Bijbelstudies
- Maar eerst de kaper uit de cockp...
- Bruggenhoofd
- Blijdschap kwijt
- Kijk met Kerstmis verder dan de ...
- Het leven van Abraham
- Het huis van God
- De Tabernakel - De gemeenschap m...
- Openbaringen uit de Openbaring...
- ADVENT
- REVOLTE - Een studie over 1 Samu...
- 10 Redenen waarom wij bidden...
- De tijdperken en gebeurtenissen ...
- Een koningin gezocht
- 10 Redenen waarom God mens werd...
- Een allernieuwst testament...
- De betekenis van kerstmis...
- Het Wonder Van Het Pinkstergebeu...
- Het Wonder Van Het Pinkstergebeu...
- Verkondigt alle landen
- Leven uit de rechtvaardigmaking...
- Leviticus
- Een vreemd antwoord
- Is dat nu een God van liefde...
- MATTHEUS
- JOHANNES 3:16
- De feesten des HEREN
- Goddelijke geheimen uit Galaten...
- De gouden keten
- Getuige worden van Zijn opstandi...
- Pasen - en dan
- Hij is het
- Consequenties van het grote kers...
- Flakkerende kaarsjes of een vlam...
- KERSTFEEST - maar nu eens een ke...
- Is het geen waanzin om te zingen...
- Kerstfeest: Oorlogfeest! (1968)...
- ADVENT - In het licht van het ni...
- Voor die engelen was het maar ge...
- ADVENT - En het geheim van een a...
- Opwekkingen in de bijbel Hizkia...
- Ezra - opwekkingen in de bijbel...
- Hemelvaart - Het machtige feest ...
- Pinksteren en de gemeenschap van...
- Pinksteren en de gemeenschap van...
- Redding of Roeping
- Hemelvaart - De grootste der chr...
- Hemelvaart - Christus leeft in m...
- Hemelvaart - Een mens op Gods Tr...
- Hemelvaart - De verheerlijkte He...
- De Beker
- De Tabernakel
- De toekomst begint vandaag!...
- Judas en ik...
- Mozes, een teleurgesteld man...
- Kerstfeest en onze frustraties!...
- Het geloof van Herodes!...
Bijbelstudie: Opwekkingen in de bijbel Hizkia
2 Kronieken 29 - 31
Hoofdstuk 1.
De Bijbel bevat vele zwarte, maar daarnaast gelukkig ook wel lichte bladzijden. Een ervan is die van de vernieuwing in de tijd van Hizkia.
Na een en ander te hebben besproken van de opwekking in de tijd van Ezra, gaan we nu deze opwekking van Hizkia bekijken. We willen het dan hebben over de volgende punten:
- Opwekking na grote goddeloosheid
- Opwekking en Gods huis weer open
- Opwekking en herstel van deuren
- Opwekking en oproep voor werkers
- Opwekking en oproep tot heiliging
Van koning Hizkia, die zich zo beijverde voor een geestelijke vernieuwing, wordt ons allereerst het volgende verteld, te lezen in 2 Kronieken 29:1-3. Jehizkia werd koning, vijfentwintig jaar oud, en hij regeerde negenentwintig jaar te Jeruzalem. Hij opende in het eerste jaar zijner regering, in de eerste maand, de deuren van het huis des Heren en herstelde ze ...
1. Opwekking na grote goddeloosheid
Hizkia liet er geen gras over groeien! De kroningsfeesten kunnen nauwelijks voorbij zijn geweest of hij was al aan de geestelijke vernieuwing begonnen. We kunnen dan ook veilig aannemen dat hij al lang op dit moment had zitten wachten. Hij zal zich ontzettend hebben geërgerd aan de afgrijselijke afgoderij van zijn vader Achaz. Zie 2 Kronieken 28. Laten we daar even iets van lezen. Dan zien we ook hoe heel erg noodzakelijk de vernieuwing wel was! Achaz ... deed niet wat recht is in de ogen des Heren ... hij ... maakte zelfs gegoten beelden voor de Baäls; ja, hij ontstak offers in het dal Ben-Hinnom en verbrandde zijn zonen met vuur in overeenstemming met de gruwelen der volken ... De Here vernederde Juda om Achaz ... daar deze de tuchteloosheid in Juda bevorderd had en zeer ontrouw geworden was jegens de Here. ... Achaz liet het gerei van het huis Gods bijeenbrengen en stukslaan; hij sloot de deuren van het huis des Heren en maakte zich altaren op elke hoek te Jeruzalem. In elke stad van Juda maakte hij offerhoogten, om voor andere goden offers te ontsteken. En hij krenkte de Here, de God zijner vaderen.
2. Opwekking en Gods huis weer open
Waar Achaz de tempeldeuren had gesloten, was Hizkia's eerste vermelde daad, die weer te openen. Wat dit betekende? Bij gesloten deuren kon niemand naar binnen om God te zoeken. We denken hierbij aan Jezus' woorden: Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij sluit het Koninkrijk der hemelen toe voor de mensen. Immers, gij gaat er niet binnen en die trachten binnen te gaan laat gij niet toe daarin te komen. Mattheüs 23:13.
Dat men zelf niet naar binnen gaat, is de grootste misdaad die men tegen God en zichzelf kan begaan, maar anderen te verhinderen, is de allergrootste misdaad tegenover de naaste! Zo zijn er bijvoorbeeld veel mannen die buiten blijven en tegelijkertijd vrouw en kinderen verbieden om met kerk en geloof iets te maken te hebben.
Maar men kan op veel manieren de deuren sluiten. Men kan anderen afstoten door zijn levenshouding: door zijn lauwheid en laksheid, door zijn huichelachtigheid, door zijn slechte humeur, maar men kan het ook doen door zijn valse vroomheid, door zijn fanatisme, door zijn gedrijf! Hoe ontelbaar velen zijn er niet buiten gebleven doordat hun verkondigd was dat ze eerst moesten weten uitverkoren te zijn; dat ze bepaalde ervaringen moesten hebben en wat dies meer zij!
Wat is het dan machtig te weten: Ik zie een poort wijd open staan, waardoor het licht komt stromen... Dit is een geweldige boodschap! Laten we die dan ook duidelijk uitdragen. Vaak hebben we naar een goede prediking geluisterd waarin Jezus werkelijk als de Deur werd getoond, maar aan het slot, toen we dachten: Nu zal hij wel precies zeggen hoe de stap door te Deur te doen, klonk het 'amen'.
Ja, het is machtig te weten door die open Deur te zijn binnengegaan en wat hebben we dan ook een heerlijke roeping om de deuren voor anderen te openen! We willen toch een Hizkia zijn en geen Achaz! Een tussenweg is er niet. Wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit. Mattheüs 12:30.
Er zijn zeer veel brave christenen die er nooit aan zouden denken te verstrooien, maar ze doen ook geen moeite om bijeen te brengen. Zonder het zelf te weten, zijn ze dan handlangers van de hel!
Een schoolmeester riep een jongen in de klas tot de orde. 'Mijnheer, ik doe niks', zei de jongen. 'Je moet juist wel wat doen' was het commentaar van de meester. En zo zijn er velen die menen een erg goed christen te zijn omdat ze geen kwaad doen. In Mattheüs 25 wordt gezegd: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, tegen hen die niets gedaan hadden. En je hoeft werkelijk helemaal niets te doen om de deur te sluiten voor anderen. Is het dan niet diep tragisch hoeveel christenen de tijd van de Baas verlummelen! Of is de Heer dan niet hun Baas? Wanneer ons hart echter vol is van de Heer, zullen we noch onszelf, noch anderen vervelen!
3. Opwekking en herstel van deuren
Maar behalve de deuren te openen, heeft Hizkia ze ook hersteld. Ze verkeerden blijkbaar niet meer in de oorspronkelijke conditie. Is geestelijk gezien zo'n herstel in onze tijd ook niet heel erg hard nodig?
Als we Jezus als de Deur zien, dan is er uiteraard nooit een herstel nodig. Maar de deuren van het huis des Heren kunnen we zien als de verkondiging van Hem als de Deur. De Gemeente als het huis van God, heeft de grote opdracht Hem hoog te houden voor de wereld. De mensen zien namelijk niet Jezus zelf, maar het beeld van Hem, dat we als de Deur voor hen omhoog houden. Jezus is zonder meer volmaakt, maar de deuren van het huis, van de Gemeente dus, zijn vaak verre van volmaakt. Met andere woorden presenteren we het evangelie vaak heel anders dan in de Handelingen werd gedaan. Het is maar al te waar dat de deuren nodig aan herstel toe zijn — ze zijn niet meer in hun oorspronkelijke staat.
Natuurlijk ben je blij voor elke Bijbelvaste (?) christen die aan buitenstaanders verkondigt dat Jezus voor hun zonden is gestorven. En toch ... en toch ... waar vindt men de mensen die het evangelie precies zo brengen als in de Handelingen?
Als wij de mensen vertellen dat Jezus gestorven is voor hun zonden, dan is dat een machtige waarheid. Maar ... in heel het boek der Handelingen komt dit niet één keer voor! Daar komt de nadruk helemaal te liggen op het feit dat de gekruisigde nu is de opgestane, levende en verheerlijkte Heer. In Handelingen 3 begint Petrus zijn boodschap met de woorden: De God ... onzer vaderen heeft zijn knecht Jezus verheerlijkt! En telkens weer ligt de nadruk op de opstanding en op de Hemelvaart en troonsbestijging van Christus.
Waar echter hoor je tegenwoordig een evangelie verkondigen dat begint vanuit de verheerlijking?
Ja, in veel gevallen zijn de deuren gelukkig wel weer opengemaakt — ze zijn echter in verreweg de meeste gevallen nog niet hersteld. Je kunt zo gemakkelijk langs een bepaald platgetrapt paadje gaan, zonder er ooit echt bij stil te staan of dit wel dezelfde presentatie van het evangelie is als die, welke je in het Nieuwe Testament vindt.
Veelal vertellen wij buitenstaanders van Christus' dood en van Zijn bloed en, als ze tot geloof gekomen zijn, van Zijn opstanding en misschien van Zijn verheerlijking. In het Nieuwe Testament echter deed men het precies andersom! Leest u maar eens na!
4. Opwekking en oproep voor werkers
Hizkia's eerstvolgende stap, na het openen en herstellen van de deuren, was: Toen liet hij de priesters en de Levieten komen en vergaderde hen op het Oostplein ...
Na eerst actief een voorbeeld te hebben gegeven, roept de koning de mensen bij elkaar die te maken hebben met het huis van God.
Het is heel belangrijk om niet alles alleen te willen doen. Kreeg Mozes er niet zeventig helpers bij? Had Elisa niet een school voor profeten? Was één van Jezus' belangrijkste opdrachten niet om een groep van discipelen op te leiden? Wat een groot voorrecht is het toch om niet slechts zelf Gods boodschap uit te dragen, maar om tegelijk anderen te inspireren hetzelfde te doen.
De getrouwen onder deze Levieten en priesters zullen tijdens de regering van Achaz wel een bijzonder moeilijke tijd hebben gehad. Het moet een geweldig iets zijn geweest de roepstem van de koning zo te vernemen. Met hoeveel enthousiasme zullen velen de geestelijke nieuwe lente hebben begroet!
We kunnen ons dan voorstellen dat velen popelden van verlangen om, na de lange geestelijke winter, weer aan de slag te kunnen gaan en te werken voor de Heer. Er was ook zo enorm veel te doen. Hoe zouden ze niet erop uit moeten trekken om het van God afgedwaalde volk weer terug te roepen tot Hem! Wat zou er niet gepredikt moeten worden, vermaand moeten worden, aangespoord moeten worden, bemoedigd moeten worden! Daar zou de koning zeker heel veel over te zeggen hebben. En met spanning wachtte men het grote nieuws af.
5. Opwekking en oproep tot heiliging
En wat was dat nieuws dan wel? Hoort naar mij, Levieten! Heiligt u thans, ...
Ging er een gemompel van verbazing door de rijen? Er was zoveel werk te doen, zoveel te organiseren, zoveel te prediken, te onderrichten en van alles meer en nu begint de koning over heiliging te praten! Ja, gelukkig, Hizkia had het goed begrepen: om een driemaal heilig God te kunnen dienen, was het allereerste vereiste dat de werkers de weg van persoonlijke heiliging zouden gaan. Ongeheiligde mensen erop uitsturen om het volk terug te roepen tot een heilig God, zou even dwaas zijn als dronkaards uitzenden om geheelonthouding te prediken!
Maar, zal iemand vragen, hebben mensen met een ongeheiligd leven dan wel interesse om God te dienen? Ja, zeer zeker komt dit in veel gevallen voor! Je kunt enorm veel interesse hebben voor het geloof, je 'vlees' kan grote bevrediging vinden in allerlei godsdienstige activiteiten en je kunt helemaal opgaan in het organiseren daarvan. Het kan je 'vlees' ook geweldig strelen om op een podium te staan en mensenmassa's in je greep te houden ...
Maar behalve heiligt u thans, zegt de koning ook: Heiligt het huis van de Here, de God uwer vaderen ... Dat huis betekent voor ons in de eerste plaats, ons eigen innerlijk leven. Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest ... 1 Corinthiërs 6:19. In die tempel zit dikwijls nog heel veel onreins. Hizkia laat, wat die heiliging betreft, de Levieten niet in het onzekere — hij zegt hun heel duidelijk: brengt het onreine naar buiten ...
In hoofdstuk 30 lezen we van ijlboden die door heel Israël en Juda gingen met de brieven van de koning — maar dat kwam pas later — eerst moest men de vuiligheid uit de tempel naar buiten brengen. Om een heilig God werkelijk te kunnen dienen, moet men beginnen met een radicale schoonmaak in het eigen leven! Eruit met dat vuil! En de Heer Zelf erin! Dat is heerlijkheid.
Hoofdstuk II
De grote opwekking van Hizkia begon met het openen van de tempeldeuren en het herstellen ervan, het bijeenroepen en heiligen van priesters en Levieten en de reiniging van Gods huis.
Deze opwekking had gevolgen voor zeer verschillende groepen. We noemen de volgende:
- Opwekking en de rechten van God
- Opwekking en de dienaren van God
- Opwekking en de hele gemeente
- Opwekking en de afgescheidenen
- Opwekking en de gebonden mens
- Opwekking en de vreemdelingen
- Opwekking en de vijanden van God
- Opwekking en de gehele wereld
- Opwekking en de kerk der eeuwen
- Opwekking en de initiatiefnemer
1. Opwekking en de rechten van God
We beginnen met het voornaamste: met de rechten van God Zelf.
Dat Gods volk Hem had verlaten en daardoor in heel diepe ellende was terechtgekomen, was natuurlijk een ramp. Maar nog erger was het dat God Zelf er zoveel door tekort werd gedaan. Hij werd beroofd! Neem die dingen die Hizkia tegen de priesters zei in 2 Kronieken 29: 6,7: ... onze vaders zijn ontrouw geweest, zij ... hebben Hem verlaten ... Werd de Heer hierdoor niet beroofd? En wel van de gemeenschap met Zijn volk. En zijn we niet geschapen voor die gemeenschap met Hem? Zelfs hebben zij de deuren ... gesloten ... Hierdoor werd de Heer beroofd van de dienst van de priesters — zij konden de tempel niet binnen. ... geen reukwerk ontstoken, noch brandoffers gebracht ... aan de God van Israël ... Het reukwerk op het gouden altaar symboliseerde de aanbidding. De brandoffers, in tegenstelling tot zondoffers, waren een gave aan God. Ook van deze beide werd de Heer beroofd.
Maar wat een verandering bracht de opwekking teweeg. Hoe werden er weer offers gebracht, hoe werd de Heer weer door de priesters en Levieten gediend en hoe barstte er niet een gejubel los, een lofprijzing en aanbidding. Wat werd er niet door een grote menigte tot eer van God gezongen en op allerlei muziekinstrumenten gespeeld! Eindelijk, na zo'n lange tijd van geestelijke duisternis, ontving de Heer weer wat Hem rechtens toekwam!
2. Opwekking en de dienaren van God
Ja, het was een enorm feest. En wel voor de Heer in de eerste plaats.
Maar wat betekende het ook niet voor Zijn dienstknechten! De vorige keer hebben we al gezien welk een vreugde het voor de overgebleven trouwe priesters en Levieten geweest moest zijn om weer in de dienst van de Heer te mogen staan. Wat moet het voor hen ook niet betekend hebben om weer voor te mogen gaan in het brengen van offers aan de Heer, in het zingen en spelen, in het loven en prijzen!
Dan was er nog een belangrijke factor. In de tijd van afval, onder Achaz, hadden Gods dienaren maar moeten zien hoe ze aan de kost kwamen! Waar echter de harten tot bekering komen, daar worden ook de portemonnees bekeerd! Hizkia had een idee: Hij beval het volk ... een bijdrage te geven voor de priesters en de Levieten, opdat dezen al hun krachten zouden kunnen wijden aan de wet des Heren. Toen dit woord zich verbreidde, brachten de Israëlieten in grote hoeveelheid de eerstelingen van koren, most, olie, honig en van al wat het veld opleverde, en zij brachten in overvloed de tienden van alles. 31:4,5.
Een opwekking brengt mee dat de dienaren van God nooit tekort komen in hun dienst voor de Heer.
3. Opwekking en de hele gemeente
Behalve dat de deuren van Gods huis gesloten waren geweest, lezen we ook nog: Zelfs hebben zij ... de lampen gedoofd ... 29:7. Die lampen in de tempel spreken van de verlichting en de openbaring van de Heilige Geest in Christus' gemeente. Een tijd van afval kenmerkt zich dan ook altijd door geestelijke duisternis.
Verder is er ook sprake van: ... de tafel der toonbroden ... 29:18. Deze tafel werd door de kandelaar verlicht en het brood symboliseert het brood des levens. In een tijd van afval is er weinig brood op de slecht verlichte tafel!
Maar wat een verandering nu! Als gevolg van de opwekking is er weer licht en brood voor de gehele gemeente. Wat een vreugde! Wat een gejubel!
4. Opwekking en de afgescheidenen
Hizkia was een echt oecumenisch denkend mens, maar dan in de goede zin van het woord. Hij dacht niet alleen aan zijn eigen volk, Juda, maar tevens aan de andere tien stammen van Israël. Hij had natuurlijk kunnen redeneren: Ik ben koning van Juda — met die andere stammen heb ik niets te maken. Zij hebben de Heer helemaal verlaten, zij hebben zich ook vaak vijandig tegenover ons gedragen — ik laat ze aan hun eigen lot over. Maar nee, Hizkia begreep dat die andere stammen van Israël ook tot Gods uitverkoren volk behoorden, al waren ze nog zo van Hem afgedwaald. Trouwens, waren zij, Judeeërs, feitelijk zo veel beter?
Hij heeft echter niet op een oppervlakkige manier gezegd: Laten we maar weer één worden, laten we een verbond met elkaar sluiten! Nee, Hizkia riep ze terug tot de Heer zelf. Samen moesten zij zich reinigen en samen het paasfeest vieren, het feest van de verlossing door het bloed van het Lam! Zo leidt een opwekking tot een ware oecumene.
5. Opwekking en de gebonden mensen
Als Hizkia spreekt over de ontrouw die er geweest is, dan zegt hij ook dit: ... de toorn des Heren rustte op Juda en Jeruzalem ... Zie, hierom zijn onze vaders door het zwaard gevallen, en zijn onze zonen, onze dochters en onze vrouwen in gevangenschap. 29:8,9.
De ijlboden die Hizkia later uitzendt, geeft hij onder meer deze boodschap mee: Wanneer gij wederkeert tot de Here, dan zullen uw broeders en zonen erbarming vinden bij diegenen die hen als gevangenen hebben weggevoerd, en dan zullen zij naar dit land wederkeren. 30:9.
Er waren velen die maar al te graag het feest in Jeruzalem hadden meegemaakt, maar zij konden niet! Zij waren slaven, gebonden mensen.
Hizkia had een sterk leger kunnen organiseren om de gevangen broeders te bevrijden. Hun slavernij echter, was het gevolg van de zonde van Gods volk. Daarom zou de bekering van Gods volk de voorwaarde zijn voor hun bevrijding! Wonderlijke gedachte! Hoe verbijsterend te beseffen dat we oorzaak zijn dat anderen gebonden blijven, als we weigeren de opwekking door te laten breken in ons eigen hart.
6. Opwekking en de vreemdelingen
In 2 Kronieken 30:25 staat: De gehele gemeente van Juda, de priesters, de Levieten, de gehele gemeente die uit Israël gekomen was, en de vreemdelingen, zowel die uit het land van Israël gekomen waren, als die in Judea woonden, verheugden zich. Er waren in die tijd allerlei vreemdelingen in het land en ook zij werden door het vuur van de opwekking aangestoken. Salomo had immers gebeden: Ook wanneer een vreemdeling die niet tot uw volk Israël behoort, ter wille van uw grote naam, uw sterke hand en uw uitgestrekte arm uit verre lande komt, en men komt bidden in dit huis, hoor Gij dan uit de hemel, de vaste plaats uwer woning, en doe naar alles wat de vreemdeling tot u roept, opdat alle volken der aarde uw naam leren kennen ... 2 Kronieken 6:32,33. Zonder de opwekking echter, hadden al die vreemdelingen nooit het verlangen gehad om Israëls God zo te leren kennen.
7. Opwekking en de vijanden van God
Op elke goede opwekking volgt een tegenaanval van de vijand — zo ook hier. Sanherib, de koning van Assur, rukt tegen Juda op. 2 Kronieken 32.
Waarschijnlijk had geen vijand ooit tevoren zulke godslasterlijke taal gebruikt als deze. Het was om er de doodsschrik van te krijgen! Maar Hizkia wist op Wie hij zich kon verlaten en zodoende wist hij het volk moed in te spreken! Weest sterk en moedig, vreest niet en wordt niet verschrikt voor de koning van Assur en de gehele menigte die met hem is, want met ons is meer dan met hem. 32:7.
Als er geen opwekking was geweest, had Hizkia dit nooit kunnen zeggen! Nu kon hij vol vertrouwen de komst van de vijand tegemoet zien. Waar de opwekkingsvuren branden, wordt de vijand verslagen!
8. Opwekking en de gehele wereld
Naast zijn Godsvertrouwen bezat Hizkia tevens een wereldwijde visie. In 2 Koningen 19:19 waar deze geschiedenis ook beschreven staat, bidt Hizkia dit: Here, onze God, verlos ons uit zijn macht; dan zullen alle koninkrijken der aarde weten dat Gij, Here, alleen God zijt.
Hizkia dacht niet slechts aan de moeilijkheden van het ogenblik, hij dacht niet alleen aan zijn eigen volk, laat staan aan zijn eigen hachje — nee, hij besefte dat hier de mogelijkheid geschapen werd om de hele wereld te laten weten wie God is! Als gevolg van de opwekking zouden alle koninkrijken der aarde de macht van God gaan inzien.
9. Opwekking en de kerk der eeuwen
Hizkia mocht dan een wereldvisie hebben, maar hij zal zeker nooit hebben vermoed dat Gods volk door vele eeuwen heen, door zijn voorbeeld geïnspireerd zou worden. En hij zal zeker nooit hebben vermoed dat er na meer dan 2600 jaar mensen zouden zijn, die er een zegen van zouden ontvangen. Wanneer we de Heer dienen, dan weten we nooit hoe verstrekkend de gevolgen wel kunnen zijn! En dit geldt niet slechts voor enkele uitverkoren mensen met een bijzondere roeping! God gebruikt dikwijls de meest onaanzienlijke mensen als een schakeltje in de verwezenlijking van Zijn groot plan!
Een vonk van de opwekking in het hart van één van de minsten kan gevolgen hebben tot in de eeuwigheid!
10. Opwekking en de initiatiefnemer
Zo was deze opwekking dan van grote betekenis voor de Heer zelf, voor Zijn dienaren, voor de gehele gemeente van Juda, voor de afgescheidenen, voor de gebonden mensen, voor de vreemdelingen, voor de vijanden van God, voor alle koninkrijken der aarde en zelfs voor de kerk der eeuwen!
Maar wat denk je van Hizkia? Zal hij niet, door zo'n zegen te zijn, zelf ook niet een enorme zegen hebben ontvangen?
Wie met mij niet bijeenbrengt, die verstrooit, heeft Jezus gezegd. Aan ons de keuze of we een Achaz willen zijn of een Hizkia!
Hoofdstuk III
We gaan deze keer verder met de bestudering van de opwekking ten tijde van Hizkia en willen het dan hebben over de volgende punten:
- Opwekking en de tempeldienst voor God.
- Opwekking en het brandoffer voor God.
- Opwekking en lof en aanbidding voor God.
- Opwekking en muziek en gezang voor God.
- Opwekking en het Pascha feest voor God.
Er was eens een zendingspost in India waar lange tijd zeer veel goed werk was verricht. Er had een geest van opwekking geheerst, er waren veel mensen tot geloof gekomen en Gods zegen had heel kennelijk op de arbeid gerust. Maar toen kwam er een tijd waarin het net was alsof de Heer Zijn zegen weerhield. De hele atmosfeer werd anders, er kwamen nu niet meer zoveel mensen tot geloof en iedereen voelde dat er iets niet in orde moest zijn. Wel werd er hard gewerkt, erg hard zelfs, mogelijk nog harder dan vroeger, en toch ... en toch ... De zendelingen werden zo ongerust dat ze er een ernstige gebedszaak van maakten.
Toen begon men zich bewust te worden dat men zo druk was met het werk van de Heer, dat men geen tijd had voor de wil van de Heer! Althans niet voor Zijn hoogste wil! Door het vele werk waren de aanbidding en lofprijzing, het voornaamste priesterlijke werk, verslapt. Door zich te concentreren op het zo belangrijke werk van de redding van mensen, had men het allerbelangrijkste verwaarloosd. De Heer Zelf had niet meer de eerste plaats gehad!
Na het belijden van deze zonde en de terugkeer tot de eerste liefde, keerde ook de zegen terug.
In deze opwekking van Hizkia komt wel heel sterk naar voren: God eerst!
1. Opwekking en de tempeldienst voor God.
We hebben al gezien hoe Hizkia's eerst vermelde regeringsdaad was het openen van de deuren van de tempel. Hij had kunnen beginnen met het versterken van de stadsmuren voor een betere bescherming tegen de vijand of met het meer leefbaar maken van het land voor de mensen. Maar nee, hij begon met Gods huis.
De voornaamste taak.
We hebben ook gezien hoe Hizkia de priesters en de Levieten bij elkaar riep en hoe zij zich heiligen moesten. Erg mooi is wat hij zegt in 2 Kronieken 29:11 ... weest thans niet nalatig, want u heeft de Here verkoren om in zijn dienst te staan, om zijn dienaren te zijn en aan Hem te offeren. De allereerste, maar ook de voornaamste taak van de priesters was om voor Gods aangezicht te staan en Hem offers en reukwerk te brengen. Dan kwam in de tweede plaats hun taak tegenover de mensen.
Wanneer wij aan Gods huis denken, dan weten we dat dit de ontmoetingsplaats was tussen God en mens. De tempel was de plaats waar de Israéliet tot God naderde, de plaats waar hij in de juiste relatie tot de Heer kwam te staan, op grond van de offers die hij bracht op het grote altaar. Het was dan de taak van de priesters om hierbij te assisteren. Maar Gods huis was in de eerste plaats Gods huis en nog belangrijker dan het helpen van de mensen was voor de priesters de taak om God de aanbidding te brengen.
Veel mensen reageren hierop met te zeggen: Maar door je naaste te dienen, dien je toch de Heer? Ja, en dit is nu weer een van die halve waarheden die erger zijn dan de leugen. Het is inderdaad zo dat Jezus eens gezegd heeft: In zoverre gij dit aan een van deze Mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan. Maar het is evenzeer waar dat Jezus gezegd heeft: ... de Vader zoekt zulke aanbidders.
We kunnen de Heer dienen door onze medemensen te dienen en dat is dan een indirect dienen van Hem. We kunnen Hem echter ook in de meest directe zin dienen en wel door Hem te aanbidden, te loven, te prijzen en door Hem onze liefde te schenken. Men moet het ene doen en het andere niet nalaten. Maar om de Heer werkelijk lief te hebben en werkelijk te aanbidden, moet men doen als Henoch: wandelen met God. De vraag is maar: doen we dit echt wel?
Het is opmerkelijk hoeveel gemeenten er zijn die van alles organiseren en die hard werken, maar waarbij er weinig of niets uit de bus komt. Daar staan andere gemeenten tegenover die helemaal niet zo'n indrukwekkend programma hebben, maar waar er toch veel meer gebeurt! Om de eenvoudige reden dat niet het werk de eerste plaats krijgt, maar dat hier het motto is:
GOD EERST.
2. Opwekking en het brandoffer voor God.
Nadat Hizkia de tempel had gereinigd, liet hij offers brengen op het grote altaar. Vroeg in de morgen riep koning Jehizkia de oversten der stad samen en ging naar het huis des Heren. En zij brachten zeven stieren, zeven rammen, zeven schapen en zeven geitenbokken tot een zondoffer ... 29:21,21. Hizkia begon met een zondoffer en dat was ook volkomen juist. Maar toen deze basis voor de vergeving eenmaal gelegd was, bracht Hizkia ook brandoffers: Toen beval Hizkia het brandoffer op het altaar te offeren. En op het ogenblik, dat het brandoffer een aanvang nam, werd een lied des Heren aangeheven en klonk trompetgeschal ... 29:27. Wat een machtig ogenblik! Het zondoffer was om de vergeving van God te ontvangen, maar het brandoffer had totaal niets met zonde te maken, het was een machtige verheerlijking van de Heer zelf.
De offers
Wie nog nooit een studie heeft gemaakt van het verschil tussen brandoffer, spijsoffer, vredeoffer, zondoffer en schuldoffer, heeft een van de allergrootste schatten van het Oude Testament gemist!
Het zondoffer was ten bate van de mens — voor de vergeving van zijn zonden. Het brandoffer daarentegen was een offer dat helemaal aan God was gewijd, een offer dat in zijn totaliteit aan God werd opgeofferd tot een welriekende reuk. Daarom was er bij het zondoffer geen gezang en ook geen muziek. Maar nadat de vergeving was verkregen zie je welk een gejubel er losbarstte bij het brengen van het brandoffer aan de Heer. God Zelf kreeg de eerste plaats en dat is het geheim van opwekking.
Zie ook eens welk een grote plaats het brandoffer inneemt tijdens deze opwekking! En de gemeente bracht slachtoffers en lofoffers; ook bracht ieder die daartoe van harte bereid was, brandoffers. Het aantal brandoffers dat de gemeente bracht, was zeventig runderen, honderd rammen en tweehonderd schapen. Deze dienden alle tot een brandoffer voor de Here. 29: 31,32. Ook waren er brandoffers in overvloed ... 29:35.
Later, bij het vieren van het Pascha en ook daarna speelt het brandoffer opnieuw een grote rol. Lees maar 2 Kronieken 30:15; 31:2; 31:3.
Als zondoffer stierf Jezus voor ons.
Als brandoffer offerde Hij zich geheel en al aan de Vader!
Is het niet verbijsterend dat, terwijl in het Oude Testament het brandoffer zo'n bijzonder grote rol speelde, wij tegenwoordig het offer van Christus bijna uitsluitend zien als zondoffer? Komt dit doordat we enorm ik-gericht zijn? Maar wordt het geen openbaring in ons leven wanneer we beginnen te zien hoe Jezus Zichzelf in de allereerste plaats geheel en al aan de Vader heeft geofferd, als het grote brandoffer? Want de diepste betekenis van dit offer is:
GOD EERST.
3. Opwekking en lof en aanbidding voor God.
Ja, het was een enorme jubel die losbarstte op de grote dag waarop het feest in Jeruzalem begon! En toch ging alles gepaard met een diepe ernst. Zie maar eens hoe de mensen voor God in het stof lagen! De gehele gemeente boog zich neer. 29:28. Toen zij met offeren gereed waren, knielden de koning en allen die zich bij hem bevonden, en bogen zich neer. 29:29. En zij ... knielden en bogen zich neer. 29:30.
Het moet een machtig gezicht zijn geweest om deze massa mensen daar geknield te zien, in aanbidding.
Vervolgens bevalen koning Jehizkia en de oversten de Levieten, de Here te loven met de woorden van David en van de ziener Asaf. 29:30
De Levieten en de priesters loofden de Here dag op dag onder begeleiding van instrumenten tot lof van de Here. 30:21.
Zij aten het feestoffer zeven dagen lang, slachtten vredeoffers en loofden de Here, de God hunner vaderen. 30:22
Vervolgens stelde Jehizkia de onderscheidene afdelingen der priesters en der Levieten ... vast ... om te dienen, te loven en te prijzen in de poorten van de legerplaatsen des Heren. 31:2.
De hoogste vormen van het gebed
Aanbidding en lofprijzing zijn de hoogste vormen van het gebed. Toen satan, in het voortijdelijke, de greep deed naar de Troon van God, was dit omdat hijzelf het voorwerp van aanbidding wilde worden. Toen satan de mens tot zonde verleidde, was het om dezelfde reden. En toen satan Jezus in de woestijn verzocht, wat was zijn grote doel? Was het niet: Indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt ... Zo zal de laatste grote greep van satan zijn om door de antichrist de aanbidding van de gehele mensheid te verkrijgen ...
Wat een machtig voorrecht om bevrijd te zijn van het juk van de hel en om in alles, maar bovenal in onze aanbidding, tot uitdrukking te kunnen brengen:
GOD EERST.
4. Opwekking en muziek en gezang voor God.
Hoe machtig ook dat deze aanbidding zo gekoppeld was aan uitingen van vreugde, van het loven en prijzen van de Heer! Hij (Hizkia) stelde de Levieten bij het huis des Heren op, met cimbalen, harpen en citers ... 29:25. En de Levieten stonden opgesteld met de instrumenten van David, en de priesters met de trompetten. 29:26. En op het ogenblik dat het brandoffer een aanvang nam, werd een lied des Heren aangeheven en klonk trompetgeschal ... 29:27. De gehele gemeente boog zich neer ... zong het lied en blies op de trompetten ... 29:28. En zij zongen de lofzang met vreugde ... 29:30.
Veel mensen houden van zingen. Men kan zich daarin uitleven. Maar het is heel iets anders om door ons zingen God groot te maken en Hem te verheerlijken. Machtig is het om in ons zingen dit uit te drukken:
GOD EERST.
5. Opwekking en het Pascha vieren voor God.
De reiniging van de tempel duurde tot de zestiende dag van de eerste maand. 29:17. Maar op de veertiende van die maand had eigenlijk het Pascha gevierd moten worden. Omdat dit echter toen niet mogelijk was geweest, heeft Hizkia het in de tweede maand laten gebeuren. Dit mocht volgens Numeri 9:9.
Nu was het Pascha het feest ter gedachtenis aan de verlossing uit Egypte. Wat zou dan meer logisch zijn dan dit, dat het Pascha gevierd werd als een feest dat, meer dan enig ander, gericht was op de mensen die uit zo'n ellendige slavernij waren bevrijd?
Maar nee! In Exodus 12 al wordt gezegd: het is een Pascha voor de Here. En ook: Deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de Here.
Gelukkig is Hizkia dit niet vergeten, want hij nodigt Israél uit: dat zij zouden komen naar het huis des Heren te Jeruzalem, om voor de Here het Pascha te vieren. 30:1. Ook in 30:5 lezen we weer: om in Jeruzalem de Here ... het Pascha te komen vieren ...
Hizkia had het wel begrepen - heel de tempeldienst moest tot uitdrukking brengen:
GOD EERST.
En zo in alles, in het brengen van brandoffers, in de lofprijzing en aanbidding, in muziek en zang en ook in het vieren van het Pascha, ter gedachtenis aan de grote bevrijding, ja, in alles kwam zo heerlijk tot uitdrukking:
GOD EERST.
Hizkia had het inderdaad begrepen!
Wij ook?
Zodat Hij onder alles de eerste geworden is. Colossenzen 1:18.
Hoofdstuk IV
Was Hizkia niet, zoals we dat tegenwoordig zouden zeggen: een 'oecumenisch' denkend mens? En nog wel in de goede zin des woords oecumenisch.
In de opwekking heeft hij in elk geval mensen verenigd uit het 10-stammenrijk Israël met mensen uit zijn eigen 2-stammenrijk Juda.
Dit was een goede oecumene — er bestaat ook een valse. Over deze beide gaan we het nu hebben, dus over:
- Een valse oecumene
- Een ware oecumene
We bekijken eerst een valse, dan kunnen we de goede beter waarderen. Sommigen zullen het voorbeeld van een wagenrad wel kennen, zo'n wagenrad met spaken. Het ligt plat op de grond en — het is maar een beeld — op de spaken zitten mensen. Er is echter een afstand tussen die spaken en die mensen willen wat dichter tot elkaar komen. Dat kunnen ze doen door bruggen te bouwen van de ene spaak naar de andere. Dit is de weg van de valse oecumene. Wanneer men zich daarentegen naar het middelpunt, dus naar de as beweegt, dan vindt men elkaar daar en zijn er helemaal geen bruggen nodig! Zo ook, wanneer Christus ons Middelpunt is, ervaren wij de ware oecumene. En als Hij het Middelpunt niet is, wie is het dan wel?
De fout in het eerste geval is dat men alles doet buiten het middelpunt om. Men gaat er met een boog omheen. En daar komt nog bij dat die bruggen ook meestal wegzakken in de modder van een of ander compromis!
A. Een valse oecumene
Een duidelijk voorbeeld van een valse oecumene vinden we bij de, overigens goede, koning Josafat en wel in 1 Koningen 22 en 2 Kronieken 18.
In 1 Koningen 22:1 en 2 lezen we: Nadat men drie jaar stil gezeten had, zonder oorlog tussen Aram en Israël, gebeurde het in het derde jaar, dat Josafat, de koning van Juda, tot de koning van Israël kwam. Uiteraard vragen we ons af wat Josafat daar ging doen, want in het begin van zijn regering had hij vijandig gestaan tegenover Israël. We lezen: Hij trad krachtig op tegen Israël, legde een legermacht in al de versterkte steden van Juda ... 2 Kronieken 17:1. Vanwaar kwam die ommezwaai? Het schijnt dat er een vrouw in het spel is geweest, want er staat: Toen Josafat rijkdom en eer in overvloed bezat, verzwagerde hij zich met Achab. 2 Kronieken 18:1. Het een leidt natuurlijk tot het ander en hoe kon hij er onderuit om zo af en toe op familiebezoek te gaan? Zo staat er in het volgende vers: Hij ging na verloop van jaren naar Achab te Samaria ... 2 Kronieken 18:2. Achab zag hier mogelijkheden in zitten en we lezen: ... toen slachtte Achab voor hem en zijn gevolg kleinvee en runderen in menigte, en trachtte hem over te halen om op te trekken tegen Ramoth in Gilead. Vers 2. Ramoth in Gilead had aan Israël behoord, maar was in handen gevallen van de koning van Aram. Om die plaats te heroveren, kon Achab heel goed gebruik maken van de strijdkrachten van Josafat. Zo lezen we dan: Tot Josafat zei hij: gaat gij met mij ten strijde tegen Ramoth in Gilead? 1 Koningen 22:4. Hoe blind Josafat was voor de gevaren van een dergelijke oecumenische samenwerking, bleek wel uit zijn antwoord aan Achab: En Josafat zei tot de koning van Israël: Ik ben als gij, mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden. Vers 4.
Maar was het dan toch niet een winstpunt dat er eindelijk eens wat toenadering kwam tussen Israël en Juda? Is het niet altijd toe te juichen als er contact en toenadering komt tussen twee groepen van Gods volk? Tja, de vraag is maar op welke basis er van toenadering sprake is! En zeer zeker deugde die basis hier niet! En waarom niet? Laten we dat eens even bezien.
Josafat, de koning van Juda, was een goede koning, zoals 1 Koningen 2:43 zegt: Hij bewandelde geheel en al de weg van zijn vader Asa; hij week daarvan niet af en deed wat recht is in de ogen des Heren.
Achab, de koning van Israël, was volslagen anders. Zie maar eens in 1 Koningen 22:25,26: Nooit is er iemand, geweest die zich zó verkocht heeft als Achab om te doen wat kwaad is in de ogen des Heren, waartoe zijn vrouw Izebel hem heeft aangezet. Ja, hij heeft zeer gruwelijk gehandeld door de afgoden achterna te lopen, geheel zoals de Amorieten gedaan hebben, die de Here voor het aangezicht van Israël verdreven heeft. De 'brug' rustte, aan Achabs kant, wel op een bijzonder vuile en verrotte 'spaak'.
Naderhand verwijt de profeet Jehu het Josafat met deze woorden: Moogt gij de goddeloze helpen en bevriend zijn met hen, die de Here haten? Hierom rust er toorn op u van de zijde des Heren. 2 Kronieken 19:2. De Here haten! Wel een heel krasse uitdrukking! En dan te bedenken dat Josafat in oecumenisch verband daarmee ging samenwerken! Wat Josafat had moeten doen, was Achab oproepen om zich tot de Heer te bekeren, in plaats van zich zo één te verklaren met hem! Wanneer Josafat tot Achab was gegaan om te pogen hem op het goede spoor te brengen, dan was dit contact zeer toe te juichen geweest. Het merkwaardige echter is dat Josafat wel zelf God wilde dienen, maar er geen enkel belang bij scheen te hebben dat de ander dit ook zou doen. Misschien ging hij van het standpunt uit: je moet de ander vrijlaten in zijn overtuiging. Net als in de valse oecumene van onze tijd. Maar, zal iemand zeggen, dat is helemaal geen vergelijking. Achab mocht dan wel tot Israël behoren, maar je kunt toch niet zeggen dat hij een kind van de Heer was. En kun je dit wel zeggen van de meeste mensen in kerken en kringen? 'Ja, maar daar mag je niet over oordelen', is al gauw een reactie hierop. O nee? En wat als talloos vele mensen persoonlijk tegen ons gezegd hebben dat ze jarenlang lid van deze of gene groepering waren geweest, maar dat ze nooit in hun leven Jezus als hun Heer en Heiland hadden aanvaard? Mogen wij hun getuigenis niet geloven?
Nee, wat we tegenwoordig nodig hebben is niet maar een bouwen van bruggen, dwars over alle modder heen, niet een streven naar samenwerking tussen de kerken zoals ze zijn, maar het brengen van mensen naar 'Het Middelpunt'. En dit kan alleen door een radicale boodschap van verootmoediging, bekering en wedergeboorte uit te bazuinen, dwars door onze christenheid heen!
Door met Achab samen te werken en hem op een basis van gelijkheid te behandelen, heeft Josafat tegenover Achab een misdaad begaan. Hij liet Achab zonder meer in de waan dat het met hem wel goed zat! En wij begaan ook een duivelse misdaad wanneer we maar in oecumenisch verband met anderen gaan samenwerken, zonder eerst na te gaan of die anderen kinderen van de Heer zijn of niet!
In het voorgaande hoofdstuk zien we hoe de profeet Elia een heel andere boodschap van God krijgt voor Achab. Elia moest zeggen: Zo zegt de Here: ter plaatse, waar de honden het bloed van Naboth gelekt hebben, zullen de honden ook uw bloed lekken. 1Koningen 21:19.
Wat een verschil: Ik ben als gij ... en ... de honden zullen uw bloed lekken!
Was Elia soms bekrompen, enghartig? Had hij helemaal geen oecumenisch besef? Integendeel. Want toen hij het altaar bouwde op de Karmel, bouwde hij dat van twaalf stenen om tot uitdrukking te brengen dat alle twaalf stammen behoren tot het volk van God. Elia wist echter dat je nooit een ware oecumene tot stand kunt brengen, alleen maar door het samenbundelen van mensen. De allereerste voorwaarde is: een echte terugkeer tot de Heer als Middelpunt.
B. Een ware oecumene
En nu gaan we dan weer verder met de opwekking van Hizkia.
Wat Josafat, ondanks zijn trouw aan de Heer, niet heeft begrepen, heeft Hizkia goddank wel begrepen. In plaats van te beginnen met de mensen van Israël op te roepen om bijvoorbeeld samen tegen een vijand te gaan strijden, is Hizkia begonnen bij het altaar. Wij zouden nu zeggen: bij het kruis! Vroeg in de morgen riep koning Jehizkia de oversten der stad samen en ging naar het huis des Heren. En zij brachten zeven stieren, zeven rammen, zeven schapen en zeven geitebokken tot een zondoffer voor het koningshuis, voor het heiligdom en voor Juda. Hij beval de zonen van Aäron, de priesters, die op het altaar des Heren te offeren. 2 Kronieken 29:20,21.
Toen Josafat bij Achab kwam, slachtte Achab voor hem ... kleinvee en runderen in menigte. Toen werd er feest gevierd op het horizontale vlak. Hizkia daarentegen offerde runderen en kleinvee als zondoffers aan de Heer.
In de volgende verzen zien we ook hoe oecumenisch Hizkia denkt! Hij had kunnen zeggen: Wij zijn het volk van God, wij hebben de zuivere leer, wij zijn trouw aan God. En hij had zich kunnen afzetten tegen het afvallige en zondige Israël. Maar nee, hij betrekt het gehele volk - alle twaalf stammen - in de offers die hij brengt: En de priesters slachtten ze en offerden het bloed daarvan als zondoffer op het altaar, om over geheel Israël verzoening te doen, want de koning had bevolen, dat het een brandoffer en een zondoffer voor geheel Israël zou zijn. 2 Kronieken 29:24.
Maar Hizkia deed meer: Toen zond Jehizkia een boodschap tot geheel Israël en Juda, ja, zelfs schreef hij brieven aan Efraïm en Manasse, dat zij zouden komen naar het huis des Heren te Jeruzalem, om voor de Here, de God van Israël, het Pascha te vieren. 2 Kronieken 30:1.
Het staat er zelfs een tweede keer: Toen namen zij het besluit, een bevel te laten uitgaan door geheel Israël, van Berseba tot Dan, om in Jeruzalem de Here, de God van Israël, het Pascha te komen vieren ... De ijlboden nu gingen met de brieven van de koning en zijn oversten door geheel Israël en Juda, en zeiden overeenkomstig het gebod des konings: Israëlieten, keert weder tot de Here, de God van Abraham, Isaäk en Israël ... 2 Kronieken 30:5,6. Weest thans niet hardnekkig zoals uw vaderen, geeft de Here uw hand en komt tot Zijn heiligdom ... en dient de Here, uw God, ... 2 Kronieken 30:8.
Hizkia had het goed begrepen: het had geen zin om op een menselijke manier, op het horizontale vlak, te trachten tot oecumenische samenwerking te geraken. Nee, het eerste en enig nodige was, om zich voor de Heer te buigen en zich te verootmoedigen. Als dit gebeurde, dan kwam het andere ook wel.
Dat Hizkia's boodschap niet overal goed ontvangen werd, blijkt uit 2 Kronieken 30:10: Toen de ijlboden van stad tot stad door het land van Efraïm en Manasse trokken en tot Zebulon toe, lachte men hen uit en bespotte men hen. Toch was het niet allemaal tevergeefs, want er staat: Maar enige mannen uit Aser, Manasse en Zebulon verootmoedigden zich en kwamen naar Jeruzalem. 2 Kronieken 30:11. En verderop lezen we: ... velen uit Efraïm en Manasse, Issaschar en Zebulon ... 2 Kronieken 30:18.
Het werd een machtig feest in Jeruzalem! Niet allereerst omdat men elkaar gevonden had, maar omdat de Heer zelf het Middelpunt was geworden! Zo groot was de blijdschap, dat we verder lezen: Toen kwam de gehele gemeente overeen, om nog zeven dagen feest te vieren, en zij vierden nog zeven dagen feest, met vreugde. 2 Kronieken 30:23.
Hoofdstuk V
De opwekking ten tijde van Hizkia werd een machtig feest. We eindigden het vorige hoofdstuk met de woorden:
Toen kwam de gehele gemeente overeen, om nog zeven dagen feest te vieren, en zij vierden nog zeven dagen feest, met vreugde. 2 Kronieken 30:23.
Nu is het natuurlijk erg gemakkelijk om geestelijk 'high' te zijn, wanneer je zo feestelijk bij elkaar bent. Men steekt elkaar aan en in de gemeenschap kun je de problemen van elke dag van je af zetten. Maar o wee, als je weer thuis komt, of op je werk en je ploft weer neer in de werkelijkheid van het gewone dagelijkse leven ...
Een opwekking kan echter ook blijvend doorwerken zowel in ons persoonlijk leven als in de gemeente. Laten we eens zien wat de voorwaarden daartoe zijn:
- Opwekking en actieve betrokkenheid
- Opwekking en gezonde radicaliteit
- Opwekking en geestelijk overwicht
- Opwekking en verdere consolidatie
- Opwekking en materiële medewerking
- Opwekking en vijandelijke reacties
Inderdaad, je kunt een enorme terugslag krijgen en je kunt geestelijk helemaal weer in elkaar ploffen na een grote zegen te hebben ontvangen. Of dit nu op een conferentie is geweest, tijdens een geestelijke campagne, in een zomerkamp of op een weekend.
Zo kan een geestelijke opwekking als een strovuur oplaaien en weer uitdoven. Er zijn mensen die dit zo sterk ervaren hebben, dat ze nooit meer iets met 'opwekkingswerk' te maken willen hebben. En de satan is dan dubbel tevreden.
In de opwekking in Hizkia's tijd, zien we verschillende positieve elementen waaruit we kunnen leren hoe een werk van God van blijvende waarde kan zijn.
a. Opwekking en actieve betrokkenheid
Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor een debacle zoals genoemd. Zo zijn er onder meer mensen die alle diensten, campagnes, weekends enzovoort afdraven, om zichzelf geestelijk te voeden, maar zonder dat zij er ooit daadwerkelijk, praktisch iets mee doen. Zelfs lichamelijk is het zo, dat als iemand zich alsmaar dik eet en geen lichaamsbeweging neemt, hij er ziek van wordt.
In de opwekking tijdens Hizkia zien we hoe mensen er op allerlei wijzen actief bij betrokken werden. Het begon met de koning zelf. Toen kwamen de priesters en de Levieten aan de beurt. Deze laatsten brachten hun broeders samen, 2 Kronieken 29:15. Vervolgens kwamen de oversten eraan te pas. 2 Kronieken 29:20. Daarna werd er een heel orkest gevormd en ook een zangkoor. Verder werd de hele gemeente betrokken bij het brengen van offers. Iedereen scheen ook wel inspraak te kunnen hebben — er staat tenminste in 30:2 dat de koning, zijn oversten en de gehele gemeente te Jeruzalem overlegden ...
Een bijzonder mooie taak ook hadden de ijlboden: De ijlboden nu gingen met de brieven van de koning en zijn oversten door geheel Israël en Juda ... 2 Kronieken 30:6.
O, dat we allemaal ijlboden mochten worden, met de brieven van de Koning en Zijn oversten!
Uiteraard zijn er allerlei verschillende gaven en bedieningen in het Lichaam van Christus. Maar wanneer iemand niet op de een of andere wijze in het werk van de Heer betrokken raakt, gaat hij geestelijk dood. De Heer zoekt werkers in Zijn wijngaard en geen geestelijke taartjeseters.
b. Opwekking en gezonde radicaliteit
Na de beschrijving van het feest in 2 Kronieken 30, wordt er in 31:1 weer een andere vorm van activiteit beschreven en wel zo: Toen nu dit alles geëindigd was, trokken al de Israëlieten, die zich daar bevonden, uit naar de steden van Juda, verbrijzelden de gewijde stenen, hieuwen de gewijde palen om en vernielden grondig de hoogten en de altaren uit geheel Juda en Benjamin en in Efraïm en Manasse.
We beseffen dat we heel voorzichtig moeten zijn met wat we hiervan zeggen! Er zijn maar al te veel mensen die maar wat graag, in vleselijke ijver, een beeldenstorm willen ontketenen. Vleselijke ijver kan echter nooit geestelijke resultaten boeken!
Deze mensen in Hizkia's tijd hadden in elk geval wel het woord van God aan hun kant. Zij deden precies wat God gezegd had en zij waren radicaal.
Een van de redenen dat zoveel mensen een geestelijke inzinking ervaren, is dat zij niet radicaal zijn. Zij leven in het compromis. En nu kunnen we in vleselijke ijver te keer gaan tegen de afgoden van anderen, maar we doen er beter aan radicaal te zijn ten opzichte van de afgoden in ons eigen leven. Daar kan een beeldenstorm wel eens heel erg nuttig zijn!
c. Opwekking en geestelijk overwicht
Wat ons nu in die tekst over de beeldenstorm het meest treft, is wel het ongelooflijk geestelijke overwicht dat deze mensen gehad moeten hebben! Of was het zo maar vanzelfsprekend dat men in Juda en Benjamin, in Efraïm en Manasse rustig toeliet dat hun afgoden en heiligdommen werden vernield? Zelfs de meest koele Nederlander komt in het verweer als je zijn godsdienstige afgoden gaat aantasten. Nee, deze beeldenstormers moeten wel met zo'n enorm elan en met zo'n heilige overtuiging zijn opgetreden, dat de tegenpartij volkomen overbluft was. Anders is het onverklaarbaar dat er niet een gruwelijk bloedbad is ontstaan.
Geestelijk overwicht krijgt men niet door het hoofd vol te proppen met allerlei theorieën, maar in de levende gemeenschap met de Heer. Het niet zoeken van deze gemeenschap is een hoofdoorzaak dat zovelen geestelijk afzakken.
In verband met Stefanus lezen we dat zijn tegenstanders niet bij machte waren de wijsheid en de Geest, waardoor hij sprak, te weerstaan. Handelingen 6:10
Menigeen echter komt in een bijeenkomst, wordt gepakt door wat hij daar hoort, gaat ermee naar huis en begint de boodschap wijd en zijd uit te bazuinen, maar zonder dat het gehoorde eerst zijn persoonlijk geestelijk bezit is geworden. Mensen horen dan wel de woorden, maar er is een totaal gebrek aan geestelijk gezag, geestelijk overwicht. En zo wordt dikwijls de boodschap van een goede beweging in diskrediet gebracht. Niet zozeer door de critici, dan wel door het onrijpe gedoe van de warme voorstanders. Geestelijke leiders hebben vaak meer last van hun vrienden dan van hun vijanden!
d. Opwekking en verdere consolidatie
In oorlogstijd is het dikwijls gemakkelijker om een slag te winnen, dan om de overwinning hecht en duurzaam te maken en uit te buiten. Geestelijk is dit evenzeer waar. Hizkia was er dan ook niet tevreden mee om alleen maar een geweldig feest te beleggen en alles verder bij het oude te laten. Het ging hem niet om een spektakelstuk, nee, hij wilde een duurzame opwekking.
Reeds tijdens het feest zelf gebeurde er veel dat tot een consolidatie kon leiden. Zo lezen we eerst: Er waren echter te weinig priesters ... 2 Kronieken 29:34, en ook: ... de Levieten hadden met hun heiliging meer ernst gemaakt dan de priesters.
Het woord priester zou men voor onze tijd kunnen vertalen met 'man of vrouw van gebed'. Denk aan het algemeen priesterschap der gelovigen. Is dit dan ook niet de grote nood van onze tijd dat er te weinig bidders zijn? Echte bidders! De Levieten waren de werkers en is het ook niet zo dat we veel meer werkers hebben dan bidders? Gelukkig kwam er in Hizkia's tijd een kentering en lezen we: Toen schaamden zich de priesters ... 30:15. En nog mooier zelfs dan dat: Ook heiligde zich een grote menigte priesters. 2 Kronieken 30:24. Waar dit gebeurt, krijg je een echte opwekking en men hoeft niet bang te zijn dat het vuur zo snel weer uit zal doven. In het persoonlijk leven niet en in de gemeente niet.
In hoofdstuk 31 zien we hoe Hizkia zelf stappen onderneemt om het werk verder te consolideren. Vervolgens stelde Jehizkia de onderscheidene afdelingen der priesters en der Levieten, naar gelang van ieders dienst als priester of als Leviet, vast voor brandoffers en vredeoffers, om te dienen, te loven en te prijzen in de poorten van de legerplaatsen des Heren. 2 Kronieken 31:2. Mogen we deze tekst, zonder veel commentaar, ter overdenking aanbevelen? We hebben namelijk al een en ander gezegd over priesters, over Levieten, over de offers, over loven en over prijzen ...
Interessant is ook de uitdrukking: ... in de poorten van de legerplaatsen des Heren.
Vervolgens zien we een ander, en zeer praktisch en belangrijk, aspect van de consolidatie: het financiële aspect!
e. Opwekking en materiele medewerking
Hizkia was geen wereldvreemde dromer! Hoewel hij de aanbidding van God, het loven en prijzen, primair stelde, had hij ook wel degelijk oog voor praktische alledaagse dingen. Hij beval het volk, de inwoners van Jeruzalem, een bijdrage te geven voor de priesters en de Levieten, opdat dezen al hun krachten zouden kunnen wijden aan de wet des Heren. 2 Kronieken 31:4.
Blijkbaar waren de priesters en de Levieten in de voorgaande jaren ook materieel tekort gekomen. Nu waren echter niet alleen de harten van de mensen bekeerd, maar ook de portemonnees. Dit is dan ook altijd een van de kenmerken van een echte opwekking. Een arme 'rijke jongeling' mag dan wel belangstelling tonen voor het beërven van het eeuwige leven, maar als hem dit minder waard is dan zijn geldelijk bezit ...
Een vader bad aan tafel eens, met veel pathos, voor de leniging van de financiële nood van een zekere zuster. Na het amen zei zijn eigen zoontje tegen hem: 'Papa, ik geloof dat u zelf dat gebed zou kunnen verhoren'.
Er zijn veel zendelingen aan de verre — en ook aan nabije — geestelijke fronten die uiterst veel moeite hebben om financieel rond te komen. Is er ook maar één enkele reden te bedenken waarom de gewone christen aan het thuisfront minder offers zou brengen dan de zendeling daarginds?
2 Kronieken 31 is een heel praktisch en toch gelijkertijd een geestelijk hoofdstuk. Het zou hier te ver voeren alles te bespreken, maar let nu eens op teksten als deze:
31: 5 ... brachten de Israëlieten in grote hoeveelheid ... , ... zij brachten in overvloed ...
31: 8 Toen Jehizkia en de vorsten kwamen en die stapels zagen, prezen zij de Here en Zijn volk Israël.
31:10 ... de Here heeft zijn volk zo gezegend, dat deze grote voorraad is overgebleven.
31:12 Trouw bracht men de heffingen ....
31:14 ... de vrijwillige gaven aan God ...
31:15 ... stonden ... getrouw ter zijde bij het uitdelen aan hun broeder ....
Het loven en prijzen van de Heer was enorm belangrijk, maar de collecte eveneens! Trouwens, uit de collecte blijkt dikwijls in hoeverre de lofprijzing echt is geweest. En wanneer we onze portemonnee dichthouden, hoe kunnen we dan verwachten dat de Heer zijn hand voor ons zal openen?
f. Opwekking en vijandelijke reacties
Elk echt werk van de Heer wordt aangevallen door de vijand. Dit is een regel zonder uitzondering! Ook de opwekking van Hizkia werd gevolgd door een grote vijandelijke aanval. Dit onderwerp is echter zo groot en belangrijk, dat we er een heel apart nummer van deze cursus aan willen wijden.
Voor het moment willen we er alleen nog even aan herinneren dat een blijvende opwekking mogelijk is. In ons persoonlijk leven en in de gemeente. Daartoe zijn echter wel nodig: een actieve betrokkenheid, een gezonde radicaliteit, een geestelijk overwicht, een verdere consolidatie, een materiele medewerking en een waakzaamheid tegen vijandelijke reacties!
Hoofdstuk VI
Als de Heilige Geest gekomen is om ons christenen tot één Lichaam samen te voegen, hoe komt het dan dat nu juist door de Pinksterboodschap zo verbijsterend veel twist, tweedracht en verdeeldheid is ontstaan?
Misschien zegt u: Maar wat heeft dit te maken met de opwekking ten tijde van Hizkia? Nu dan, in 2 Kronieken 32 lezen we van bronnen van een beek en in de Bijbel wijzen deze zo vaak heen naar het Levende Water van de Heilige Geest.
We gaan het hebben over:
- Opwekking en leven bij geestelijke waterputten
- Opwekking en het weer opgraven van waterputten
- Opwekking en vleselijke twisten over waterputten
- Opwekking en het dichtstoppen van waterbronnen
1. Opwekking en leven bij geestelijke waterputten
Voordat we verder gaan met de geschiedenis van de opwekking van Hizkia, gaan we eerst nog even terug naar Genesis 26, waarin we veel over waterputten kunnen lezen. Het is uit de geschiedenis van Isaäk.
In Genesis vinden we zeven hoofdpersonen die ons allemaal verschillende aspecten van ons geestelijk leven laten zien:
Adam
Abel
Noach
Abraham
Isaäk
Jakob
Jozef.
Kenmerkend voor Isaäk is dat hij in Kanaän blijft wonen, de volheid van dat land geniet en leeft bij de waterputten.
Moge het ons geestelijk vergaan zoals het Isaäk verging op het materiële vlak: En Isaäk zaaide in dat land en oogstte in dat jaar honderdvoudig; want de Here zegende hem. En die man werd rijk, ja gaandeweg rijker, totdat hij zeer rijk geworden was. Genesis 26:12,13.
En dan lezen we over de bronnen of de putten die zo'n grote rol spelen in Isaäks leven. Daarna groeven de knechten van Isaäk in het dal en vonden daar een put met levend water. Genesis 26:19. In vers 25 lezen we: Toen bouwde hij daar een altaar en riep de naam des Heren aan. Hij spande daar zijn tent, en de knechten van Isaäk groeven daar een put. En verder in vers 32: Te dien dage kwamen de knechten van Isaäk hem bericht brengen over een put die zij gegraven hadden, en zij zeiden tot hem: Wij hebben water gevonden.
2. Opwekking en het weer opgraven van waterputten
In Genesis 26:15 lezen we: Al de putten nu, die de knechten van zijn vader in de dagen van zijn vader Abraham gegraven hadden, hadden de Filistijnen dichtgestopt en met aarde gevuld.
Is dit niet — geestelijk gezien — precies hetgeen er eeuwenlang in onze christenheid is gebeurd? Is de boodschap van het levende water van de Heilige Geest niet lange tijd erg verwaarloosd geweest? Is de bron niet veelal door moderne Filistijnen dichtgestopt en met aarde gevuld?
Isaäk kreeg toen een taak: En Isaäk groef de waterputten, die men gegraven had in de dagen van zijn vader Abraham, en die de Filistijnen na Abrahams dood hadden dichtgestopt, weer op ... Genesis 26:18.
Je vraagt je af wat de Filistijnen eraan hadden om die putten weer dicht te stoppen. Wat voor zin had dat eigenlijk? Maar je vraagt je ook af, waarom men in de moderne theologie van deze tijd zoveel goede Bijbelse putten dichtgegooid heeft.
Telkens weer merk je dat er zoveel schapen zijn die werkelijk dorst hebben naar het levende water. Wat mogen we dan toch dankbaar zijn dat er aan de andere kant moderne Isaäks zijn geweest die zo vele van deze putten weer hebben opgegraven. En is dit niet een taak voor ons allemaal? Als we in onze Bijbels gaan graven, dan komen er heel wat putten weer open, met daarin het frisse, levende water van de Heilige Geest.
3. Opwekking en vleselijke twisten over waterputten
Toen Isaäks knechten in het dal groeven en die put met levend water vonden, wat is er toen gebeurd? Was iedereen blij en hebben anderen toen gezegd: Wat een vondst! Laten wij ook gaan graven, laten we zien of wij ook water vinden! O nee, we lezen dan: Toen twistten de herders van Gerar met de herders van Isaäk en zeiden: Dit water is van ons! Genesis 26:20. Toen zij een andere put groeven, twistten zij ook daarover. Genesis 26:21.
Zijn putten nu om over te twisten of zijn zij om uit te drinken?
En tegenwoordig? Wat een tragedie is het toch dat de boodschap die bedoeld is om kinderen Gods te verenigen, zo dikwijls gebruikt wordt om ze van elkaar te scheiden. Wat een tragedie is het ook dat men dikwijls veel meer over de putten praat en twist, dan dat men eruit drinkt! Wordt er niet vaak veel over getheoretiseerd met wat voor soort emmer en hoe je het water uit de put moet ophalen, zodat men er helemaal niet meer aan toe komt een emmer neer te laten? Als er net zo veel uit de bron van levend water was gedronken als er over was getwist, hadden we dan niet de machtigste opwekking aller tijden? En wordt er tegenwoordig ook werkelijk nooit meer gezegd: 'Dit water is van ons ... ?' De zuivere waarheid van Gods Woord is gevaarlijker dan de ergste dwaalleer, wanneer deze gehanteerd wordt door vleselijke christenen. Soms verdient het woord ziels de voorkeur boven het woord vleselijk, omdat we bij dit laatste al gauw denken aan iets op het morele vlak. Iemand kan moreel volkomen goed staan en toch erg ziels zijn. En met ziels — tegenover geestelijk — bedoelen we niet alleen gevoelsmatig. Of iemand nu een gevoels-, verstands- of een wilstype is, in alle drie gevallen kan hij volkomen ziels zijn en niet geestelijk. Het woord dat in 1 Corinthiërs 2:14 met ongeestelijk is vertaald, is in de grondtekst letterlijk: ziels. Dit verschil van ziel en geest in Bijbelse zin is een van de belangrijkste onderwerpen van heel de Bijbel!
Nu kan het woord vleselijk wel gebruikt worden, mits men bedenkt dat er niet persé iets op het morele vlak mee bedoeld wordt. Andrew Murray — een man met een zeer diepe en rijke ervaring — heeft het eens ongeveer als volgt uitgedrukt: De allergrootste vijand in geestelijk werk is het vlees, doch niet het vlees dat ons aanspoort tot zondigen, maar het vlees dat ons aanspoort om God te dienen!
Gevaren bij een geestelijke prediking
Wat nu? Kunnen er ook wel gevaren kleven aan een geestelijke prediking??? Ja, zeer zeker! Net zo goed als de allerbeste medicijn voor sommige mensen gevaarlijk kan zijn wanneer die verkeerd wordt toegepast. Als men vleselijke christenen een goede, geestelijke boodschap brengt, dan zullen ze er heerlijk van smullen, er zogenaamd een grote zegen van ontvangen en gewoon doorgaan als vleselijke mensen.
Er is werkelijk erg veel wijsheid bij nodig en ook duidelijke leiding van de Heer, om te weten welke boodschap, onder de gegeven omstandigheden, de juiste wel is. We dienen erg op onze qui-vive te zijn als mensen 'o, zo'n geweldige zegen ontvangen hebben.' Misschien hebben ze al enorm veel gehoord over de kracht van de Heilige Geest, over de doop met de Heilige Geest, over geestesgaven en wat dies meer zij. Het is veel en veel meer nodig om ze een radicale boodschap te brengen van een geweldig diep ingrijpend werk van het Kruis in hun leven.
Gevaar van een vleselijke gemeente
Een zielse prediking kan onbewust enorm veel kwaad stichten. En mensen die dit gewend zijn, zijn vaak onbereikbaar voor een geestelijke prediking. Ze menen dat het wel goed zit met hen en ze weten van zichzelf niet dat ze ziels zijn.
Naarmate we echter meer geestelijk worden, worden we ons meer bewust hoe heel veel er nog met ons moet gebeuren. We moeten ons echt niet verbeelden dat we ooit het gevoel zullen krijgen: 'Hè, hè, nu ben ik er dan eindelijk'. Die zelfgenoegzaamheid komt alleen maar bij vleselijke mensen voor!
Kijk, als je te maken hebt met mensen die kennelijk de een of andere grove dwaalleer geloven, dan kun je ze, met de Bijbel in de hand, op hun dwaling wijzen. Maar als zielse mensen — naar de letter — de Bijbelse boodschap geloven, wordt het wel wat moeilijker. En men zet zich ook tegen anderen af.
In kringen waar het gevoelselement de hoofdrol speelt, verwijt men mensen, die het geloof meer verstandelijk benaderen, dat ze hard en koud zijn.
In kringen waarin het verstandselement overheerst, kijkt men minachtend neer op wat men wel noemt: die overdreven, emotionele mensen die helemaal op hun gevoel drijven en geen enkele goede basis hebben voor hun geloof. In zeer veel gevallen echter zijn beide groepen even ongeestelijk, even ziels!
Je kunt in samenkomsten komen waarin een geweldig enthousiasme heerst, samenkomsten waarin gezongen en gebeden en gepredikt wordt om hemel en aarde te bewegen. Maar als je ook maar het minste geestelijke aanvoelingsvermogen hebt, blijft je geest er volkomen koud onder. Het is allemaal 'schuim'. En door al dit vleselijke of zielse gedoe, zijn er enorm veel mensen volkomen afgeschrikt van de machtige boodschap van 'Stromen van levend water'.
Op deze manier heeft de vijand aan beide kanten zijn doel bereikt.
Om misverstanden te voorkomen, haasten we ons wel om hieraan toe te voegen dat niet alle enthousiasme ongeestelijk hoeft te zijn. Een samenkomst kan zowel enthousiast als geestelijk zijn.
En dan kun je ook op plaatsen komen waar men met al die drukte niets te maken wil hebben, waar men heel diepzinnig op de Bijbel ingaat en waar men zich zodoende waant geestelijk te zijn. Veelal is men daar net zo ziels.
Zoals reeds gezegd, is er erg veel wijsheid, tact en leiding van de Heer nodig bij deze dingen.
In die gevallen waarbij de prediking altijd eenzijdig gericht is geweest op alles wat met de Geest te maken heeft, zal men zonder meer radicaal het roer moeten omgooien en de mensen moeten wijzen op de absolute noodzaak van een heel diep en drastisch werk van het Kruis in hun leven. Dit is uiteraard een geweldig onderwerp. Maar men zal de nadruk daarop moeten leggen dat, net zoals het Kruis leidt tot Pinksteren, zo ook Pinksteren weer terugleidt tot het Kruis. En men zal moeten duidelijk maken dat, wanneer Pinksteren niet met zo'n diep en drastisch werk van het Kruis gepaard gaat, het een vals Pinksteren zal zijn en alleen maar tot demonie zal leiden!
Stop gerust 'de bronnen buiten de stad' een tijdlang dicht, zodat de vleselijke arm er niet meer bij kan komen. Men zal natuurlijk ontzaglijk veel oppositie ervaren! Als je met vleselijke mensen te maken hebt, zullen ze ook echt wel heel duidelijk het bewijs leveren dat ze vleselijk zijn. Heeft ook Kaïn niet zijn broeder vermoord?!
Het teken aan elke Israëliet is een besnijdenis in zijn vlees. En het teken van een geestelijk kind van God is een geestelijke besnijdenis.
Gelukkig was het dichtstoppen van bronnen niet het enige wat Hizkia deed. Hij heeft het water ook weer omgeleid, de stad in. En allen die op de berg Sion waren, konden met volle teugen drinken uit frisse waterstromen!
Is het eigenlijk niet opmerkelijk dat de eerste christenen nooit theorieën verkondigden over hoe je de Heilige Geest moet ontvangen? Ze predikten trouwens betrekkelijk weinig over de Heilige Geest. Ze spraken veel en veel meer over de gekruisigde, opgestane, levende, verheerlijkte Heer op de troon van het heelal! En de mensen ontvingen de Heilige Geest — al of niet met handoplegging — en dat zonder eerst gefrustreerd te zijn geraakt over het horen van allerlei theorieën erover! Let wel, het is een zegen, dat de boodschap van de Heilige Geest veel meer bekendheid heeft gekregen dan vroeger het geval was. Maar je kunt ook zoveel over de Heilige Geest spreken, dat de mensen de Heer zelf niet meer zien. Je ontvangt de Heilige Geest niet door geloof in de Heilige Geest, maar door geloof in de Heer! Jezus zei van de Trooster: Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal uit het Mijne nemen en het u verkondigen! Zeer zeker werden de krachten en de gaven van de Geest openbaar, maar het allermeest kenmerkend was toch dat men vol was van de Heer zelf, vol van Hem, als gezeten op de troon van de Majesteit in de hemelen. Vandaar ook dat de Hemelvaart en verheerlijking van de Heer zo'n grote rol speelden in het denken en in de prediking van de eerste christenen.
Als mensen echter veel voller zijn van de gaven des Geestes — een Bijbelse boodschap — dan van de Heer zelf, als Hemelvaart met de verheerlijking van de Heer slechts een kleine plaats heeft in hun denken, tja, dan ga je je afvragen ...
Uiteraard mag men niet in het andere uiterste vervallen en helemaal niet over de gaven spreken.
4. Opwekking en het dichtstoppen van waterbronnen
Nu gaan we weer terug naar de opwekking van Hizkia.
Bedreiging en tegenmaatregelen
De vorige keer zagen we al dat er op de opwekking een grote vijandelijke tegenaanval volgde - zoals trouwens bij elke opwekking gebeurt.
Sanherib, de koning van Assur, rukte op tegen Jeruzalem. Hizkia nam een hele serie tegenmaatregelen: het herstellen van de muur, het bouwen van torens, het bouwen van een tweede muur, het fabriceren van wapens en nog zo veel meer. Merkwaardig echter was wat hij als allereerste tegenmaatregel nam. We lezen dit: Toen Jehizkia zag, dat Sanherib gekomen was met het plan tegen Jeruzalem te strijden, overlegde hij met zijn oversten en zijn helden om de waterbronnen buiten de stad dicht te stoppen ... 2 Kronieken 32:2,3. In 2 Kronieken 32:4 lezen we: Er kwam veel volk samen, dat al de bronnen en de beek die midden door dat land stroomde, dichtstopte, en zei: Waarom zouden de koningen van Assur bij hun komst zoveel water vinden?
En in 2 Kronieken 32:30 staat: Jehizkia was het ook, die de bovenste uitgang van het water van Gihon dichtstopte en het naar beneden westwaarts naar de stad Davids leidde. Hizkia heeft dan twee dingen gedaan Het ene was: de bronnen buiten de stad dichtstoppen. Het andere: het water binnendoor omleiden naar de stad toe. Om dit laatste te doen, liet Hizkia dwars door de rotsen heen een tunnel hakken van meer dan 500 meter lengte. Werkelijk een hele prestatie in die tijd! Deze watertunnel is er nog steeds. Wanneer je het Kidrondal doorloopt tot aan de voet van de Sionsberg, waar de Stad Davids was, zie je de toegang van een onderaardse gang. Daar staan wel Arabische jongens om je kaarsen te verkopen, maar je hebt meer aan een sterke zaklantaarn. Je gaat dan een vrij groot aantal treden naar beneden, totdat je in de diepte aan water komt. Hier is de tunnel van Hizkia. Als je avontuurlijk aangelegd bent, kun je tot aan de heupen wadend de hele tunnel doorlopen, een goede halve kilometer ver, totdat je uitkomt in de poel van Siloam — zie Johannes 9:7. Het is een leuk avontuur voor wie van zulke dingen houdt!
Als nu het dichtstoppen van de waterbronnen buiten Jeruzalem de eerste maatregel was die Hizkia nam toen de vijand in aantocht was, moet dit voor ons toch zeker wel een geestelijke betekenis hebben.
Gevaar vanwege een vleselijke arm
Hoe vreemd het ook moge klinken, er kunnen zich gevallen voordoen waarin het nodig is bronnen af te sluiten, dicht te stoppen.
Uiteraard lag de zaak hier totaal anders dan toen bij Isaäk. Toen was het de vijand geweest die de putten dichtstopte om ze onbruikbaar te maken voor de kinderen van de Heer. Hier, bij Hizkia, is het het volk van God dat de bronnen dichtstopt om te verhinderen dat de vijand er gebruik van maakt.
Maar wat heeft dit nu wel te betekenen? Hoe kan de vijand gebruik maken — geestelijk gezien — van onze 'waterbronnen'?
Hizkia zegt van Sanherib: Met hem is een vleselijke arm. 2 Kronieken 32:8. Waar Hizkia voor waakte, was dat mensen met een vleselijke arm geen gebruik zouden maken van de waterbronnen om daarmee Gods volk te kunnen bestrijden. Dat water moest buiten hun bereik gehouden worden.
Dat water op zich was goed, daar mankeerde niets aan. En het betekende leven voor Gods volk. Maar als het in handen viel van mensen met een vleselijke arm, dan zou dat goede water kunnen leiden tot de dood van het volk van de Heer.
Dit is een duidelijk voorbeeld, nietwaar? De boodschap van de Heilige Geest, de machtige boodschap van stromen van levend water, is een boodschap van leven voor ons. Ja, inderdaad. Maar is er niet door de verkondiging ervan ook ontzaglijk veel verdeeldheid en ellende ontstaan? Is het gevolg maar niet al te vaak de dood in plaats van het leven geweest? En dit niet omdat de boodschap niet deugde. O nee, maar omdat mensen met een vleselijke arm van die bron bezit hadden genomen! Natuurlijk heeft men niet bewust de bron tegen Gods volk willen gebruiken, zoals Sanherib gedaan zou hebben. Nee, maar men heeft met de allerbeste bedoelingen onbewust dood en verderf gezaaid.
Gevaar van een zielse prediking
Wat zien we als het grootste gevaar van Christus' gemeente? De een of andere grove dwaalleer misschien? De een of andere extreme sekte? Nee, het allergrootste gevaar voor de gemeente van Christus is de verkondiging van de zuivere waarheid van de Bijbel door zielse mensen. Of anders gezegd, wanneer de zuivere bron in handen valt van mensen met een vleselijke arm.
Hoofdstuk VII
We hebben allemaal wel eens 'vallende sterren' gezien, die een ogenblik als een fel lichtschijnsel aan de hemel verschijnen om daarna snel uit te doven.
Hoe zou het komen dat zoveel opwekkingsbewegingen op zulke vallende sterren lijken? Een tijdlang trekken ze de aandacht, iedereen praat erover, er schijnt veel van uit te gaan, maar dan verdwijnen ze veelal weer uit het gezichtsveld.
De geschiedenis van Hizkia kan ons helpen om een en ander beter te begrijpen. We nemen daaruit de volgende punten:
- Opwekking en opstand tegen de vijand
- Opwekking en een moment van zwakheid
- Opwekking en grove onvoorzichtigheid
- Opwekking en verdedigingsmaatregelen
- Opwekking en vijandelijke propaganda
- Opwekking en Gods weg tot overwinning
1. Opwekking en opstand tegen de vijand
In 2 Kronieken 29 — 31 lezen we van de grote geestelijke opwekking van Hizkia. In hoofdstuk 32 wordt deze opwekking gevolgd door een aanval van de vijand. En, zoals we al eerder zeiden: elke ware opwekking wordt gevolgd door een tegenaanval.
Ook in 2 Koningen 18 — 22 vinden we de geschiedenis van Hizkia beschreven, maar hier wordt er betrekkelijk weinig gezegd over de opwekking. Wel vinden we in dit gedeelte allerlei achtergrondinformatie die we in Kronieken niet tegenkomen. Zo staat er bijvoorbeeld van Hizkia het volgende: De Here was met hem; overal, waar hij uittrok, was hij voorspoedig. En hij kwam in opstand tegen de koning van Assur en diende hem niet meer. 2 Koningen 18:7. Hieruit blijkt dat Juda in zekere mate onderworpen was geweest aan de koning van Assur.
Honderden jaren tevoren had God Zijn volk verlost uit een ontzettende slavernij in Egypte, opdat men Hem in alle vrijheid en vreugde zou kunnen dienen. Denk aan Mozes' woorden tot de Farao: ... zó zegt de Here, laat Mijn volk gaan, om Mij te dienen; ... En het was nooit Gods bedoeling geweest dat Zijn volk weer in slavernij zou geraken. Maar elke keer weer — denk aan de tijd van de richteren — kwam het volk van God, door hun zonde, onder het juk van andere volken. Hizkia's voorganger, de goddeloze koning Achaz, was dan ook de oorzaak geweest dat Juda in de greep kwam van de koning van Assur. Zie 2 Koningen 16 en 2 Kronieken 28.
Toen nu de grote opwekking kwam, begreep Hizkia heel goed dat je niet de Heer kunt dienen en tegelijkertijd in gebondenheid leven. Wat is het jammer dat zoveel christenen dit niet begrijpen!
Er is dan een moment gekomen dat Hizkia besloten heeft het juk van de koning van Assur van zich af te werpen, om zodoende de Heer volkomen te kunnen dienen. Dit was een grote en, menselijk gesproken, zeer riskante beslissing.
Niemand is zonder meester
Veel mensen willen God niet dienen omdat ze vrij willen zijn, om te doen wat ze zelf maar willen! Ze beseffen niet dat ze dan precies doen wat satan wil. Ze denken dat christen worden betekent een zwaar juk op je nemen en ze beseffen niet dat ze al lang onder een heel zwaar juk leven; een demonisch juk. Wie echter christen wordt, aanvaardt niet alleen een Meester, hij verwisselt van meester! Niemand is zonder meester. Nu zijn er ook maar al te veel mensen die proberen van twee walletjes te eten. Ze beseffen niet helemaal zonder God te kunnen, doch aan de andere kant willen ze het oude leven ook niet helemaal loslaten. Maar Jezus heeft gezegd: Niemand kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene haten en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere minachten. Mattheüs 6:24.
Hizkia was dan zo verstandig om radicaal te breken met de heerschappij van de vijand, de heerschappij van de koning van Assur, om God te kunnen dienen.
En nu wij toch 2 Koningen 18 hebben genoemd, kunnen we misschien nog even uit hoofdstuk 17 een voorbeeld geven van mensen die meenden God te dienen, maar die het niet radicaal deden. Daar lezen we dit: ... één van de priesters ... leerde hun, hoe zij de Here moesten vereren. Daarnaast maakt elk volk zijn eigen goden ... 2 Koningen 17:28,29. De Sefarvieten verbrandden hun kinderen voor ... de goden ... Daarnaast vereerden zij de Here ... 2 Koningen 17: 31,32. Zij vereerden de Here, maar bleven ook hun goden dienen ... vers 33. Zo vereerden deze volken de Here, en dienden tevens hun beelden. Vers 41.
2. Opwekking en een moment van zwakheid
Nu is het erg gemakkelijk om in de roes van een opwekking de vijand te tarten, maar ... In 2 Koningen 18:13 lezen we: In het veertiende jaar van koning Hizkia trok Sanherib, de koning van Assur, op tegen alle versterkte steden van Juda en bezette ze. Dan gebeurt er iets wat we van Hizkia niet verwacht zouden hebben: En Hizkia, de koning van Juda, zond tot de koning van Assur, naar Lachis, deze boodschap: Ik heb gezondigd; trek van mij weg; wat gij mij oplegt, zal ik opbrengen. 2 Koningen 18:14.
Dit was een zwak moment van Hizkia — en wie heeft die niet? Hizkia was een goede koning. Er staat zelfs van hem geschreven: Hij vertrouwde op de Here, de God van Israël; na hem was zijns gelijke niet onder al de koningen van Juda; noch ook onder hen die vóór hem geweest waren; hij hing de Here aan ... 2 Koningen 18:5,6.
Menselijk gezien had Hizkia ook wel reden om angstig te zijn. De hele wegvoering van de tien stammen in ballingschap had zich in zijn tijd voltrokken: In het vierde jaar van koning Hizkia ... trok Salmanéser, de koning van Assur, op tegen Samaria ... De koning van Assur voerde Israël in ballingschap naar Assur ... 2 Koningen 18:9,11.
Daarbij had Hizkia gezien hoe de koning van Assur nog vele andere volken verslagen had! Misschien heeft hij eerst wel gedacht: De Heer zal mij wel bewaren en de koning van Assur van mij afhouden. Ik heb immers zo voor Hem geijverd en een grote opwekking voor Hem bewerkstelligd! Maar het pakte heel anders uit. Sanherib trok op tegen alle versterkte steden van Juda en bezette ze. Hizkia moest toezien hoe de ene stad na de andere werd belegerd en ingenomen. Hij begreep er niets meer van. Het was alsof God helemaal niet meer bestond. — Kende men toen ook al een 'God is dood' theorie? — En uiteraard begreep Hizkia dat Jeruzalem ook aan de beurt zou komen.
Toen ging hij op de knieën. En hij 'bad' niet tot God, maar tot de vijand. Ik heb gezondigd; trek van mij weg ...
Toen legde de koning van Assur aan Hizkia, de koning van Juda, driehonderd talenten zilver op, benevens dertig talenten goud. Vers 14.
Tot welke ongelooflijke dingen zelfs een goed mens in een ogenblik van zwakheid kan komen, blijkt uit dat wat Hizkia deed: En Hizkia gaf al het zilver dat zich bevond in het huis des Heren en in de schatkamers van het koninklijk paleis. Vers 15.
En wat over alle grenzen heen ongelooflijk lijkt: Te dien tijde ontblootte Hizkia de deuren en de posten van de tempel des Heren, die Hizkia, de koning van Juda, had laten beleggen; en hij gaf het aan de koning van Assur. Vers 16. Ja, dit deed dezelfde Hizkia die, dadelijk na zijn troonsbestijging, de deuren van Gods huis geopend en hersteld had. 2 Kronieken 29:3. Te denken dat een goed mens het huis des Heren zo kon beroven, om Gods eigendom te schenken aan de vijand. Is het niet verbijsterend? En toch was dit lang niet zo erg als wat zoveel christenen tegenwoordig doen, namelijk hun geld, pardon, Gods geld uitgeven aan allerlei luxe, terwijl er vaak op de zendingsvelden dringende tekorten zijn.
De pogingen van Hizkia, om de koning van Assur af te kopen, bleken echter tevergeefs. Gelukkig maar! Want Sanherib trok ondanks alles tegen Jeruzalem op om de stad te veroveren. Pas toen alle menselijke pogingen, om zich de vijand van het lijf te houden, faalden, ging Hizkia zijn steun zoeken bij de Heer. Deze enorme crisis was nodig om hem weer zo ver te krijgen. Wat zou het dan een ramp geweest zijn als Sanherib niet was gekomen!
3. Opwekking en grove onvoorzichtigheid
We hebben reeds gezien hoe Hizkia, vóór de komst van Sanherib naar Jeruzalem, een aantal voorzorgsmaatregelen nam. De eerste was dat hij de bronnen buiten Jeruzalem liet dichtstoppen en het water naar de stad Davids leidde. Verder ging hij aan het werk om de muur te herstellen, torens te bouwen, wapens te smeden, enzovoorts.
Allemaal prachtig, maar waarom is hij er zo laat mee begonnen? Had hij niet begrepen dat elke opwekking vroeger of later — meestal vroeger! — leiden moet tot een tegenaanval? Heeft Hizkia, toen hij bezig was met de opwekking, geen erg gehad in de gehele afgebroken muur — zie 2 Kronieken 32:5. Had hij ook niet begrepen dat de koning van Assur het nooit nemen zou dat hij hem de dienst had opgezegd? Had hij niet begrepen dat deze alles op alles zou zetten om hem weer onder zijn macht te krijgen? Wat was er meer vanzelfsprekend dan dit?
Heeft hij zich zo eenzijdig geconcentreerd op de opwekking, dus op de verhouding tot de Heer, dat hij niet aan de andere kant van de strijd, aan de verhouding tot de vijand heeft gedacht? Maar doen veel christenen heden ten dage niet hetzelfde?
En toen zijn 'inlichtingendienst' meldde dat de vijand zich gemobiliseerd had en zelfs in aantocht was, heeft hij toen misschien begrepen dat het te laat was om alsnog een leger op de been te brengen en heeft hij daarom zijn heil gezocht langs de diplomatieke weg: het afkopen van de vijand?!
Het moet ook wel een heel bittere pil zijn geweest toen hij zag hoe de vijand het land binnenviel en hij hulpeloos moest toekijken, terwijl de ene na de andere stad van Juda ten prooi viel aan de koning van Assur! Hij kon niets doen om hen te helpen! Pas toen alle diplomatieke pogingen mislukten en het duidelijk werd dat de vijand tegen Jeruzalem op zou rukken en het een kwestie werd van erop of eronder, besloot Hizkia, met hulp van de Heer, de strijd aan te binden. Toen eindelijk begon hij een heel pakket maatregelen te treffen. Toen Jehizkia zag, dat Sanherib gekomen was met het plan tegen Jeruzalem te strijden, overlegde hij met zijn oversten en zijn helden ... 2 Kronieken 32:2,3.
Is het niet volkomen onbegrijpelijk, verbijsterend eigenlijk, dat zo'n goede koning als Hizkia zo'n grove onvoorzichtigheid kon begaan door zich niet van het begin af aan in te stellen op de strijd? Och, laten we oppassen niet al te veel kritiek te hebben op Hizkia. Feitelijk is het nog veel meer verbijsterend dat goede, gelovige mensen tegenwoordig precies hetzelfde doen. Elke keer opnieuw sta je versteld hoe roekeloos zulke mensen handelen ten opzichte van onze zoveel grotere vijand! Het aanvaarden van Christus als Heer van ons leven, is echt niets minder dan een regelrechte oorlogsverklaring aan de hele macht van de hel! En toch, en toch ... hoevelen gedragen zich niet alsof het christen zijn een picknick is in plaats van een totale oorlog?
Tactieken van de hel.
Hier hebben we dan ook de verklaring dat er van zo veel goed begonnen opwekkingswerk dikwijls zo betrekkelijk weinig overblijft. Het ontbreekt vaak niet aan enthousiasme en goede bedoelingen, doch veelal wel aan waakzaamheid. Evenals bij Hizkia! En hoeveel voorgangers hebben ooit echt een studie gemaakt van de tactieken van de hel?
Wapenrusting
Maar mogen we niet eenvoudig op de Heer vertrouwen dat Hij ons beschermen en bewaren zal? Nee, niet altijd! Hij heeft ons een prima wapenrusting gegeven. Als we die echter niet aandoen, hebben we geen enkel recht om op Zijn bescherming te rekenen. Al praten we nog zo vroom en al vertrouwen we zogenaamd nog zo op de Heer, we gaan toch onherroepelijk ten onder door de macht van de vijand! Die wapenrusting is absoluut noodzakelijk om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, onze taak geheel vervuld hebbende, stand te houden. Efeziërs 6:13.
Zou het niet een goed idee zijn om na te gaan of we ons werkelijk als soldaat van de Heer opgesteld hebben, Efeziërs 6:14, en of gordel, pantser, schoenen, schild, helm en zwaard allemaal echt aanwezig zijn en gebruikt worden? Daarbij natuurlijk niet te vergeten: ... aanhoudend bidden en smeken ...!
Hoofdstuk VIII
De vorige keer gingen we uit van de vraag hoe het komt dat zoveel opwekkingsbewegingen veelbelovend van start gaan, maar na enige tijd toch weer verzanden.
We zagen hoe Hizkia zich zo had geconcentreerd op de bouw van de tempel, dat hij geen aandacht had geschonken aan de bouw van de muur. Hij stond wel in de rechte verhouding tegenover de Heer, maar hij had zich bloot gegeven tegenover de vijand. We hebben ook gezien hoe deze grove nalatigheid bijna tot een catastrofe heeft geleid.
We gaan nu verder met de punten 4, 5 en 6 — reeds genoemd in hoofdstuk VII.
4. Opwekking en verdedigingsmaatregelen
5. Opwekking en vijandelijke propaganda
6. Opwekking en Gods weg tot overwinning
4. Opwekking en verdedigingsmaatregelen
Vertrouwen stellen in de Heer is uiteraard altijd goed, maar er bestaat ook een misplaatst vertrouwen. God heeft ons geroepen om soldaten te zijn in Zijn leger. Wanneer we nu met de armen over elkaar gaan zitten en vertrouwen dat de Heer ons tegen de vijand zal beschermen, dan is dat wel zeer misplaatst. Want waarvoor zijn we soldaten? Moeten we dan in angst leven? Nee, zeker niet! Als we op straat lopen, behoeven we niet bang te zijn. Maar als we niet uitkijken, gebeuren er wel degelijk ongelukken!
Hizkia heeft dan ook ervaren dat de Heer hem niet bewaard heeft voor een aanval van de vijand. En pas toen hij al zeer veel terrein verloren had, begon hij zich in te stellen op de strijd.
Hizkia's maatregelen waren:
- Het herstellen van de stadsmuur
- Het smeden van de nodige wapens
- Het stellen van krijgsoversten
- Het bemoedigen van zijn mensen
a. Het herstellen van de stadsmuur
Nu Hizkia door de aanval van de vijand wakker was geschud, ging hij grondig te werk. Met man en macht herstelde hij de gehele afgebroken muur, bouwde daarop torens en daarbuiten een andere muur. 2 Kronieken 32:5. Maar wat is voor ons de betekenis van een muur? In de eerste plaats is een muur uiteraard voor de verdediging. Wij staan in een totale oorlog tegen de machten der hel, al zijn zeer velen zich hier weinig of niets van bewust. De vijand echter is het zich wel volkomen bewust en hij loert 24 uur per dag om ook maar ergens een bres te vinden in onze verdediging!
In verband hiermee is een muur ook een duidelijke afscheiding, een demarcatielijn. Er moet een duidelijke afscheiding zijn tussen de mensen die van de Heer zijn en hen, die het niet zijn. Het is zeer de moeite waard om na te gaan hoe in Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium — en ook wel in latere boeken — Gods volk met zoveel klem verboden werd zich te vermengen met hen die de Heer niet kenden! We geven een enkele tekst hierover:
Waaraan zal anders geweten worden, dat ik en uw volk genade in uw ogen gevonden hebben, dan doordat Gij met ons meegaat? Immers daardoor zijn ik en Uw volk afgezonderd uit alle volken, die op de aardbodem zijn. Exodus 33:16.
Wanneer de Here, uw God, u in het land gebracht zal hebben, dat gij in bezit gaat nemen, en Hij voor u uit vele volken verdreven zal hebben ... dan zult gij hen volkomen met de ban slaan; gij zult met hen geen verbond sluiten en hun geen genade verlenen. Gij zult u ook met hen niet verzwageren; ... want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken ... Maar aldus zult gij met hen doen: hun altaren zult gij afbreken, hun gewijde stenen verbrijzelen, hun gewijde palen omhouwen en hun gesneden beelden met vuur verbranden. Want gij zijt een volk, dat de Here, uw God heilig is; ú heeft de Here, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren, om zijn eigen volk te zijn. Deuteronomium 7:1-6.
Om passages als deze op onszelf toe te kunnen passen, moeten we bedenken dat Israël een aards volk was en dat wij geroepen zijn een hemels volk te zijn, Israël een aardse verlossing kende en wij een hemelse, Israël een aards pelgrimschap had en wij een hemels, Israël daarom ook een aardse strijd te voeren had en wij een hemelse: een strijd in de hemelse gewesten, een strijd tegen de geestelijke machten der duisternis.
Eén van de allerbelangrijkste dingen in ons geestelijk leven is dan ook dat er een muur is tussen de geest waarin we leven en de geest van deze wereld. Om de tabernakel heen was er een hoge muur of liever een omheining van wit linnen. Om de tempel was er een muur. En om het nieuwe Jeruzalem is er een grote en hoge muur. Nu moeten we dit niet verkeerd opvatten. Er moet geen muur zijn tussen ons en andere mensen. Daarom schrijven ze zeer bewust: een muur tussen de geest ...
Jezus Zelf had veel contact met zondige mensen. De Farizeeën en schriftgeleerden morden daarom juist over Hem en zeiden: Deze ontvangt zondaars en eet met hen. Lucas 15:2. Maar Jezus stond innerlijk volkomen vrij van elke besmetting door hun wereld. Er stond, wat dat betreft, een hoge muur tussen.
En in 1 Corinthiërs 5: 9-11 maakt Paulus duidelijk dat, als men als christen geen contact mocht hebben met buitenstaanders die in zonde leven, men wel uit de wereld zou moeten gaan.
Een voorbeeld van de geest: Men kan in een kring komen of ook in een jeugdkamp waarin men aanvoelt dat de mensen dicht bij de Heer leven en verlangen om Hem beter te leren kennen. Maar je kunt ook in een zogenaamd christelijke groep komen, waar je echt misselijk van wordt — zo oppervlakkig, zo volkomen zonder iets van de Geest van Christus! Dan kan men er duizendmaal beter niet de naam christelijk aan geven. Het is antichristelijk! Door de hele Bijbel heen klinkt dan ook de boodschap dat we ons moeten wapenen tegen elke besmetting door de geest van de wereld. Wij zijn van een andere wereld. Het is diep in-tragisch hoe weinig dit door de meeste christenen wordt verstaan. Er is wel eens gezegd: een schip hoort in de zee, maar de zee hoort niet in het schip!
Hoe meer de kerk beïnvloed wordt door de geest van de wereld, des te minder invloed heeft zij op de wereld.
b. Het smeden van de nodige wapens.
Maar Hizkia deed meer dan de muur herstellen. Hij maakte werpspiesen en schilden in menigte. 2 Kronieken 32:5. Werpspiesen zijn vooral wapens voor de aanval en schilden meer voor de verdediging. Beide hebben we nodig, geestelijk gezien. Paulus spreekt van het zwaard des Geestes, dat is het woord van God en van het schild des geloofs. Het is niet voldoende om uit een dagboekje iets te lezen voor onze troost. We dienen het Woord van God te leren gebruiken als wapen in de strijd. Dit deed Jezus ook toen Hij verzocht werd door satan. Waarom bijvoorbeeld vallen zoveel gelovige mensen ten prooi aan de Jehova's getuigen en andere sekten? Is het niet omdat zij zich nooit echt bewapend hebben met Gods Woord? Ze hebben geen werpspies en geen schild! Daarom kunnen goede bijbelkringen zo nuttig zijn. Men moet zichzelf vanuit de Bijbel kunnen voeden, maar men moet zich ook met de Bijbel kunnen verdedigen. En niet te vergeten: men moet ook met Gods Woord kunnen aanvallen. Toen Jezus door de satan werd verzocht, heeft Hij tot drie keer toe geantwoord: Er staat geschreven. En daardoor heeft Hij de vijand overwonnen. Het woord van Christus wone rijkelijk in u. Colossenzen 3:16.
c. Het stellen van krijgsoversten.
Hizkia ging nog verder: Ook stelde hij krijgsoversten over het volk; 2 Kronieken 32:6. Uiteraard heeft een volk leiders, oversten, nodig. Maar het was oorlogstijd en daarom was het niet voldoende om gewone leiders te hebben — er moesten mensen komen die leiding konden geven in de oorlog, in de strijd! Het is een algemene klacht dat er in geestelijk werk altijd zo weinig mensen te vinden zijn die goed leiding kunnen geven. Een hoofdoorzaak is, dat er zo weinigen werkelijk naar streven volkomen voor de Heer te zijn. Men is christen, maar geen discipel! En omdat men er niet naar streeft volkomen voor de Heer te zijn, neemt men ook weinig moeite om Gods Woord ernstig te bestuderen. En hoe kan men leiding geven zonder Gods Woord te kennen? Het is echter ook mogelijk een behoorlijke kennis van de Bijbel te hebben, zonder dat men getraind is in de geestelijke strijd tegen demonische machten! Waarom staat er in het Oude Testament zo ontzaglijk veel over oorlog en strijd? Paulus vertelt ons: ... al wat namelijk te voren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven. Dus ook over die oorlogen. En er is vrijwel geen boek in heel het Oude Testament waarin niet van oorlog sprake is.
Hoevelen van onze geestelijke leiders tegenwoordig zijn werkelijk krijgsoversten? Hoevelen ervan hebben werkelijk de moeite genomen om een studie te maken van demonische tactieken? Openbaring 13:7. Hoevelen hebben bijvoorbeeld een boek gelezen zoals: 'War on the saints' (In het Nederlands' Jessy Penn-Lewis: Oorlog tegen de heiligen' ISBN: 978-90-8603-005-7), dat een verbijsterende onthulling is van de tactieken van de hel, zoals die ervaren werden in de 'ure van de macht der duisternis' na de grote opwekking destijds in Wales? Er is maar al te veel goedbedoeld, maar toch oppervlakkig enthousiasme, waarbij de zo nodige waakzaamheid ontbreekt en het de vijand erg gemakkelijk wordt gemaakt om binnen te dringen en Gods werk uit elkaar te slaan. Kijk maar eens naar al het vele werk dat zo goed werd begonnen en dat nu in diggelen ligt!
Maar, zal de Heer datgene wat eerlijk en oprecht voor Hem werd gedaan, niet beschermen? Niet als wij te oppervlakkig zijn om de lessen te leren die Hij in Zijn Woord gegeven heeft,bijvoorbeeld in de geschiedenis van Hizkia en zovelen meer, en ook de lessen die Hij Zijn gemeente door de jaren heen heeft willen leren. Als wij te oppervlakkig zijn om die te bestuderen, dan zal de Heer zeker toelaten dat ons werk weer kapot gaat. Dit is heel hard, maar waar! Misschien wordt het voor sommigen wel de tijd om wakker te worden, desnoods met een duchtige schok! Er is al veel te veel volkomen onnodig kapot gegaan.
d. Het bemoedigen van zijn mensen.
Ten slotte deed Hizkia nog iets heel belangrijks. Toen hij de muur hersteld, wapens gesmeed, en ook krijgsoversten aangesteld had, begon hij hun moed in te spreken: ... hij verzamelde hen bij zich op het plein van de stadspoort en sprak hen bemoedigend toe: Weest sterk en moedig, vreest niet en wordt niet verschrikt voor de koning van Assur en de gehele menigte die met hem is, want met ons is meer dan met hem. 2 Kronieken 32:6,7. Omdat de vijand altijd probeert te ontmoedigen, is het van groot belang elkaars vertrouwen in de Heer te versterken. Het is o zo gemakkelijk, ook zelfs als men Gods kind is, om de feiten van Zijn liefde en almacht uit het oog te verliezen — vooral als de druk van de vijand groot wordt. De Bijbel bevat dan ook bijzonder veel beloften en bemoedigingen. En hij is een grote zegen die de ogen van de mensen weet te richten op de grootheid en de liefde en de trouw van de Heer. Aangenomen natuurlijk dat men daadwerkelijk iets doet met de beloften en men ze niet gebruikt als hoofdkussen om op te gaan slapen! Wat staat er niet dikwijls in Gods Woord: Vreest niet.
Hoofdstuk IX
We gaan ditmaal zien hoe de vijand door alle mogelijke leugens en insinuaties poogt om ons geloof en ons moreel te ondermijnen.
In hoofdstuk VII hebben we het gehad over de navolgende punten, aan de hand van Hizkia's opwekking en de aanval van de koning van Assur:
1. Opwekking en opstand tegen de vijand
2. Opwekking en een moment van zwakheid
3. Opwekking en grove onvoorzichtigheid
Nadat de koning van Assur was opgetrokken en vele van de steden van Juda had bezet, ging hij zijn aandacht wijden aan de hoofdstad: Jeruzalem, waar Hizkia regeerde. In dit verband hadden we het in hoofdstuk VIII over:
4. Opwekking en verdedigingsmaatregelen
In dit hoofdstuk zal het gaan over:
5. Opwekking en vijandelijke propaganda
6. Opwekking en Gods weg tot overwinning
5. Opwekking en vijandelijke propaganda
In 2 Kronieken 32, maar uitvoeriger nog in 2 Koningen 18 en 19, lezen we van wat misschien het hevigste woordenbombardement is geweest dat Jeruzalem ooit heeft ondergaan. Althans in zoverre de Bijbel dat vermeldt.
We nemen ons tekstenmateriaal uit 2 Koningen.
De gevechtswaarde van een leger is in grote mate afhankelijk van het moreel van de troepen. Daarom is het in oorlogstijd een geliefde tactiek om te trachten het moreel van de vijand te ondergraven. En er is niemand die daar meer gebruik van maakt in zijn strijd tegen ons, dan de satan zelf. Er zijn weinig wapenen waarmee hij meer succes heeft!
Sanherib, de koning van Assur, deed alle moeite om Hizkia ertoe te bewegen zich zonder slag of stoot over te geven en hij gebruikte daarbij al zijn overredingskracht. Maar waarom deed de koning van Assur dit? Achtte hij zichzelf niet sterk genoeg om door een openlijke strijd van Hizkia te winnen? O, zeker wel. Maar als Hizkia zich zonder strijd gewonnen had gegeven, dan had het hem wel moeite, tijd en manschappen bespaard. Het zou betekend hebben dat hij des te sneller en zonder verlies aan manschappen tegen een andere vijand de strijd had kunnen aanbinden. En wanneer het de koning van Assur gelukt was om Hizkia zonder strijd op de knieën te krijgen, dan had hij tegen de volgende vijand gezegd: Zelfs de koning van Juda heeft het niet gewaagd om mij te weerstaan — hoe zou jij het dan kunnen?
Laten we nooit vergeten dat als wij vallen, we de oorzaak kunnen zijn dat ook anderen vallen. We denken zo vaak alleen aan ons zelf, maar elke soldaat aan het front die deserteert, maakt het daardoor moeilijker voor zijn kameraden!
Wat doet de vijand dan om ons moreel te verzwakken en ons uit te schakelen? De koning van Assur deed het op de volgende manieren:
- Door beangst te maken met machtsvertoon
- Door twijfel te zaaien over het geloof
- Door vertrouwen op mensen te insinueren
- Door de leider in diskrediet te brengen
- Door Gods volk op hun zwakheid te wijzen
- Door zich voor te doen als Gods werktuig
- Door het geloof te betitelen als bedrog
- Door te wijzen op het falen van anderen
- Door een goedkopere weg te suggereren
a. Door beangst te maken met machtsvertoon
Daarna zond de koning van Assur ... een sterke legermacht naar Jeruzalem, tot koning Hizkia. 2 Koningen 18:17. Deze legermacht was niet in eerste instantie bedoeld om tegen Hizkia te strijden, maar om hem de stuipen op het lijf te jagen. Het zien ervan moest het woordenbombardement kracht bijzetten! Bij ons werkt de vijand ook zo. Hij zoekt ons ervan te overtuigen dat de macht van de zonde in ons leven zo sterk is, dat we nooit tot een werkelijk overwinningsleven zullen kunnen komen. 'Je blijft toch maar zondaar' is zijn zeer geslaagd devies! En als het hem gelukt om ons zo te demoraliseren, dan zullen we inderdaad nooit een werkelijk overwinningsleven bereiken.
b. Door twijfel te zaaien over het geloof
Het woordenbombardement van Sanherib begon aldus: Zo spreekt de grote koning, de koning van Assur: wat is dat voor een vertrouwen, dat gij koestert? Gij meent zeker, dat louter lippentaal voor beleid en kracht tot strijden kan doorgaan. 2 Koningen 18:19,20.
Een zeer geliefde tactiek van de vijand is om ons meer bezig te doen zijn met ons geloof, dan met de Heer zelf! Men gaat zich afvragen of men werkelijk gelooft, men gaat zich afvragen of het allemaal maar niet lippentaal is, niets meer dan loze kreten waaraan men zich optrekt. Anderen daarentegen geloven heel vast in hun eigen geloof! In beide gevallen is de vijand tevreden.
c. Door vertrouwen op mensen te insinueren
Op wie vertrouwt gij toch, dat gij tegen mij in opstand komt? Nu dan, zie, gij vertrouwt op die geknakte rietstaf, op Egypte, die, als iemand daarop steunt, hem in de hand dringt en ze doorboort ... 2 Koningen 18:20,21.
Dit was een gemene insinuatie! Men deed het voorkomen dat het vertrouwen op mensen was gesteld en niet alleen op de Heer. — We laten helemaal in het midden of hier soms niet een grond van waarheid in school, althans bij sommigen. — Zo zet de vijand alles op alles om ons te doen twijfelen aan de basis van ons geloof.
d. Door de leider in diskrediet te brengen
En als gij tot mij zegt: Wij vertrouwen op de Here, onze God — is Hij niet dezelfde, wiens offerhoogten en altaren Hizkia heeft verwijderd ... 2 Koningen 18:22.
De implicatie is: jullie vertrouwen wel op de Heer, maar jullie leider, Hizkia, is niet werkelijk een dienstknecht van Hem — zo kun je nooit hulp van de Heer verwachten. Vooral bij jonggelovigen zie je dikwijls dat ze hun vertrouwen in de Heer mede afhankelijk stellen van het vertrouwen in hun geestelijke leiders. Als de leider faalt, dan verliezen ze niet alleen hun geloof in hem, maar tegelijk in de Heer.
e. Door Gods volk op hun zwakheid te wijzen
... ga toch een weddenschap aan met mijn heer, de koning van Assur: ik zal u tweeduizend paarden geven, indien gij van uw kant de ruiters daarop geven kunt. Hou zoudt gij ooit een aanval kunnen afslaan van één enkele landvoogd, een van de geringste dienaren van mijn heer? 2 Koningen 18:23,24.
Er zijn weinig dingen waar de vijand meer succes mee heeft dan met het wijzen op onze eigen zwakheid, onze eigen machteloosheid. Het is moeilijk om deze les te leren: Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome. Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden ... 2 Corinthiërs 12:9,10.
Er is ook nog een andere kant! Zonder te zeggen dat alle zwakheid en ziekte direct van de vijand komen, is het toch wel waar dat we maar al te vaak iets aanvaarden als van de Heer, terwijl het iets is dat weerstaan moest worden in het geloof!
f. Door zich voor te doen als Gods werktuig
Ben ik dan zonder de wil des Heren opgetrokken tegen deze plaats om haar te verwoesten? De Here heeft mij gelast: trek op tegen dit land en verwoest het! 2 Koningen 18:25. Dit was wel een heel bijzondere onbeschaamdheid en ook gemeenheid. Het toont aan hoe de vijand heel goed de 'tale Kanaäns' kan hanteren. Het zou dan ook gemakkelijk zijn geweest om hierop te reageren met: Nu ja, als het de wil van de Heer is, dan zullen we er ons maar aan moeten onderwerpen!' Dit is een goed voorbeeld van hoe vrome geesten wel werken en ook een voorbeeld van iets dat zeer beslist weerstaan moet worden.
g. Door het geloof te betitelen als bedrog
Hoort het woord van de grote koning, de koning van Assur! Zo zegt de koning: laat Hizkia u niet bedriegen ... En laat Hizkia u niet op de Here doen vertrouwen ... Luistert niet naar Hizkia ... Maar luistert niet naar Hizkia, want hij misleidt u ...2 Koningen 18:28- 32.
Het is altijd het werk van de vijand om zwart wit te noemen en wit zwart. We worden herinnerd aan de woorden van de Farao: Het werk dezer mannen moet worden verzwaard, zodat zij daarmee bezig zijn en geen aandacht schenken aan leugentaal. Exodus 5:9. Het lukt de vijand maar al te dikwijls om mensen zo ver te krijgen dat ze bewust hun oren sluiten voor de waarheid van God.
h. Door te wijzen op het falen van anderen
Heeft soms één van de goden der volken zijn land ooit kunnen redden uit de macht van de koning van Assur? Waar zijn de goden van Hamath en Arpad, waar de goden van Sefarvaïm, Hena en Ivva? Hebben zij soms Samaria uit mijn macht gered? Wie waren er onder al de goden der landen, die hun land uit mijn macht hebben gered, dat de Here Jeruzalem uit mijn macht zou kunnen redden? 2 Koningen 18:33-35.
Wanneer iemand een goed begin heeft gemaakt maar op een gegeven ogenblik er niet meer tegenop kan en de boel erbij laat zitten, dan is dat zeker een winstpunt voor de vijand. Maar wanneer anderen er zo door ontmoedigd worden dat ze de boel ook maar overboord gooien, dan houdt dat helemaal een grote overwinning in voor de duivel! Daarom probeert hij de één ten val te brengen om zo ook met anderen zijn doel te bereiken. Als langs de kust, in een donkere nacht, enkele vuurtorens uitdoven, is het dan het beste om ook de rest maar te doven?
i. Door een goedkopere weg te suggereren
Luistert niet naar Hizkia, want zo zegt de koning van Assur: Brengt mij hulde en geeft u aan mij over, dan zal ieder mogen eten van zijn wijnstok en van zijn vijgeboom, en het water van zijn put mogen drinken, totdat ik kom en u meevoer naar een land als het uwe, een land van koren en most, een land van brood en wijngaarden, een land van olijfbomen, olie en honig; zo zult gij leven en niet sterven. 2 Koningen 18:31,32.
Dit moet een bijzonder zware verzoeking zijn geweest want iedereen begreep maar al te goed wat de woorden leven en niet sterven inhielden! De koningen van Assur behandelden de mensen die zich niet vrijwillig overgaven, op een bijzonder wrede wijze! Was het dan niet beter geen risico's te nemen? Nu nog kon men zijn leven redden! Dan liep men geen gevaar een ontzettende prijs te moeten betalen. Het komt wel voor dat mensen — onnodig - geestelijk in een vreselijke kramp hebben geleefd, totdat ze het niet meer houden konden. Toen hebben ze alles maar overboord gegooid, waarna ze gezegd hebben: Nu heb ik tenminste rust. Ze hebben de goedkopere weg gekozen! Maar hoelang die rust wel duurt? Maar al te vaak blijkt goedkoop ten slotte duurkoop te zijn. Werd ook Jezus niet door de satan verzocht om de goedkopere weg te gaan? Indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt ... De goedkopere weg is altijd de weg die ergens langs het kruis heen voert ...
6. Opwekkingen en Gods weg tot overwinning
Hizkia en de zijnen hebben deze uitdaging van de koning van Assur helemaal niet lichtvaardig en in een hallelujastemming opgenomen. Toen kwamen ... Eljakim ... Sebna ... en ... Joah ... met gescheurde klederen tot Hizkia en zij brachten hem de woorden van de maarschalk over. 2 Koningen 18:37. Zodra koning Hizkia deze hoorde, scheurde hij zijn klederen, bedekte zich met een rouwgewaad en ging het huis des Heren binnen. 2 Koningen 19:1.
Jaren tevoren had hij de deuren van datzelfde huis geopend, opdat het volk er binnen kon gaan om de Heer met blijdschap te dienen. Nu ging hij er zelf op een moment van grote benauwdheid binnen. In plaats van zich aan zijn vijand over te geven, zoals die wenste, zocht hij het aangezicht van God. In onze tijd is het huis des Heren de gemeente van Christus. En het is een groot voorrecht wanneer we in een levende gemeente zijn waarheen we kunnen gaan in ogenblikken van grote benauwdheid.
Hizkia deed nog iets: Ook zond hij ... Eljakim, ... Sebna en de oudsten der priesters, bedekt met rouwgewaden, tot de profeet Jesaja ... Zij zeiden tot hem: Zo zegt Hizkia: deze dag is een dag van benauwdheid, straf en smaad; ... Wellicht hoort de Here, uw God, al de woorden van de maarschalk, waarmee zijn heer, de koning van Assur, hem gezonden heeft om de levende God te honen ... 2 Koningen 19:2-4. Zo schakelde Hizkia Gods dienaar in en vroeg om voorbede. En Gods antwoord was: Zo zegt de Here: vrees niet voor woorden die gij gehoord hebt, waarmee de hovelingen van de koning van Assur Mij gelasterd hebben. 2 Koningen 19:6. De koning van Assur waagt nog een tweede poging om Hizkia tot een vrijwillige overgave te bewegen. Hij zendt een brief. Hizkia nam de brief uit de hand der gezanten en las hem. Toen ging Hizkia op naar het huis des Heren, spreidde hem uit voor het aangezicht des Heren, en bad voor het aangezicht des Heren en zeide: ... 2 Koningen 19: 14,15. Het was de tweede maal in dit verband dat Hizkia opging naar Gods huis. En nu lezen we wat hijzelf daar bad. Hierbij valt een drietal punten bijzonder op:
In de eerste plaats dat hij niet maar in paniek om hulp bidt en smeekt, maar dat hij begint met God te aanbidden in Zijn grootheid. Here, God van Israël, die op de cherubs troont, Gij, Gij alleen zijt God over alle koninkrijken der aarde ... 19:15. Bij al zijn eigen zwakheid en ellende, houdt hij het oog gericht op de grootheid van God en ziet hij God als: over alle koninkrijken der aarde, dus ook over de koning van Assur. En als wij, in benauwde ogenblikken, ook tot Hem kunnen gaan, met de visie van Zijn grootheid boven alle machten der hel, dan is dat een goed uitgangspunt.
In de tweede plaats ziet Hizkia de uitdaging van de koning van Assur niet slechts als een uitdaging aan hemzelf, maar zoals hij in zijn gebed zegt: Neig, Here, Uw oor en hoor; open, Here, Uw ogen en zie; hoor de boodschap, die Sanherib heeft gezonden om de levende God te honen. 19:16. Wanneer wij in zulke ogenblikken niet alleen denken aan onszelf, maar bidden in het besef dat de naam van God wordt gehoond, dan zijn we werkelijk op de goede weg!
In de derde plaats het volgende. Aan het eind van zijn gebed zegt Hizkia: Nu dan, Here, onze God, verlos ons uit zijn macht; dan zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, Here, alleen God zijt. 19:19. Behalve dat hij God aanbidt in Zijn grootheid en beseft dat Zijn Naam wordt gehoond, ziet hij heel deze benauwdheid als een geweldige kans voor de Heer om Zijn Naam bekend te maken onder alle volken der aarde — een machtig getuigenis dus!
Ook op dit gebed krijgt Hizkia antwoord van God: Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia deze boodschap: Zo zegt de Here, de God van Israël: wat gij tot Mij gebeden hebt betreffende Sanherib, de koning van Assur, heb Ik gehoord. 19:20
We zien dan hoe de Heer zelf ingrijpt. Zonder dat Hizkia een vinger hoeft uit te steken, wordt zijn vijand verslagen en moet deze, na al zijn gepoch, met een beschaamd gezicht huiswaarts keren. De Heer had weer eens het gebed van de Zijnen verhoord en Zijn Naam verheerlijkt tegenover Zijn tegenstander!
Dit waren dan drie zeer belangrijke punten die ons de weg tot overwinning wijzen in zulke moeilijke omstandigheden:
- een visie op Gods majesteit en heerlijkheid
- een diep besef dat het gaat om de eer van God
- een verlangen naar een wereldwijd getuigenis.
Nawoord.
Hiermee beëindigen we deze studie over Hizkia. Niet omdat er niets meer over te zeggen zou zijn. Integendeel! En er moet toch ook wel iets overblijven voor de lezers om zelf uit te diepen. Zie ook Jesaja 36-39.
Hier is een voorstel: bestudeer zelf eens, op de zelfde manier, de opwekking van Josia in 2 Koningen 22, 23 en in 2 Kronieken 34 en 35.
Gods rijkste zegen daarbij toegewenst.
Sidney S. Wilson (1974)
« vorige bijbelstudie — volgende bijbelstudie »