheid naar buiten; soms was - om het zo te zeggen - de atmosfeer geladen met de aanwezigheid van een Goddelijke kracht.
Een andere merkwaardige tekst is die waar gesproken wordt over de vrouw die de zoom van Zijn kleed aanraakt:
Marcus 5:30 En Jezus bemerkte terstond bij Zichzelf de kracht, die van Hem uitgegaan was, ...
Ook hier is de heerlijkheid van God uitgestroomd tot de tempel van God, naar buiten.
Dit alles betreft de Persoon van Jezus. Maar – en dit is juist het belangrijke - wat persoonlijk geldt van Jezus als Mens, geldt ook van Zijn lichaam, de gemeente.
Zoals Hij Gods tempel was, waarin en waardoor krachten werkten, zo ook is de gemeente bedoeld een tempel te zijn waarin en waardoor hetzelfde gebeurt.
Laten we een enkele tekst in dit verband nemen waar Paulus schrijft aan de gemeente te Corinthe. Er zijn grove fouten in die gemeente en dan lezen we het volgende:
1 Corinthiërs 4:18-20 ... sommigen hebben zich opgeblazen, in de waan, dat ik niet tot u komen zou; maar spoedig zal ik tot u komen, ...
Dan zal ik mij vergewissen, niet van het woord dier opgeblazenen, maar van hun kracht. Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden, maar in kracht.
Wat een volkomen andere maatstaf dan wij meestal aanleggen. Wij vragen gewoonlijk van personen en kerken of ze wel zuiver in de leer zijn!
Nee, Paulus vraagt niet naar het woord - de aanwezigheid van kracht is bij hem doorslaggevend. Als wij diezelfde maatstaf nu eens gingen aanleggen?
Dan is er in het volgende hoofdstuk ook een zeer merkwaardige tekst en wel:
1 Corinthiërs 5:4 Wanneer wij vergaderd zijn, gij en mijn geest met de kracht van onze Here Jezus, ...
Is het ons wel eens opgevallen welk een bijzonder iets hier eigenlijk staat: ... vergaderd ... met de kracht ...?
Wanneer we verder lezen in de Corinthebrief blijkt heel duidelijk hoe het gemeentelijk samenzijn in die tijd was: ‘het tempel zijn’ waarin zich krachten van een andere wereld manifesteerden. Men kwam samen opdat in en door de tempel de heerlijkheid van God zou openbaar worden.
1 Corinthiërs 14:23-25 Indien dan de gehele gemeente bijeengekomen is ... en er komt een ongelovige of toehoorder binnen, ... hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is.
Dat is wel iets heel bijzonders als een buitenstaander, een ongelovige, op dergelijke wijze niet alleen bekent dat God er is, maar zelfs dat God daar in hun midden is!
2. God in Zijn huis - wat de praktijk nu leert
Zeggen we niet dat de gemeente van Christus op een hoger plan ligt, een veel hoger plan zelfs dan Israël? Inderdaad! Zoals God destijds in een materieel gebouwtje woonde, heeft Hij nu onze menselijke geest als Zijn woonplaats gekozen.
Wij zijn (of behoren te zijn) de tempel waarin God woont. Niet alleen persoonlijk, maar bovenal gemeenschappelijk. Elke gemeente van Christus is bedoeld een tempel te zijn, vervuld met de heerlijkheid van God. Ja, een ontzaglijk iets is dat! Maar wat ervaren we in werkelijkheid daarvan??? Welke reële betekenis heeft dit voor ons???
Hebben we ooit een heilige ontroering gevoeld bij het doorbreken van de gedachte: zoals God toen woonde in een materieel gebouw, zo en minstens even reëe1 wil Hij nu wonen in de tempel van mijn innerlijk leven - zo wil Hij ook onze gemeente met Zijn heerlijkheid vervullen?
En. ... hebben we ooit werkelijk beleefd in een gemeente te zijn waar de Geest van God krachtig werkte, een gemeente waar de tegenwoordigheid van God merkbaar aanwezig was?
Nee, we bedoelen geen extase, geen zwoele sfeer, geen zielse opgezweeptheid, maar een waarachtige werking van de Geest van God.
Door zang en muziek, door toespraken die op het gemoed werken en dergelijke kan op het gevoel worden gewerkt en maar al te velen beschouwen dit als de Heilige Geest. Maar de aanwezigheid van de Geest van God is iets volkomen anders en is ook niet in ons zielenleven waar te nemen. De aanwezigheid van de Geest van God bespeurt men alleen in zijn geest, in de bij de wedergeboorte vernieuwde menselijke geest.
Terwijl we dit schrijven voelen we hoe heel ver we in de praktijk daar tegenwoordig vanaf staan, hoe ver we als christenheid afgedwaald zijn van dit grote goddelijke mysterie.
Mogelijk zullen velen die deze regels lezen nog nooit een keer van hun leven in een gemeente zijn geweest waar de Geest van God zo bewust aanwezig was.
En het ergste: de meesten zijn zich niet eens bewust dat de heerlijkheid Gods ontbreekt, dat deze uit hun gemeente is verdwenen, aangenomen dat zij er eenmaal wel is geweest.
Als we heel eerlijk zijn staan we, wat ons praktische leven betreft, niet boven, maar ver beneden de Israëliet van destijds!!
Als getuigenis mogen we hier echter aan toevoegen dat - al is het nog veel te weinig geweest - we iets van dit wonder hebben beleefd: in een groep van mensen te zijn, waar we in onze geest kennelijk het bewustzijn hadden van de aanwezigheid van God. Dit is geweest in een gemeentelijk samenzijn of in een gebedsuur of ook tijdens de bespreking van het Woord van God. Maar heel reëel, we zouden haast zeggen: bijna tastbaar was daar die Andere Aanwezigheid, die ons heel stil deed worden en bracht tot verootmoediging en diepe aanbidding.
Maar heeft de Heer ons niet nog veel meer te geven? Zijn we met elkaar niet grenzeloos oppervlakkig? Zijn er niet nog ongepeilde diepten voor ons weggelegd?
O, mocht deze studie - al was het maar voor een enkeling - een aansporing zijn om met volkomen nieuwe toewijding te gaan zoeken naar de praktische beleving van dit Goddelijke mysterie.
In het volgende hoofdstuk willen we hiermee verdergaan.
Belangrijker is echter dat wij in het gebed, persoonlijk en gemeenschappelijk, zoeken naar deze diepere, vollere gemeenschap met onze Heer.
HOOFDSTUK 14
De gemeente - De verhouding van de poort tot het gehele huis (3)
In verband met poort en huis hebben we gezien dat evangelieverkondiging is: het hooghouden van de poort, het tonen van Christus aan de wereld als dé weg tot God.
In het vorige hoofdstuk hebben we stilgestaan bij een tweede aspect van evangelieverkondiging, namelijk: dat het levende water moet ontspringen in de tempel en dan via de poort uitstromen naar buiten.
Met andere woorden: Gods Geest moet machtig werken in de gemeente om Zich naar buiten toe te kunnen openbaren in de wereld.
De gemeente moet Christus verkondigen - maar de gemeente moet ook het kanaal zijn waardoor de kracht van God de mensen kan bereiken.
Dat Woord en Geest steeds samen moeten gaan is overbekend, maar toch is het in de praktijk zo, dat de nadruk veel meer is komen te liggen op het Woord, op de verkondiging, dan op de kracht van de Heilige Geest, die de verkondiging moet vergezellen.
We willen nu stilstaan bij de vraag: hoe kan de plaatselijke gemeente werkelijk reservoir zijn van de Heilige Geest? Hoe kunnen de voorwaarden worden vervuld waardoor in de gemeente
Gods tegenwoordigheid heel reëel wordt ervaren?
Gemeenschap nodig voor de volheid
We staan voor het probleem dat de gemeente wel bedoeld is als reservoir van de Heilige Geest, maar het in zeer vele gevallen niet is. Integendeel, al te vaak hangt er een geestelijke doodslucht in plaats van de frisse, verkwikkende, levendmakende atmosfeer van de Geest van God.
Hiervoor kunnen verschillende oorzaken zijn. Deze keer willen we stilstaan bij het belang van gemeenschap voor de beleving van de volheid.
Een plaatselijke gemeente kan namelijk schijnbaar bloeien - het ledental kan groot zijn, de opkomst goed, enzovoort, enzovoort, terwijl er toch van werkelijke gemeenschap weinig of geen sprake is. Heel dikwijls hangt alles als los zand aan elkaar. Heel dikwijls is een zogenaamde gemeente weinig anders dan een bijeenkomst van individualisten en is er van gemeenschap niets te bespeuren. En juist deze gemeenschap is zo belangrijk. Hierover zullen we het dan nu moeten hebben.
De constructie van de tabernakel geeft ons een prachtige illustratie van het verband tussen gemeenschap en Gods volheid in Zijn huis.
Voorwaarden voor Gods volheid
Het is zo langzamerhand al heel wat jaren geleden dat we in Londen eens een Bijbelbespreking meemaakten waar het heilige der heiligen van de tabernakel en tempel ter sprake kwam.
Op een gegeven ogenblik stelde één der aanwezigen de vraag: hoe zouden we het heilige der heiligen het best kunnen definiëren? Het antwoord heeft toen een wereld voor ons doen opengaan. Het luidde als volgt:
Het heilige der heiligen is de plaats waar de voorwaarden vervuld zijn, zó dat de heerlijkheid Gods er kan wonen!
Opeens zagen we het:
De gemeente als Gods heiligdom moet de plaats zijn, waar de voorwaarden zijn vervuld, zó dat Gods heerlijkheid er kan wonen.
Het was een ontzaglijke gedachte: God geeft ons mensen de taak voor Hem een heiligdom te vormen waarin Hij kan wonen, een heiligdom dat Hij met Zijn heerlijkheid kan vervullen en van waaruit het levende water door de poort naar buiten kan stromen tot de wereld rondom.
Een geweldige gedachte - maar hoe was dit praktisch te verwezenlijken? Wat waren bij de tabernakel de voorwaarden? Hoe was het allerheiligste gemaakt?
Exodus 26:15,16 Gij zult de planken voor de tabernakel maken van acaciahout, rechtopstaande; tien el zal een plank lang zijn en anderhalve el breed.
Lees hier:
Exodus 26:15-30
Daarna ook:
Exodus 26:1-14
We zien hieruit, dat het eigenlijke bouwwerk van de tabernakel gevormd was van rechtopstaande planken, die dicht naast elkaar stonden.
Hierdoor werd een skelet gevormd, dat er van boven gezien als volgt uitzag:
De verticale stippellijnen stellen het voorhangsel en de deur tot het heiligdom voor. Over het geheel werden dan kleden gelegd die dus het dak van het gebouw vormden. De planken werden niet zo maar in het zand van de woestijn gestoken, maar elk stond op twee zilveren voeten.
Verder werden de planken bij elkaar gehouden door een vijftal dwarsbalken, waardoor een stevig geheel werd gevormd.
Deze planken - met de kleden en het voorhangsel - hadden de heel bijzondere taak een woning te vormen voor God; Zijn heerlijkheid te bevatten.
Overeenkomst pilaren en planken
Het zal opvallen dat er een zekere overeenkomst bestaat tussen deze planken en de pilaren van de voorhof.
- Beide waren zij - naar alle waarschijnlijkheid - uit acaciahout gemaakt.
- Beide moesten zij recht overeind staan - niet liggen, wat bij de planken zeer wel mogelijk zou zijn geweest.
- Beide steunden zij op voeten. De pilaren van de voorhof op koperen en de planken van het heiligdom op zilveren voeten.
- Beide waren ze horizontaal onderling met elkaar verbonden. De pilaren met zilveren dwarsstangen - de planken met dwarsbalken van acaciahout met goud overtrokken.
- Beide vormden zij een muur: De pilaren door samen het witte linnen omhoog te houden. De planken door naast elkaar te staan.
- Beide gaven uitdrukking aan de gedachte van eenheid door schouder aan schouder te staan en zodoende hun taak te volbrengen.
- Beide hielden zij iets omhoog dat uitdrukking gaf aan een kant van het Goddelijk wezen. De pilaren het reine witte linnen, de planken het goud waarmee zij waren bekleed.
Eerder al zagen we dat de pilaren van de voorhof een prachtig beeld vormen van individuele christenen die met elkaar het getuigenis van het witte linnen naar buiten toe ophouden.
Nu is het dan ook te verwachten dat de planken ons eveneens iets te zeggen zullen hebben en dat is inderdaad zo ... Wanneer de pilaren van de voorhof een taak hebben naar buiten toe, naar de wereld, dan hebben de planken een taak naar binnen of naar boven, dus Godwaarts.
- De pilaren met de omheining dienden om de wereld ‘buiten’ te houden.
- De planken dienden om met elkaar God een ‘binnen’ te schenken, een plaats waar Hij kan wonen.
- De pilaren van de voorhof met het witte linnen stellen de verhouding van de gemeente ten opzichte van de wereld voor.
- De planken van het heiligdom, met goud bekleed, stellen de verhouding van de gemeente ten opzichte van de Heer voor.
Natuurlijk willen we hier niet mee zeggen dat sommigen de taak hebben het witte linnen naar buiten toe op te houden en anderen om een plank te zijn van het heilige der heiligen! Nee, maar één en dezelfde christen die zijn taak verstaat, is tegelijkertijd een pilaar van de voorhof en een plank van het heiligdom.
Het ontstaan van de planken
Laten we in het kort iets over zeggen over het ontstaan van deze planken.
Daar stond een grote boom, zijn wortels diep in de grond geslagen, zijn takken en dichte loof trots opgeheven boven de omgeving.
Op zekere dag verschijnt er een man met een bijl. Met felle slagen gaat hij aan het werk en in korte tijd, onder luid gekraak, valt de trotse boom en ligt languit op de aarde.
Maar dat is niet alles. Nu worden de takken met het mooie loof eraf gehakt, zodat de stam van alles ontdaan daar kaal blijft liggen. En alsof ook dat nog niet genoeg is, wordt de bast eraf gestroopt en de eens zo trotse boom opengelegd, aan planken gezaagd. Dan worden deze planken pasklaar gemaakt, er wordt aan gehakt, geschaafd, zodat ze zij aan zij zullen kunnen staan ... Ten laatste, eindelijk, na al het hakken en zagen en schaven, worden ze met goud bekleed en op twee zilveren voeten gezet om hun plaats in te nemen in het heiligdom van God.
Van het broze hout is nu helemaal niets meer te zien - alleen het goud is nu zichtbaar en weerkaatst de heerlijkheid Gods.
Kunnen we in deze geschiedenis ook onze eigen geschiedenis herkennen??!!
God hakt, zaagt, schaaft, maar bekleedt ons ook, opdat we pilaren zullen zijn in de voorhof van Zijn huis. Evenzo hakt, zaagt, schaaft en bekleedt Hij ons opdat wij planken zullen zijn in Zijn heiligdom om Zijn volheid te bevatten.
Het is niet voldoende dat we neergehouwen worden, afgesneden van het oude natuurlijke leven en ontdaan van alles van onszelf waar we zo trots op waren - alle uitsteeksels en scherpe kantjes moeten eraf, we moeten pasklaar worden gemaakt om met anderen te worden ingevoegd in Gods huis!
We willen nu niet verder ingaan op de verschillende details van de planken, zoals:
- waarom hout en ook goud
- betekenis van de tappen
- de twee zilveren voeten
- betekenis van de ringen
- details der dwarsbalken
We willen hier stilstaan bij deze éne gedachte: Gods huis wordt gevormd uit individuen die samengevoegd zijn tot een geestelijke eenheid. Het moeten individuen zijn die ieder persoonlijk stevig op voeten van zilver staan - ieder op zijn eigen voeten en niet op die van anderen! Tegelijk moeten het individuen zijn die hun individualisme prijs willen geven om door de dwarsbalken hecht aan elkander te worden verbonden.
Gods huis is een collectief - het is in de collectiviteit, of beter gezegd: in de gemeenschap, dat de Heer Zich meer ten volle kan openbaren.
Psalm 133:1,3 Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen. ... Want daar gebiedt de Here ... leven ...
Let op de volgende teksten in Efeze:
Efeze 2:21,22 In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
Efeze 3:17-19 ... opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in de liefde, zult gij dan, samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten ... opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods.
Het belang van gemeenschap
Heel in het bijzonder willen we de aandacht vestigen op het volgende: Het was niet zo dat God aan een aantal afzonderlijke planken een deel van Zijn heerlijkheid gaf en dat die planken dan daarna bij elkaar werden gebracht en er daardoor een grotere concentratie van heerlijkheid ontstond!
Nee, eerst werden de planken samengevoegd - daarna kwam de heerlijkheid van God.
Zo ook in Gods huis op de pinksterdag! De Heer schonk niet eerst aan een aantal afzonderlijke gelovigen Zijn Geest om die dan later bij elkaar te brengen!
Handelingen 1:14 Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, ...
Handelingen 2:1-4 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps ... werden allen vervuld met de Heilige Geest ...
Dit is één van de meest vergeten waarheden van onze tijd: het verband tussen gemeenschap en de vervulling met Gods Geest.
Daar waar de christenheid in het algemeen is blijven steken in de boodschap van de verzoening, is het verblijdend dat er tegenwoordig steeds meer geluiden worden gehoord die wijzen op een steeds groeiend besef van de absolute noodzakelijkheid meer de kracht van Gods Geest te kennen.
Daar tegenover staat dat verreweg de meesten de boodschap van de Heilige Geest alleen zien in het licht van de persoonlijke vervulling en niet in het licht van de gemeente als lichaam van Christus.
Bijna altijd wordt de ervaring van de Heilige Geest getrokken op het vlak van de persoonlijke verhouding tot de Heer alleen en wordt het zo belangrijke verband met de gemeenschap niet gezien.
Dit is de reden waarom zovelen die ernstig gebeden hebben om de doop met de Heilige Geest teleurgesteld zijn, of veel minder hebben ervaren van de kracht van God dan zij hadden verwacht.
Een van de meest bekende Bijbelgedeelten in verband met de volheid van de Heilige Geest is wel het volgende:
Johannes 7:38,39 Wie in Mij gelooft, ... stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zei Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.
... de Geest was er nog niet ... Deze woorden doen op het eerste gezicht vreemd aan. Hoe dikwijls lezen we niet in het Oude Testament van het werk van de Heilige Geest.
- In Lucas1:15 lezen we over Johannes de Doper: ... met de heilige Geest zal hij vervuld worden, reeds van de schoot zijner moeder aan ...
- In Lucas 1:35 zegt de engel tot Maria: De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen ...
- In Lucas 1:67 staat dat: ... Zacharias werd vervuld met de heilige Geest en profeteerde ...
- In Lucas 2:25-27 wordt van Simeon verteld: ... en de heilige Geest was op hem. En hem was door de heilige Geest een godsspraak gegeven, ... Ook nog: ... hij kwam door de Geest in de tempel.
- In Lucas 3:22 zien we van Jezus dat: ...de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde, ...
- In Lucas 4:1 wordt er van Jezus gezegd dat Hij was: ... vol van de heilige Geest, ... en tevens dat Hij: ... werd door de Geest geleid in de woestijn, ...
- In Lucas 4:14 keerde Jezus: ... in de kracht des Geestes terug naar Galilea. - om daar Zijn openbare dienst te beginnen.
En toch staat er in Johannes 7:39: ... de Geest was er nog niet …!
Het kenmerkende van het nieuwe verbond
Men heeft hier verschillende verklaringen voor gevonden.
In het Oude Testament ( en in de overgangstijd in het begin van het Nieuwe Testament) kwam de Geest van God over of op mensen om hen in staat te stellen een bepaalde taak te verrichten; de Geest van God woonde echter nog niet in hen en was er in deze zin nog niet.
Maar hoe vaak wordt er in het Oude Testament niet van de Geest gesproken die in Gods dienstknechten was?!
In de periode van het Oude Testament kwam de Geest van God tijdelijk om deze of gene in staat te stellen een bepaalde taak te verrichten, maar dat de Geest daarna weer vertrok. ... de Geest was er nog niet ... zou dan betekenen, dat Hij nog niet blijvend Zijn woning in mensen had gevonden.
Terwijl hier een kern van waarheid in zit, schijnt men toch de belangrijkste factor over het hoofd te hebben gezien!
Het allervoornaamste verschil tussen de werking van de Geest van God in het oude en het nieuwe verbond is dit: onder het oude verbond kwam de Geest van God tot individuen als zodanig - onder het nieuwe verbond heeft de Heilige Geest allen die Hem ontvangen hebben verbonden met de levende, verheerlijkte Heer op de troon van het heelal en daardoor het lichaam van Christus gevormd.
1 Corinthiërs 12:13 ... want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt ...
Dat is het kenmerkende van de Heilige Geest in het Nieuwe Testament: het lichaam van Christus!
Toen Jezus verheerlijkt was en de Heilige Geest op de pinksterdag was uitgestort, kon worden gezegd dat de Heilige Geest er was.
We zeiden eerder, dat op genoemde Bijbelbespreking een nieuwe wereld voor ons openging. Vóór die tijd hadden we het ontvangen van de Heilige Geest ook steeds gezien als een uitsluitend persoonlijke zaak, iets op het persoonlijke vlak.
Natuurlijk wisten we wel wat Paulus over het lichaam van Christus schreef, maar in ons persoonlijk denken zagen we nooit verder dan dat zoveel mogelijk individuen de Heilige Geest dienden te ontvangen.
We waren er dus op uit om door het evangelie zoveel mogelijk individuen tot Christus te brengen en hun de weg te wijzen om vervuld te worden met de Heilige Geest. En - laten we ons haasten dit eraan toe te voegen - we hopen door Gods genade dit te zullen blijven doen!
Maar toch is er iets anders gekomen!
Laten we dit beeld mogen gebruiken.
Gods huis wordt gebouwd van ... levende stenen ... 1 Petrus 2:5. Vroeger was het ons doel om zoveel mogelijk stenen te maken en deze zo goed mogelijk te maken. En in gedachten zien we aan de kant van de weg een opgetaste stapel stenen!
Nu zien we niet langer de stapel stenen als einddoel, maar het huis!
1 Petrus 2:5 ... en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis ...
Om een ander beeld te gebruiken: vroeger, als we een ‘hand’ of een ‘voet’ of welk lid van het ‘lichaam’ dan ook zagen dat ziek was, gingen we aan het werk om dat lid te helpen gezond te worden.
Steeds hadden we echter de individuele leden van het lichaam voor ogen en niet het lichaam als geheel.
We kunnen - om bij het beeld van het heiligdom te blijven - het ook zo zeggen: vroeger waren we erop uit om zoveel mogelijk planken te maken en deze zo goed mogelijk te maken. Toen kwam de tijd dat we ons bewust werden dat we voor de planken aan het werk waren en niet voor het huis!
Bedoelen we hiermee dat we meer gemeentebesef dienen te hebben?
Inderdaad!
Maar ... dan is het toch nog mogelijk een soort gemeentebesef te bezitten, zelfs in sterke mate, zonder het lichaam van Christus te zien.
Het is zeer wel mogelijk om hard te werken aan de opbouw van een gemeente en zich er helemaal niet om te bekommeren of de leden van die gemeente werkelijk functioneren als leden van het lichaam van Christus.
Hoe dikwijls gebeurt het niet dat een gemeente een bloeiende gemeente is voor wat betreft ledenaantal en kerkbezoek, maar dat de leden in de praktijk pure individualisten blijven en weinig of in het geheel niet als leden van een lichaam functioneren. Dit is regel, geen uitzondering!
Soms - maar lang niet altijd! - staan de planken op hun eigen zilveren voeten, maar van een echt samen verbonden zijn door de dwarsbalken en een samen Gods heerlijkheid bevatten, daarvan is dikwijls zo weinig of in het geheel geen sprake.
Het gaat hier om het hele verschil tussen een organisatie en een echt levend organisme.
Willen wij ons voor de Heer hierover verootmoedigen en gezamenlijk ernaar zoeken, dat we van organisatie alleen weer organisme mogen worden?!
De organisatie van onze gemeente mag nog zo prima zijn, de machinerie mag nog zo gesmeerd lopen - wanneer onze gemeente niet werkelijk een organisme wordt, zal zij nooit een huis Gods zijn, dat Hij met Zijn heerlijkheid kan vervullen!
En wanneer dat niet gebeurt, zal er ook nooit - ondanks alle machinerie die er mag zijn - een stroom van levend water uitstromen in de woestijn van deze wereld om ons heen!
In het volgende hoofdstuk hopen we weer met dit onderwerp verder te gaan.
HOOFDSTUK 15
De gemeente - de verhouding van de poort tot het gehele huis (4)
In het vorige hoofdstuk hadden we het over: gemeenschap nodig voor de volheid.
Deze keer willen we er de nadruk op leggen dat er in een gemeenschap dán alleen volheid kan zijn wanneer er eenheid is.
We zullen in dat verband de volgende punten bespreken:
- Eenheid - volheid - vruchtbaarheid
- Eenheid: in Oude en Nieuwe Testament
- Eenheid: het mikpunt van de vijand
- Eenheid: de tegenwoordige toestand
- Eenheid : onze verantwoordelijkheid
- - - - -
1. Eenheid - volheid - vruchtbaarheid
Het essentiële in alle evangelisatiewerk is dat het levende water door de poort van Gods huis uitstroomt tot hen die buiten staan. Dit levende water kan alleen krachtig naar buiten stromen wanneer Gods huis eerst zelf vervuld is. Wil Gods huis vervuld zijn met het levende water, dan moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan.
Het heilige der heiligen is de plaats waar de voorwaarden zijn vervuld opdat de heerlijkheid van God daar kan wonen!
De vorige maal hebben we de nadruk gelegd op het feit dat het heilige der heiligen gebouwd was uit planken die gezamenlijk de heerlijkheid van God bevatten - een mooi voorbeeld van gemeenschap. Gemeenschap is een vereiste voor de vollere openbaring van Gods Geest.
We hebben gezien dat het kenmerkende van de openbaring van Gods Geest in het Nieuwe Testament is, dat deze een lichaam - het lichaam van Christus - heeft gevormd en in en door dat lichaam werkt.
Deze keer willen we zien dat het bestaan van een gemeenschap, van een gemeente, op zichzelf niet voldoende is. In die gemeenschap moet er eenheid zijn. Want er kan een soort gemeenschap zijn, een soort samengaan, een gemeentevorming, zonder dat die eenheid aanwezig is.
Als een plank van het heiligdom weigert om naast een bepaalde andere plank te staan, dan wordt daardoor de komst van Gods heerlijkheid in dat huis verhinderd.
In de tabernakel zien we die eenheid in tweeërlei zin uitgebeeld en wel:
- De pilaren - betekenis van de eenheid menswaarts
- De planken - betekenis van de eenheid Godwaarts
In de pilaren van de voorhof hebben we reeds een voorbeeld gezien van de eenheid der christenen als een getuigenis naar buiten, naar de wereld toe. Dit is het aspect menswaarts.
In de planken van het heiligdom zien we een voorbeeld van de eenheid der christenen als voorwaarde voor het ontvangen van de Geest van God. Dit is het aspect Godwaarts.
Tussen deze twee aspecten - de houding Godwaarts en menswaarts - bestaat ook een zeer nauw verband. Immers, alleen wanneer een gemeente voldoet aan de voorwaarden Godwaarts en dus vervuld wordt met de Geest van God, zal zij haar taak menswaarts kunnen verrichten en een stroom van levend water uitzenden in de wereld.
De waarde en betekenis van de poort, de verkondiging naar buiten, is geheel afhankelijk van de toestand van het huis als geheel.
Naast en boven de psychologische waarde van een demonstratie van eenheid naar buiten (pilaren) staat de geestelijke waarde van de eenheid als de hoofdvoorwaarde voor het ‘reservoir van de Geest’ (planken).
Wanneer de planken afzonderlijk op verschillende plaatsen in de woestijn waren neergezet, zou Gods heerlijkheid nimmer zijn neergedaald om Zijn Huis te vervullen. Het was toen zij met elkaar een woonplaats voor God vormden dat God in Zijn woning neerdaalde. Daartoe was het nodig dat zij schouder aan schouder stonden en door de dwarsbalken werden samengehouden en een stevige eenheid vormden.
In Gods huis is het in de tegenwoordige tijd niet anders. Daar, waar in een gemeente Gods kinderen schouder aan schouder staan en met elkaar een geestelijke eenheid vormen, is voldaan aan een essentiële voorwaarde om het komen van Gods heerlijkheid mogelijk te maken.
Maar hoe vaak gebeurt het niet dat een gemeente innerlijk uit elkaar ligt en men toch wanhopige pogingen doet om het evangelie naar buiten toe te verkondigen! De resultaten zijn bekend.
Men is (nog) niet voldoende bewerkt, bijgeschaafd, om als planken in Gods huis bruikbaar te zijn. Hoe dikwijls zien we het niet in een gemeente dat verschillende planken allerlei knoesten en uitsteeksels hebben, waardoor het onmogelijk voor hen wordt om dicht naast elkaar te staan!
We vrezen dat in maar al te veel gemeenten tegenwoordig de verschillende planken zo individualistisch zijn dat ze een heel eind van elkaar af staan en een ieder alleen maar denkt aan zijn eigen belang, in plaats van aan het samen vormen van een huis voor God. We zien meer gaten en spleten dan muur.
En hoeveel planken zijn er niet die omgevallen zijn en tegen de vlakte liggen in plaats van recht overeind te staan op hun zilveren voet?!
Immers, wanneer de planken verder uit elkaar gaan staan kunnen de dwarsbalken hun werk ook niet meer verrichten en vallen de planken dus des te gemakkelijker om.
We hebben eens het voorbeeld gebruikt van een ton, gemaakt uit duigen, die door banden worden samengehouden. De ton kan alleen water bevatten wanneer de duigen dicht aaneenstaan en er geen tussenruimten, geen spleten, tussen de duigen voorkomen.
Een gemeente kan alleen dan de heerlijkheid Gods bevatten - laten we dit mogen onderstrepen! - daar waar de duigen dicht tegen elkaar aan staan, samengehouden door de band des vredes.
Zodra er tussen twee duigen een kleine verwijdering komt, ontstaat er een lek! Onmiddellijk vermindert de kracht in die gemeente!
2. Eenheid: in Oude en Nieuwe Testament
Door de Bijbel heen laat de Heer ons ook telkens weer het grote belang van eenheid zien.
In Numeri zien we de legering van de twaalf stammen rondom de tabernakel, waarbij de gedachte van eenheid met Gods huis als middelpunt tot uiting komt.
Numeri 2:2 ... De Israëlieten zullen zich legeren ieder bij zijn vendel onder de veldtekenen van hun families; op een afstand zullen zij zich rondom de tent der samenkomst legeren.
We zien hoe het hele volk de nederlaag lijdt doordat één man niet op zijn plaats staat, in:
Jozua 7:1,5 De Israëlieten vergrepen zich ... doordat Achan, ...iets wegnam ... Toen ontbrandde de toorn des Heren tegen de Israëlieten. ... De mannen van Ai versloegen van hen ongeveer zesendertig man; zij vervolgden hen buiten de poort ... en versloegen hen ...
Tegelijk zien we een andere fout die Israël hier beging. De vijand was maar klein en men ging menselijk redeneren:
Jozua 7:3 ... Het gehele volk behoeft niet op te trekken, laten ongeveer twee- of drieduizend man optrekken om Ai te verslaan; vermoei niet het gehele volk door een tocht daarheen, want zij zijn daar weinig talrijk.
Was dit niet een verloochening van het feit, dat de gemeente van Israël als één man moest optrekken tegen de vijand?!
Hoe menselijk ook om bij een kleinere moeilijkheid minder te mobiliseren dan bij een grotere! Is dat niet een afwegen van eigen kracht?!
Als de ban uit het midden weggedaan is zegt God tot Jozua:
Jozua 8:1 ... neem al het krijgsvolk met u en ... trek op naar Ai.
Al was de vijand klein, de gemeente moest als een eenheid tegen hem optrekken.
In het licht van de eenheid van Gods volk is Jozua 22 zeer interessant.
Door heel Jozua, het boek van de overwinning, vinden we eenheid. Daarentegen is het kenmerk van Richteren, het boek van de afval en de nederlaag, de verdeeldheid van Gods volk. Het zou te ver voeren hier nu op in te gaan.
Een mooi voorbeeld van eenheid vinden we in:
1 Kronieken 12:38 Deze allen, strijders in gelid geschaard, kwamen met een volkomen toegewijd hart naar Hebron, om David koning te maken over geheel Israël; ook al de overige Israëlieten waren één van zin om David koning te maken.
Heel sterk komt bij de voltooiing van de tempel van Salomo de gedachte van de eenheid naar voren in:
2 Kronieken 5:2,3 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israël, en al de stamhoofden, de familievorsten der Israëlieten, te Jeruzalem ... En alle mannen van Israël kwamen bij de koning op het feest samen; ...
2 Kronieken 5:13,14 Toen zij tezamen trompetten en eenstemmig een lied lieten horen, om de Here te loven en te prijzen ... toen werd het huis, het huis des Heren, vervuld met een wolk ... de heerlijkheid des Heren had het huis Gods vervuld.
De geschiedenis na Salomo kenmerkt zich weer door de verdeeldheid van Gods volk: de splitsing in tien en twee stammen, enzovoort.
Bij het herstel van Gods huis na de Babylonische ballingschap treedt nog weer eens de gedachte van eenheid op de voorgrond:
Ezra 3:1 Toen nu de zevende maand aanbrak ... verzamelde het volk zich als één man te Jeruzalem.
Ezra 3:9 Zo traden dan Jesua met zijn zonen en broeders, en Kadmiël met zijn zonen, Judeeërs, tezamen op ...
Ook Nehemia geeft ons een mooi voorbeeld van eenheid bij het bouwen van de muur. Zie Nehemia 3. Verder geeft hoofdstuk 4 een mooi voorbeeld van eenheid in bouwen en strijden.
Dan komen we van de schaduwen van het Oude Testament tot de werkelijkheid in het Nieuwe Testament - het huis van God in:
Handelingen 1:14 Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed ...
Handelingen 2:1 Toen de Pinksterdag aanbrak waren allen tezamen bijeen.
Op dat moment gebeurde het wonder:
Handelingen 2:2,4 En eensklaps ... werden allen vervuld met de Heilige Geest ...
En het gevolg hiervan was duidelijk:
Handelingen 2:4 ... en begonnen ... te spreken, zoals de Geest hun gaf ...
Daar zien we het dan: eenheid – volheid - vruchtbaarheid!
Meer dan eens wezen we reeds op het feit dat de grote resultaten van de toespraak van Petrus op de pinksterdag niet het gevolg waren van het feit dat hij daar stond als een individu, vervuld met de Heilige Geest. Nee, hij stond daar als de mond van een gemeente die vervuld was met de heerlijkheid Gods. En die volheid was mogelijk geworden door eenheid!
In hoofdstuk 4 vinden we hetzelfde:
Handelingen 4:24 ... verhieven zij eenparig hun stem tot God ...
Handelingen 4:31 ... en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid.
Ook in Handelingen 4:32,33 zien we:
- één van hart en ziel
- grote kracht
- gaven getuigenis
Uit al deze teksten blijkt wel overduidelijk wat een waarde God toekent aan de eenheid van Zijn kinderen.
3. Eenheid – mikpunt van de vijand
En als eenheid de voorwaarde is voor volheid en dus ook voor een krachtige verkondiging, ligt het dan niet voor de hand wat de vijand zal doen?
Is het niet volkomen logisch, dat hij door alle eeuwen heen steeds zijn heftigste aanvallen op die eenheid heeft gericht ??!!
Hij weet dat, als hij maar bewerken kan dat een paar planken niet naast elkaar willen staan, de waarde van het huis en van de poort daarmee onmiddellijk drastisch wordt verminderd. Elke openbaring van eenheid onder christenen lokt dan ook bijgevolg een hevige tegenaanval uit. Direct in het begin van de Handelingen zien we dit reeds gebeuren. In Handelingen 4 begint de vijand allereerst met een tegenaanval van buitenaf:
Handelingen 4:1-3 En terwijl zij tot het volk spraken, overvielen hen de priesters, de hoofdman van de tempel en de Sadduceeën, zeer verontwaardigd ... en zij sloegen de handen aan hen ...
Deze aanval mislukt echter. In plaats dat de gemeente hierdoor verdeeld wordt, wordt men nog hechter aan elkaar gesmeed. Merkwaardig is, hoe de aanvallen van de vijand juist leiden tot grotere zegen:
Handelingen 4:31 ... en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid.
Als de aanval van buiten afgeslagen wordt, probeert de vijand het met een aanval van binnen uit:
Handelingen 5:1,2 En een zekere man, met name Ananías, met zijn vrouw Saffíra, verkocht een eigendom, hield iets van de opbrengst achter, ... en bracht een zeker deel ...
Deze geschiedenis doet ons heel sterk denken aan Achan, die oorzaak werd dat heel het volk bij Ai de nederlaag leed.
Gelukkig werd de leugen hier tijdig ontdekt en het resultaat van alles was een grotere zegen:
Handelingen 5:11,12 ... een grote vrees kwam over ... allen ... En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen ...
Na nog een aanval van buiten af kwam er weer een van binnen uit - deze laatsten zijn altijd het gevaarlijkst!
Handelingen 6:1 En toen in die dagen de discipelen talrijker werden, ontstond er gemor ….
Nu niet een hevige aanval, nu ook geen bedriegen van de Heilige Geest, nu alleen maar een beetje mopperen!
Mopperen ontstaat daar, waar eigenbelang niet is gekruisigd. Het mag maar een heel kleine zonde lijken, maar hier ligt de kiem voor een verbreking van de eenheid!
Gelukkig werd ook dit gevaar afgewend en evenals bij de vorige aanvallen volgde hier weer een grote zegen:
Handelingen 6:7 En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.
4. Eenheid: de tegenwoordige toestand
Maar hoe is het tegenwoordig?
Destijds leed de vijand de nederlaag en lukte het hem niet de eenheid van de gemeente te verbreken. Maar nu ?!
En als de vijand zijn hevigste aanvallen op deze eenheid concentreert, moeten wij dan niet onze grootste aandacht aan die eenheid wijden?!
Nee, het gaat hier niet om stichtelijke gedachten, vrome bespiegelingen - laten wij onszelf eens heel concreet afvragen of wij ooit wel de grote waarde en betekenis van die eenheid hebben gezien en of wij ook daadwerkelijk meehelpen om deze openbaring van eenheid te bevorderen.
Ja zeker, we zijn allen één in Christus - maar met dit te zeggen zijn we nog lang niet klaar!
Het ontbreekt de doorsnee christen volkomen aan alle besef dat hij deel hoort uit te maken, actief deel, van een levend organisme. De doorsnee christen is volkomen individualistisch ingesteld. Hij gaat naar de kerk om zijn geestelijke maaltijd te halen - om van lagere motieven maar helemaal niet te spreken! - en trekt zich precies evenveel aan van de anderen in de kerk als hij in een restaurant zich iets zou aantrekken van de aanwezigen aan de andere tafels. Misschien gaat hij elke zondag plichtsgetrouw naar hetzelfde geestelijke ‘restaurant’. Misschien ook kijkt hij zaterdagavond in de predikbeurten welk van de vele ‘restaurants’ hem het beste menu kan voorzetten. En zeer zeker komt hij er in de kerk goedkoper af dan in een restaurant! (Wat hij in de collectezak doet is een zeer goede graadmeter van wat de zaak van God hem werkelijk waard is!) Hij voelt zich verantwoordelijk zijn godsdienstige plichten waar te nemen. Die plichten dienen om hemzelf veilig te stellen, zijn geweten te sussen en, niet onmogelijk, smaakt het menu hem ook wel goed. Maar wat betreft een verantwoordelijkheid tegenover de medeleden van zijn kerk - als hij voor zichzelf kan zorgen, dan kunnen zij het toch ook!
- Toen zei de Here tot Kaïn: Waar is uw broeder ... ?
- En hij zei: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?
Laten we nooit vergeten dat Kaïn een zeer godsdienstig man was! Het is niet van Abel, maar van Kaïn, dat de Bijbel ons het eerst zegt dat hij aan de Here een offer bracht! Het verschil tussen Kaïn en vele tegenwoordige christenen is, dat Kaïn tenminste nog de moed had zijn broeder dood te slaan, terwijl heel velen nú dit alleen nog maar in hun hart durven doen.
Kaïn was een godsdienstige individualist. Alles draaide om hemzelf. En toen een ander meer Gods gunst verwierf dan hijzelf, heeft hem dit niet verblijd, integendeel. Eigenbelang stond bij hem in het middelpunt en zijn broeder offerde hij op het altaar van zijn eerzucht en haat.
Hoe heel anders de geest van Christus!
Jezus legde Zichzelf op het altaar van het kruis ter wille van Zijn broeders. Nee, ter wille van Zijn vijanden!
Kaïn is het prototype van de doorsnee christen van deze tijd. Misschien doen we er goed aan onszelf af te vragen of dat bij ons ook het geval is.
Natuurlijk zullen wij onze naaste niet met een knots doodslaan. We leven daarvoor ook in veel meer verfijnde dagen. Wij vermoorden onze broeder alleen maar door hem met al zijn ellende geestelijk in de kou te laten staan, of door over hem te kletsen en te roddelen.
En wat betreft de honderden miljoenen heidenen die nog nimmer de boodschap van Jezus hebben gehoord, daar hebben we volkomen lak aan.
5. Eenheid: onze verantwoordelijkheid
Maar hoe moet het dan ?
Misschien is de kerk waarin we staan een samenraapsel van godsdienstige individualisten en helemaal niet in geestelijke zin een ‘huis van God’.
Toch kan men in vele kerken nog levende christenen aantreffen. Wanneer nu zij die geestelijk leven bezitten, geestelijke gemeenschap met elkaar zouden beoefenen, bijvoorbeeld in een gebedscel de eenheid met elkaar zouden gaan beleven, dan zouden zij een heiligdom kunnen vormen, waarin God Zijn heerlijkheid zou kunnen openbaren.
Dit gebeurt ook inderdaad reeds op vele plaatsen. Maar ... het zou nog veel meer kunnen gebeuren.
Zoiets kan hiermee beginnen, dat we uitzien naar één of twee anderen met wie we samen kunnen bidden, Gods Woord lezen en de eenheid beleven.
Bent u hier al mee begonnen?
- Zo ja, God zegene u en stelle u tot een grote zegen.
- Zo niet, waarom niet?
Bent u het er niet mee eens? Dat is uw goed recht!
Bent u het er wel mee eens - alleen u doet het niet??!!
Dat is erger! Want, als u dat ziet als de wil van God en u doet het niet, dan bent u ongehoorzaam aan Zijn wil, feitelijk in opstand tegen Hem!
Dan zijn er twee mogelijkheden: Begin er alsnog zo spoedig mogelijk mee of leg deze studie direct weg en vermeerder uw eigen oordeel niet door er verder in te lezen. Nee, deze studie is niet bedoeld om iemand een leer of een methode op te leggen - de Heer moet door Zijn Geest ons de dingen laten zien. Eén ding echter willen we allen op het hart binden en dat is: de wil van God te doen, precies in de mate waarin je die op het moment ziet.
We zijn de geestelijke ‘taartjeseters’ beu, die ‘smullen’ van wat hun wordt geboden, zwelgen in stichtelijke godsdienstige gedachten, maar er geen vinger voor uitsteken om in de praktijk van hun leven de wil van God te gaan doen.
Laten we de Heer vragen wat onder de gegeven omstandigheden Zijn taak voor ons is. Hij zal het ons zeker tonen.
En laten we het dan ook doen!
In het volgende hoofdstuk hopen we dit onderwerp te vervolgen.
HOOFDSTUK 16
De gemeente - de verhouding van de poort tot het gehele huis (5)
In de afgelopen hoofdstukken hebben we getracht aan te tonen dat het apostolaat van de gemeente, of zo men wil: evangelisatiearbeid, niet iets is wat los staat van de toestand van de gemeente, maar er ten nauwste mee samenhangt.
We hebben gezegd, dat de poort afhankelijk is van het gehele huis.
Wat we hier nog eens extra willen onderstrepen, is dat één van de voornaamste oorzaken van de vele mislukkingen op evangelisatiegebied is: de individualistische instelling van de meeste christenen.
Men heeft nooit werkelijk de betekenis gezien van het collectieve: de betekenis en waarde van geestelijke gemeenschap, de principes en wetten van het lichaam van Christus.
Laten we hier, samenvattend, de drie grote fouten weergeven die in dit verband steeds weer worden gemaakt:
- Een individualistisch zoeken naar kracht
- Een individualistisch werken voor God
- Een individualistisch einddoel nastreven
We willen het hier niet hebben over hen die niet zoeken naar de kracht van de Heilige Geest.
Integendeel.
In het algemeen is het zo in geestelijk werk dat onze afhankelijkheid van de kracht van Gods Geest theoretisch wel erkend wordt, maar praktisch verloochend. Iemand moet goed en overtuigend kunnen spreken, voldoende opleiding hebben genoten, een goede psychologische kijk op mensen hebben, weten hoe elk afzonderlijk probleem te benaderen - dat zijn wel de maatstaven die het meest worden aangelegd.
Maar dat hij afhankelijk zou zijn van de gemeenschap waarmee hij verbonden is, van het geestelijk leven en de geestelijke kracht daar - dat wordt slechts zelden, al was het maar theoretisch, gezien.
Het gaat ons hier echter om hen, die zich bewust zijn de kracht van Gods Geest in leven en werk nodig te hebben. Dit bewustzijn is dikwijls het gevolg van teleurstelling over de resultaten in het werk.
Wanneer iemand zich bewust wordt het werk in eigen kracht niet aan te kunnen, dan gaat hij zoeken naar de kracht van God. Hij bidt om die kracht, hij leest zijn Bijbel erover na en elk boek dat hij over dit onderwerp kan vinden; spreekt er met anderen over en bezoekt bijeenkomsten waar over dit onderwerp wordt gesproken.
Allemaal prachtig, maar ... bijna steeds wordt het bekleed worden met kracht uit de hoge gezien in het licht van de persoonlijke ervaring en los van het lichaam van Christus, het huis van God, de gemeenschap, het collectieve. De poort wordt los gezien van het huis als geheel.
1. Een individualistisch zoeken naar kracht
Hoevelen hebben niet gezocht naar de volheid van de Heilige Geest en zijn teleurgesteld! Het was hun een raadsel: immers, God belooft toch die volheid aan hen, die deze zoeken!
Er zijn vele geestelijke leiders geweest die zich bewust werden meer van de kracht van de Heilige Geest in hun leven nodig te hebben voor het verrichten van hun werk, bijvoorbeeld evangelisatiewerk. En zij hebben gebeden en gesmeekt om de doop met de Heilige Geest. Er zijn er, die uren en uren en uren hebben gebeden, gecombineerd met vasten, om de grote kracht van God te mogen ontvangen.
En toch zijn zovelen teleurgesteld! Verhoorde God hun gebeden dan niet?
Zonder twijfel wilde de Heer niets liever dan hun gebeden verhoren. Maar God heeft ons in Zijn Woord óók wetten gegeven en die mogen we niet veronachtzamen.
Een zeer belangrijke factor is wel: het motief!
In het zoeken naar de volheid van de Heilige Geest is het motief maar al te vaak zuiver egoïstisch: men zoekt bijvoorbeeld blijdschap voor zichzelf.
Er kan een zoeken zijn naar de geestesgaven, alléén maar omdat men de voldoening wil smaken iets bijzonders te ervaren of te bezitten. Ook kan er een zoeken zijn naar de Geestesdoop om niet voor anderen onder te doen of om met iets te kunnen schitteren.
Zelfs daar waar er een oprecht verlangen is om mensen te kunnen helpen, kan dit verlangen vermengd zijn met andere, onzuivere verlangens: bijvoorbeeld het verlangen anderen tot Christus te brengen én zelf op podium of preekstoel te schitteren en naam voor zichzelf te maken.
Satan viel, toen hij ernaar streefde God gelijk te worden. Die verzoeking gebruikte hij ook bij Eva: Gij zult zijn als God! (Genesis 3:5). Zo kunnen ook wij Gods kracht zoeken om onszelf tot God te maken, om de plaats van God in te nemen, om - onbewust - Hem van Zijn eer te beroven!
God wil ons Zijn Geest schenken, Hij verlangt ernaar ons die te schenken, maar alléén aan hen die gehoorzamen aan het: ... zoekt eerst Zijn Koninkrijk ... Dan is het Zijn belang, om ons Zijn kracht te schenken!
Maar ook daar, waar de motieven, in zoverre dit menselijk mogelijk is, zuiver zijn, kan de fout worden gemaakt individualistisch ingesteld te blijven.
Op de pinksterdag schonk God Zijn Geest niet aan een aantal individuen, maar aan Zijn gemeente, aan het lichaam van Christus. Wanneer we de krachten in dat lichaam willen ervaren, dienen we ook de wetten van dat lichaam te gehoorzamen!
Wanneer Jezus’ discipelen in de tien dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren elk op eigen houtje de belofte van de Vader waren gaan zoeken, dan zou er nooit een uitstorting van de Heilige Geest zijn geweest!
Bij de tabernakel was het ook niet zo dat elke plank van het heiligdom iets van Gods heerlijkheid ontving en dat men toen die planken bijeen bracht om te komen tot een huis, met Zijn heerlijkheid vervuld! Nee, eerst moesten de planken een huis vormen, daarna kwam de heerlijkheid pas.
De vragen in verband met de Heilige Geest ziet men meestal in het licht van: God en ikzelf. Deze vragen dienen echter gezien te worden in het licht van: God, de gemeente en ikzelf. Of, om het anders te zeggen: onze beleving van de kracht van de Geest van God wordt niet alleen bepaald door onze persoonlijke verhouding tot God - zoals de meesten denken - maar ook door onze verhouding tot Zijn huis.
Daarom is het dat zovele voorgangers, die wel Gods volheid zoeken, deze nooit ontvangen.
Ja heus, er zijn nog wel gemeenten waarvan sommige leden zich naar de volheid van Gods Heilige Geest uitstrekken!
Let wel: we willen niet zeggen dat God nooit aan iemand in de binnenkamer, alleen, de volheid van Zijn Geest schenkt. Er zijn voorbeelden genoeg waar dit wel is gebeurd. Daar, waar er nog geen levende gemeenschap is, geen reservoir van Zijn Geest, geen mensen die gemeenschappelijk willen zoeken naar die volheid, daar begint God met één en vormt dan door die éne een gemeenschap.
God heeft de Ene gezonden: de God-mens Jezus Christus. Bij Zijn doop in de Jordaan daalde de Heilige Geest op Hem neer. Toen is Hij begonnen met het vormen van een groep mensen, Zijn discipelen, die gemeenschappelijk die grote volheid zouden ontvangen.
Zo gebeurt het nu nog dat, in plaatsen waar geen openbaring is van de gemeente en alles geestelijk dood is, God Zijn hand op de enkeling legt en die met Zijn Geest vervult, zodat daar een gemeenschap ontstaat.
Maar daar waar die levende gemeenschap wel is - dus een openbaring van de gemeente - bindt de Heer Zich aan die gemeente.
En wanneer dan iemand uit eigenwijsheid of uit individualisme zich aan die gemeenschap onttrekt en op eigen houtje gaat zoeken naar Gods volheid, zal hij tevergeefs bidden en zoeken!
Een klassiek voorbeeld uit de geschiedenis is dat van Graaf Von Zinzendorf van de Hernhutter gemeente.
Maandenlang heeft hij gewerkt in een groep gelovige mensen om hen, die onderling hopeloos verdeeld waren, bij elkaar te brengen in de liefde van Christus. De tegenstellingen waren heel groot.
Eindelijk was het zo ver en op een zondagmorgen, de eerste keer dat men in eenheid gezamenlijk het avondmaal vierde, openbaarde de Geest van God Zich op machtige wijze in hun midden. Gods Huis werd met Zijn heerlijkheid vervuld! Allen die daar waren, ontvingen een wonderbare ervaring van de volheid van de Geest van God. En meer nog dan dat: toen de Heilige Geest op deze gemeente was gekomen - als reservoir - is door het kanaal van de vele zendelingen die vandaar uitgingen het levende water gestroomd tot duizenden en nog eens duizenden in vele landen ter wereld.
Zo hangt dan onze persoonlijke ervaring van de kracht van de Geest van God heel nauw samen met de toestand van de gemeente waarin wij staan en onze verhouding daartoe.
Heel, heel veel moeilijkheden in het geestelijk leven zijn alleen maar daaraan te wijten dat men individualistisch is ingesteld en niet de principes van het collectieve, de gemeenschap, het lichaam ziet.
Nogmaals: het levende water dat uitstroomt door de poort, ontspringt in het heiligdom, het huis.
2. Een individualistisch werken voor God
Het is mogelijk op een individualistische basis de zegen van Gods Geest, de zegen van het lichaam van Christus te zoeken.
Maar zo is het ook maar al te goed mogelijk om op een individualistische basis te willen werken in Gods koninkrijk, dus in het lichaam. Individualisme zit ons in het bloed. Wij kunnen ons moeilijk aan de wetten van de gemeenschap onderwerpen. We willen onafhankelijk zijn.
Satans val werd veroorzaakt door zijn onafhankelijk willen zijn van God.
Alle beroerdigheid en ellende in deze wereld vindt zijn oorzaak daarin, dat het mensdom onafhankelijk wil blijven van God.
De beroerdigheid in de christenheid vindt daarin zijn oorzaak dat zij, die zich naar Gods naam noemen en Hem schijnbaar dienen, maar al te vaak in werkelijkheid onafhankelijk van Hem willen blijven.
Deze geest van onafhankelijkheid komt ook hierin tot uitdrukking dat men zelfstandig wil kunnen denken en handelen, en dat men zich niet aan de door God gestelde orde in zijn gemeente wil onderwerpen.
Een voorganger van een gemeente staat heel in het bijzonder bloot aan deze verzoeking. Hij staat ‘boven’ de gemeente, hij draagt verantwoordelijkheid voor de gemeente, hij moet het zeggen in de gemeente - het is dan heel moeilijk voor zo iemand om zich bewust te worden, dat hij ook afhankelijk is van de gemeente!
Ooit voelde Paulus - de grote Paulus - zich afhankelijk van de gemeenten, nog wel van gemeenten die hij zelf had gesticht:
Efeze 6:18-20 En bidt daarbij met aanhoudend bidden ... ook voor mij, dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde, om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken, ... Dan zal ik daartoe vrijmoedig kunnen optreden, zoals ik behoor te spreken.
Was dit maar vroom gedaas van Paulus of meende hij werkelijk wat hij zei?
Wanneer hij dit werkelijk meende (en dit deed hij vanzelfsprekend!), dan houden deze woorden in dat hij zich in zijn dienst afhankelijk voelde van anderen en hun voorbede.
Eerst was hij, Paulus, het middel geweest waardoor deze gemeente de Geest van God ontving. Nu werkte deze gemeente eraan mee, dat hij meer kracht ontving.
Ja, zelfs als iemand het middel in Gods hand is geweest voor het ontstaan van een levende gemeenschap, is hij toch op zijn beurt ook weer van die gemeenschap afhankelijk en mag hij er zich niet als dictator boven stellen, of er op andere wijze onafhankelijk van gaan staan.
Maar hoeveel voorgangers moeten tegenwoordig hun werk niet verrichten zonder dat er mensen achter hen staan met: ... aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking ... Efeze 6:18.
Of moeten we de vraag misschien zó stellen: hoe weinig voorgangers zijn er die zich in hun werk zo afhankelijk weten van de Geest in de gemeente en van de voorbede dat zij er voortdurend op aandringen dat voor hen zal worden gebeden??!!
Gebeurt het niet al te vaak dat voorgangers zich ver boven de gemeente stellen, als autocraten optreden en zichzelf daardoor afsluiten van de zegen die ze als leden van het lichaam van Christus zouden kunnen ontvangen?
En anderen die het evangelie verkondigen, in hoeverre zijn ze zich bewust dat, terwijl zij ‘de poort’ omhoog houden, het noodzakelijk is dat zij dit doen in innige verbinding met Gods huis, waar Zijn heerlijkheid woont??!!
Verreweg de meesten die het evangelie verkondigen, doen dit op grond van hun persoonlijke gaven of capaciteiten en niet op grond van hun verbondenheid met een levend organisme, een levende gemeente.
En wanneer door een gemeente, een evangelisatiecommissie, een christelijke vereniging of iets dergelijks een spreker wordt uitgenodigd om het evangelie te komen verkondigen, wordt allereerst gekeken naar wat de spreker zelf presteert: of hij goed spreekt, mensen trekt, enzovoort, enzovoort.
Hoe zelden komt het voor dat de gemeenschap van wie de uitnodiging uitgaat zich van het volgende bewust is: wat de spreker door Gods genade zal kunnen bereiken zal grotendeels afhangen van de geestelijke kracht die wij hier met elkaar als groep kunnen opbrengen.
Hoe gaat het bijvoorbeeld als een predikant op beroep moet preken??!! Voor de volle honderd procent legt men het accent op de prestaties ven de prediker! Dat het grootste deel van de verantwoordelijkheid ligt bij de gemeente, dáár wordt in het geheel niet aan gedacht!
Zo wordt bij de voorgangers individualisme gekweekt en bij de gemeenten een verderfelijke passiviteit.
In die gevallen waar men nog geestelijk denkt, wordt het vrijwel altijd zo gezien, dat de spreker een kanaal van Gods zegen mag zijn op grond van zijn persoonlijke verhouding met de Heer.
Vaak bidt men de Heer ook nog om wat meer van Zijn kracht te schenken!
Heel zelden ziet men het zo, dat die spreker het kanaal, de uitmonding, moet zijn van de volheid van het leven Gods in die gemeente zelf!
Het is een groot, maar helaas weinig voorkomend voorrecht, kanaal te mogen zijn voor de doorstroming van Gods volheid uit een levende kerk.
Moge de Heilige Geest de ogen van velen, voorgangers en gemeenten in deze tijd, openen voor deze heerlijke roeping die God ons geeft.
3. Een individualistisch einddoel nastreven
- Men kan dan op een individualistische basis Gods kracht zoeken.
- Men kan op een individualistische basis pogen voor God te werken.
- Men kan in het werk ook de grote fout begaan een zuiver individualistisch einddoel voor ogen te houden.
Het is mogelijk om ernstig, oprecht, met zuivere bedoelingen en grote toewijding te werken in Gods Koninkrijk en toch niet te werken voor het eigenlijke doel van God!
We kunnen met heel ons hart daarvoor werken dat mensen tot Christus zullen worden gebracht en toch net precies de plank misslaan.
We kunnen het zo bezien, dat de mensen van nature verloren zijn (en dat is waar) en dat we daarom maar zoveel mogelijk mensen moeten redden - wat ook waar is, maar slechts de halve waarheid!
Het doel van God is niet slechts dat er zoveel mogelijk mensen worden gered, maar dat Zijn huis zal worden gebouwd!
Zoveel mogelijk levende stenen - ja! Maar van die stenen dient een tempel te worden gebouwd.
Zoveel mogelijk leden - inderdaad! Maar die leden dienen met elkaar een lichaam te vormen; het lichaam van Christus.
We kunnen ons tot het uiterste uitsloven om gelovige mensen geestelijk te voeden en op te bouwen en er toch hopeloos naast zitten!
We kunnen ons er namelijk geheel voor geven dat individuele gelovigen in Christus worden gesterkt en opgebouwd, maar er helemaal geen oog voor hebben dat Gods doel is dat zij als leden van een lichaam harmonieus, elk op zijn plaats en ten bate van het geheel, zullen functioneren!
In verband met het menselijk zenuwgestel lazen wij ergens het volgende: De taak van het zenuwgestel is om elk deel (van het lichaam) te brengen tot harmonieuze samenwerking met elk ander deel.
Opeens ging er ons een licht op: een lichaam, een organisme is iets waarin elk deel een functie verricht ten bate van het geheel.
Is het zo ook niet in het lichaam van Christus?!
Het zenuwgestel zagen we als een mooi voorbeeld van de Heilige Geest en Zijn werking. Een gemeente naar de gedachten van God bestaat niet uit een verzameling van individuen die elk voor zich geestelijk groeien, nee, een gemeente naar Gods gedachten is een vergadering van mensen die elk op zijn wijze en elk op zijn plaats meewerken aan de opbouw van een levend organisch geheel.
Het Nieuwe testament laat dit heel duidelijk zien:
1 Corinthiërs 12:7 ... aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.
1 Corinthiërs 12:25 ... opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden gelijkelijk voor elkander zouden zorgen.
1 Corinthiërs 14:12 Zo moet ook gij, ... trachten uit te munten tot stichting van de gemeente.
Efeze 2:21,22 In Hem was elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, ... tot een woonstede Gods in de Geest.
Efeze 4:16 En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde.
Lees hier ook eens:
1 Corinthiërs 12 en 14 in hun geheel. Misschien kan het geen kwaad hoofdstuk 13 erbij te nemen.
Zo is het dan mogelijk een gemeente te hebben, die bestaat uit werkelijk wedergeboren mensen en daarenboven mensen, die geestelijk levend zijn en in het geloof opgroeien en toch ... het eigenlijke doel van God missen!
Zo’n gemeente, bestaande uit geestelijke individualisten, en aan de andere kant een gemeente die een levend organisme is waarin en waardoor de Geest van God kan werken - dat zijn twee werelden apart!
- - - - -
Wat is ons menselijk lichaam niet een kunststukje van de Schepper!
Maar alles wat God heeft geschapen, heeft een hoger doel, wijst heen naar iets hogers, iets van de geestelijke wereld.
God heeft het menselijk lichaam gegeven als een voorbeeld hoe Hij wil dat Zijn gemeente functioneert.
Veronderstel dat onze hand zou zeggen: Ik weiger om nog langer voor die luie maag te werken. Ik kan me ervoor uitsloven en hij doet maar niets dan opslokken! Ik ga voortaan alleen voor mezelf zorgen!
Al heel spoedig zou die hand krachteloos zijn!
Maar is dit niet wat er gebeurd is in het lichaam van Christus?!
Door het individualisme, doordat een ieder alleen of voornamelijk aan zichzelf heeft gedacht, is het hele lichaam verzwakt en lijden allen daaronder!
De enige weg om zelf te groeien en tot volheid te komen, is: te gaan werken voor alle andere leden van het lichaam.
Wanneer zij, wier taak het is de poort hoog te houden, eraan meewerken dat het huis wordt vervuld, dan zal er ook door de poort veel meer levend water kunnen stromen.
Maar er is een nog belangrijker motief: Christus Zelf verlangt naar een gemeente waarvan Hij waarachtig hoofd zal zijn en die als een levend lichaam functioneert tot eer van Zijn naam!
HOOFDSTUK 17
De gemeente: de verhouding van de poort tot altaar, wasvat (enzovoort).
In dit hoofdstuk van deze studie willen we heel in het kort de verhouding zien van de poort tot de andere voorwerpen:
- 1. Poort en altaar
- 2. Poort en wasvat
- 3. Poort en kandelaar
- 4. Poort en tafel
- 5. Poort en reukofferaltaar
- 6. Poort en troon
In de loop van de tijd hebben we behandeld:
a) De geschiedenis van Israël, vanaf Exodus 1- 24: de bouw van de tabernakel.
b) De tabernakel, in het licht van de weg van poort tot troon of de weg tot vollere gemeenschap met God.
c) In de hoofdstukken 1–7 van deze cursus de tabernakel als het huis van God, als voorbeeld van het innerlijk leven van de individuele gelovige.
d) In de hoofdstukken 8–16 zagen we de tabernakel, eveneens als het huis van God, maar dan als voorbeeld van de gemeente, universeel en plaatselijk.
Aan de poort - op zichzelf en in verhouding tot het hele huis - hebben we niet minder dan zeven hoofdstukken besteed.
Aan het eind van de hoofdstukken 10 en 11 hebben we gezegd, dat er nauw verband bestaat tussen de poort en de rest van de tabernakel, dus tussen de poort en de verdere voorwerpen: altaar, wasvat, kandelaar, enzovoort.
We hebben nu vijf hoofdstukken besteed aan de verhouding van de poort tot het hele huis.
Tot slot willen we enkele dingen zeggen over de verhouding van de poort tot elk van de andere voorwerpen.
1. Poort en altaar
De poort staat in het nauwste verband met het altaar. Het altaar is het eerste wat gezien wordt bij het binnengaan van de poort.
Wanneer de gemeente Christus als poort voor de wereld buiten omhoog houdt, dan moet het zijn de Christus van het kruis: Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd. 1 Corinthiërs 2:2.
Maar - en dit is zo uiterst belangrijk - een effectieve prediking van het kruis van Christus is alleen mogelijk door gekruisigde mensen!
Wij kunnen woorden gebruiken over het kruis en die woorden kunnen naar de letter de zuiverste waarheid zijn, maar wanneer deze woorden gebezigd worden door ongekruisigde mensen, dan worden ze van hun kracht beroofd en blijft de verkondiging zonder gevolgen.
Wordt niet in vele plaatsen de zuivere leer van het kruis verkondigd terwijl alles toch dor en dood blijft??!!
Nee, alleen in die mate dat het kruis een machtige realiteit in de plaatselijke gemeente wordt, zal de poort op effectieve wijze omhoog gehouden kunnen worden, zó, dat mensen ook inderdaad binnengaan.
Eerder zagen we dat de poort slechts dan zijn werk zou kunnen doen, als de omheining een ononderbroken geheel vormde. Met andere woorden: de prediking van Christus houdt ten nauwste verband met het getuigenis van de eenheid der gelovigen. Die eenheid is echter alleen mogelijk op de basis van het kruis!
Verder hebben we gezien dat Gods huis alleen dan met Zijn heerlijkheid wordt vervuld als de planken schouder aan schouder staan. Ook dit is alleen mogelijk op de basis van het kruis.
Daar waar het kruis niet wordt aanvaard en innerlijk beleefd, zullen er altijd onenigheden, kibbelarijen, ruzies enzovoort ontstaan.
2. Poort en wasvat
Wanneer de omheining in plaats van helder wit en rein te zijn, vuil en besmeurd is, zullen er weinig mensen worden aangetrokken om binnen te gaan door de poort.
Het witte linnen van de gemeente is dán rein en onbesmeurd, wanneer de christenen niet alleen gaan staan op de basis van het kruis, maar ook in hun praktisch dagelijks leven het wasvat toepassen!
We kunnen tot in het oneindige praten over de kracht van Christus’ kruis, maar als de buitenwereld die kracht niet daarin gedemonstreerd ziet dat onze levens anders zijn dan van hen, zal al onze verkondiging hun weinig of niets doen. We zullen onszelf er alleen maar bespottelijk mee maken.
Iemand heeft eens gezegd: Het christendom is een prachtig iets! Iemand moest er eens een begin mee maken!
Misschien ook hebben we dit wel eens gehoord: Wat je bent spreekt zo luid, dat ik niet horen kan wat je zegt!
In Amerika is het in vele kerken de gewoonte om jaarlijks een evangelisatiecampagne te houden. (Dit zou in Nederland ook meer moeten gebeuren!) Vaak wordt het zo gedaan dat men eerst een week lang bijzondere bijeenkomsten houdt voor de gemeente. In deze diensten wordt dan het wasvat grondig toegepast! Pas als de gemeente in de juiste houding ten opzichte van de Heer staat en ook als de gemeenteleden ten opzichte van elkaar staan, dan worden er gedurende een tweede week speciale bijeenkomsten gehouden voor buitenstaanders.
Steeds weer is gebleken dat de enige weg om buitenstaanders werkelijk te bereiken, is: grote schoonmaak onder de gelovigen!
3. Poort en kandelaar
De taak van de gemeente is het licht van Christus te laten schijnen in deze donkere wereld.
Door de poort dient het volle licht van het heerlijke evangelie van Christus in grote kracht naar buiten te stralen. Maar ... dat licht kan alleen dán naar buiten stralen, wanneer het in de gemeente zelf aanwezig is! Alleen wanneer de kandelaar helder in het heiligdom schijnt, kan dat licht de wereld buiten bereiken.
Een der grootste geheimen van Paulus’ vruchtbare dienst was, dat de kandelaar bij hem zo helder brandde in het heiligdom van zijn innerlijk leven:
Galaten 1:15,16 ... toen het Hem, die mij ... afgezonderd en ... geroepen heeft, behaagd had, Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem onder de heidenen verkondigen zou, ...
De voorwaarde om Christus onder de heidenen te kunnen verkondigen, was dat God Zijn Zoon in hem openbaarde! Maar niet minder sterk geldt dit voor een gemeente als geheel. Daar waar de Heilige Geest de kans krijgt om de heerlijkheid van Jezus te openbaren, zal het licht ook helder naar buiten schijnen.
Het is mogelijk om op een dode en mechanische wijze het evangelie te verkondigen. Maar daardoor worden de mensen meer afgestoten dan aangetrokken. Een dergelijke verkondiging ontstaat daar waar in Gods huis de kandelaar niet helder brandt!
Laten wij in het gebed strijden om een vollere, levende verkondiging van de grootheid en heerlijkheid van Christus in zijn gemeente - hieraan bestaat ontzaglijke behoefte. Er wordt zoveel christendom verkondigd - wat we nodig hebben is meer van Christus Zelf!
Wanneer die vollere verkondiging in de kracht van Gods Geest er gaat komen, zullen we versteld staan over de resultaten van het getuigenis naar buiten!
4. Poort en tafel
De kandelaar werpt zijn licht op de tafel. Zó is het dat ook in het licht van de Heilige Geest. Christus wordt gezien als het brood des levens.
Voedsel is nodig om te kunnen leven; nodig om gezond en sterk te zijn.
Als het licht de openbaring van de Heilige Geest voorstelt, dan stelt het brood de inhoud van die openbaring voor.
En die inhoud is: Christus onze Kracht, ons Leven.
Daar waar in een gemeente weinig van de volheid van de Here Jezus wordt verkondigd, daar waar geestelijke honger en armoede heerst, daar zal men ook weinig hebben om de wereld aan te bieden.
Hoe zou men de wereld buiten de volheid van het brood des levens kunnen aanbieden als men die zelf niet ziet en beleeft?!
In een gemeente daarentegen, waar wél een volle verkondiging is van de grootheid en heerlijkheid van Christus (o, gelukkige gemeente!), daar kan het niet anders of er moet ook een krachtig getuigenis naar buiten zijn:
Handelingen 4:20 ... wij kunnen niet nalaten te spreken van wat wij gezien en gehoord hebben.
Laten we dit mogen onderstrepen: voor een krachtige verkondiging naar buiten is goed voedsel in de gemeente zelf een allereerste vereiste!
Het is niet genoeg dat aan de gemeente verteld wordt hoe brood eruit ziet, welke vorm het heeft, hoe veel het weegt, wat de kleur is, wat het recept ervan is, wat de chemische formule ervan is! Nee, er moet niet slechts over het brood worden gepraat - het moet aan de gemeente toegediend worden! De harten moeten worden gevuld en niet slechts de hoofden!
5. Poort en reukofferaltaar
Wanneer kandelaar en tafel ons laten zien wat de mens van God ontvangt, dan laat het gouden altaar meer zien wat God van de mens ontvangt!
Aan het gouden altaar immers stijgt het reukwerk der aanbidding op tot de Heer. Daar ontvangt Hij iets!
Echte aanbidding is er dan, wanneer wij ons te goed hebben gedaan aan het brood op de tafel, bij het licht van de kandelaar:
Deuteronomium 8:10 Gij zult eten en verzadigd worden en de Here, ... prijzen ...
Nu zijn wij er in het algemeen veel meer op ingesteld om iets te doen voor onze medemens dan voor de Heer - werken voor anderen neemt een veel grotere plaats in dan aanbidding. We verontschuldigen ons met: Maar dit doe ik toch ook voor de Heer! Dit excuus is te doorzichtig om nog commentaar te behoeven. Nee, werken, organiseren, actief zijn - dat alles spreekt ons aan. Tenminste, sommige mensen!!
Gods heiligdom ingaan en tijd besteden in ware aanbidding, nee daar hebben de meesten veel minder behoefte aan. (Dat God er wél behoefte aan heeft, zie Johannes 4:23b, laat ons betrekkelijk koud!)
Hier is dan een van de hoofdoorzaken dat zoveel evangelisatiewerk is gestrand: men heeft zich er helemaal op geconcentreerd om de mens buiten iets te brengen, maar weinig moeite gedaan om God iets te brengen.
Men heeft alle moeite gedaan om de poort hoog te houden - maar daar tegenover heeft men het aansteken van het reukwerk op het gouden altaar veronachtzaamd!
En wanneer wij God Zijn deel niet brengen, zal de Heer ons ook niet Zijn kracht schenken om aan de mensen hun deel te brengen.
In een levende gemeente echter, waar de harten vol zijn van de heerlijkheid van Christus en waar Hij spontaan de aanbidding ontvangt, dáár zal ook een krachtig en effectief getuigenis naar buiten toe zijn.
6. Poort en troon
Hier raken we een bijzonder belangrijk onderwerp: de troon van God met betrekking tot het apostolaat.
Er zijn veel oorzaken aan te wijzen die de mislukking kunnen verklaren van het meeste evangelisatiewerk. (Want dat verreweg het meeste werk op dat gebied een hopeloze mislukking is, kunnen we niet ontkennen!)
Maar hier raken we misschien de diepste oorzaak!
Om het heel kort te zeggen: het meeste evangelisatiewerk gaat uit van de mens - het behoort uit te gaan van God!
Een typisch Nederlandse vraag is: Waar gaat dit van uit? Het antwoord moest kunnen zijn: Van God! Meestal echter moeten we eerlijkheidshalve antwoorden: van de mens!
Kijk nu eens naar het Nieuwe Testament:
Handelingen 2:47b En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.
Handelingen 5:19,20 ... een engel des Heren opende des nachts de deuren van de gevangenis en leidde hen naar buiten en zei: Gaat ... spreekt tot het volk al deze woorden des levens!
Handelingen 8:26 ... een engel des Heren sprak tot Filippus en zei: Sta op en ga tegen de middag de weg op, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza.
Handelingen 10:19,20 En terwijl Petrus nog steeds over het gezicht nadacht, zei de Geest: Zie, twee mannen zoeken naar u; sta dan op, ga naar beneden en reis, zonder bezwaar te maken, met hen mede, want Ik heb hen gezonden.
Handelingen 13:2 ... zei de Heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.
Handelingen 13:4 Dezen dan, door de Heilige Geest uitgezonden ...
Handelingen 16:6,7 En zij gingen door het Frygisch-Galatische land, maar werden door de Heilige Geest verhinderd het woord in Asia te spreken; en bij Mysië gekomen, poogden zij naar Bithynië te reizen, maar de Geest van Jezus liet het hun niet toe; ...
Handelingen 16:10 Toen hij het gezicht gezien had, zochten wij dadelijk gelegenheid om naar Macedonië te vertrekken, daar wij eruit opmaakten, dat God ons had geroepen ...
Handelingen 18:9,10 ... de Here zei in de nacht door een gezicht tot Paulus: Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet; want Ik ben met u ...
Handelingen 20:22 En zie, nu reis ik, gebonden door de Geest, ...
Handelingen 22:21 En Hij zei tot mij: Ga heen, want Ik zal u uitzenden, ver weg, naar de heidenen.
Handelingen 23:11 ... de volgende nacht stond de Here bij hem en zei: Houd moed, want zoals gij te Jeruzalem van Mij getuigd hebt, moet gij ook te Rome getuigen.
Uit al deze teksten blijkt duidelijk hoe in de eerste christengemeente de Heer Zelf zeggenschap over Zijn werk had! Het was de Heer Zelf, die Zijn dienstknechten uitzond. Het was eveneens de Heer Zelf, die in bepaalde gevallen Zijn dienstknechten tegenhield.
Paulus noemt zich in de aanhef van zijn brieven soms een apostel van Christus Jezus. Apostel betekent: gezondene. Wat een machtig iets te weten, niet slechts dat je de Heer dient, maar dat Hij je uitdrukkelijk heeft gezonden! Het hele werk werd toen bestuurd, niet door een menselijke commissie, maar vanuit de troon van God.
En dit alles was mogelijk omdat Gods troon in Zijn huis was!
De kern van alle moeilijkheden in onze tijd, de diepste oorzaak van de ontkerstening is: dat Gods troon niet meer in zijn huis is.
Waar God Zelf vroeger de heerschappij voerde in het heilige der heiligen, daar heerst nu de mens. Er worden commissies en subcommissies gevormd, er wordt gepraat, gepraat en nog eens gepraat, er worden eindeloze plannen gemaakt en aan het eind mag de Heer er dan Zijn fiat aan geven!
O zeker, soms wordt er wel vooraf een zegen gevraagd en om Gods leiding gebeden! Maar wat is dat een karikatuur van het Bijbelse bidden en wachten op God! Onze christenheid gaat kapot aan de welgemeende menselijke pogingen de zaak te redden - pogingen van de mens, waarin de afhankelijkheid van God en Zijn troon praktisch volkomen verloren is gegaan.
- - - - -
Als we vanuit een of andere groep of gemeente evangelisatiewerk zullen gaan verrichten, is het goed onszelf de volgende vragen te stellen:
Troon: Heeft de Heer Zelf dit werk gewild? Leidt en bestuurt Hij alles?
Reukofferaltaar: Gaat alles om de aanbidding van de Heer? Is er veel gebed?
Tafel: Leven allen uit de volheid van Christus? Is Hij alles voor hen?
Kandelaar: Is de verlichting van de Heilige Geest realiteit bij allen?
Wasvat: Is alle bewuste zonde beleden en weggedaan? Zijn allen nu rein?
Altaar: Hebben allen het kruis werkelijk innerlijk volkomen aanvaard?
Omheining: Is het getuigenis naar buiten er een van reinheid en eenheid?
Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, bestaat er geen twijfel over de poort. Op grond van het voorgaande is het de meest vanzelfsprekende zaak dat zo’n groep Christus zal hooghouden voor de wereld buiten!
De groei van onze geestelijke visie
In de afgelopen lessen over het huis van God hebben we sterk de nadruk gelegd op de verhouding van de enkeling tot de gemeenschap.
Verreweg de meeste christenen leven op het vlak van de persoonlijke verhouding tot Christus alleen - het lichaam hebben zij nooit gezien. Vandaar dan ook dat zij telkens en telkens weer voor problemen komen te staan waarvoor zij geen oplossing weten.
Het is net alsof vele beloften in de Bijbel in de praktijk niet worden vervuld. Men heeft niet gezien dat de beloften in het Nieuwe Testament steeds te maken hebben met het kenmerkende van deze bedeling: het lichaam van Christus.
Als regel voltrekt de groei van onze geestelijke visie zich in de volgende volgorde:
a) Het objectieve
b) Het subjectieve
c) Het collectieve
- - - - -
a) Het objectieve
Hiermee bedoelen we dat we in het begin van onze geestelijke ontwikkeling het meest bezig zijn met wat Christus voor ons gedaan heeft.
Iemand die pas tot geloof gekomen is, zal steeds denken aan en spreken over de vergeving, de verlossing, Gods liefde en leiding in zijn leven, de betekenis van het kruis, enzovoort, enzovoort. Kortom, hij zal God en Christus steeds zien als buiten en boven hem.
b) Het subjectieve
Wanneer iemand een levend geloof bezit en dus groeit in zijn geestelijk leven, zal er een ogenblik komen, dat er een totaal nieuwe wereld voor hem opengaat: Christus in mij.
Zoals allerlei Bijbelteksten die spraken over Christus’ werk voor ons hem troffen, zo zullen nu allerlei teksten die spreken van Christus’ inwoning in ons - zoals: Christus leeft in mij - voor hem gaan leven,. Hij zal ook gaan zoeken naar de volheid van de Heilige Geest. Eerst was dit maar een klank voor hem - nu gaat hij dit zien.
c) Het collectieve
Zoals iemand wiens ogen opengaan voor het subjectieve, een volkomen nieuwe wereld binnenstapt, zó ook gaat er een volkomen nieuwe wereld voor ons open, als we het collectieve beginnen te zien: het lichaam van Christus.
We kunnen er reeds jarenlang alles van geweten hebben, alles bestudeerd hebben wat het Nieuwe Testament erover zegt, terwijl we het toch nooit ‘zagen’. We kunnen dit ook alleen zien door de verlichting van de Heilige Geest. Maar wanneer dit voor ons innerlijk oog open gaat, staan we verbaasd rond te staren in een totaal nieuwe wereld, een wereld waar ook totaal nieuwe wetten gelden en volkomen nieuwe perspectieven zich aan ons voordoen.
Zij, voor wie deze wereld nog niet openging, zullen ons niet begrijpen. Zij zullen ons bekritiseren. Zij kunnen niet begrijpen dat een ander dingen ziet die zij niet zien. Zoals iemand gezegd heeft: Hun onwetendheid is de maatstaf waaraan zij alles toetsen!
En zij demonstreren maar al te dikwijls hun vleselijkheid door hen, die meer zien dan zij, te belasteren en te vervolgen. Maar laten wij dan de Geest van de Meester openbaren!
De wereld van het collectieve is niet de laatste die voor ons open kan gaan! Daar volgen andere werelden op wanneer we de Heer trouw volgen.
Al heel spoedig begint een nieuw bewustzijn in onze geest te dagen: we beseffen te staan in een geestelijke wereld, waar geestelijke machten werkzaam zijn. We zien het lichaam van Christus ... mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten ... als instrument waardoor de macht van Gods troon - in Zijn huis - effectief wordt gemaakt tegen de machten der hel.
En daar weer achter ligt de hele wereld van het volle en uiteindelijke doel van God in de eeuwen der eeuwen ...
We wensen u een verdergaande studie van dit alles, geleid vanuit de troon, bedauwd door de Heilige Geest en niet eindigend dan bij de grenzen die God Zelf eraan stelt ...
Sidney S. Wilson
« vorige bijbelstudie — volgende bijbelstudie »